Compare proclamation with translation

Other translations:

Serving in love.... light transmission.... sun light bearer....

Everything in the universe serves the being for higher development, but what has reached the degree of maturity is completely independent of every work of creation. The purpose of every work of creation is to lead imperfect spiritual substances towards perfection, i.e. to present them with tasks whose fulfilment signifies spiritual progress. And these tasks will always be understood as serving in love. But now the works of creation are of different kind, and therefore also the respective tasks must be of different kind, i.e., the being will have to carry out that activity, which earns it spiritual progress. And therefore the different works of creation are completely different from each other both in their design as well as in their conditions of stay, but always adapted to the degree of maturity of the beings inhabiting them. The more willing the being is to submit to God's will in serving activity the greater tasks are set for it and the sooner it is allowed to take those creations as its abode where a high spiritual level lets this abode become a beautiful and blissful one. For a conscious service in love will also mean a walk in the light and this will always trigger a state of happiness. But serving in love consists of the being wanting to pass on the abundance of light.... but light is knowledge.... thus the being walking in spheres of light imparts its knowledge to the as yet ignorant beings and thus, as it were, irradiates the beings lacking light with its light. Thus, light-giving creations must always be in a certain connection with lightless creations.... the lightless creations must be dependent on those that radiate light, and in this respect the beings of one work of creation serve the beings of the other. The process of light transmission is therefore actually a transmission of knowledge, but it appears externally through the emission of light and luminosity to lightless works of creation. The emanation of light is a perpetual activity of the beings capable of light insofar as they send the light in the form of thoughts to the still ignorant beings, but every thought is light and strength, however, it does not need to be accepted by the being in need of light either, thus the transmission of light cannot be carried out and the state of darkness continues to exist. The beings of such works of creation, to whom the light does not penetrate because they do not desire it, are still very distant from God, their knowledge is small and their will towards God very weak, and the beings already dwelling in the light have no power to force them to accept the light. Consequently, their abundance of light predominantly illuminates those works of creation whose inhabitants turn towards the light, who desire the wisdom from God and who therefore willingly allow themselves to be instructed and thus accept light in the form of spiritual knowledge. The teaching activity of such beings, who therefore inhabit luminous creations, is now to a certain extent also the explanation for the light radiation from such celestial bodies.... A luminous body, a sun, will always illuminate countless non-luminous creations, and this is an activity of love by the beings in the beyond, which are already highly mature and want to pass on the light they are constantly allowed to receive to the beings still walking in darkness, which therefore inhabit creations which correspond to their spiritual state, i.e. which are still far from being light bearers themselves but receive light and luminosity from other works of creation....

Amen

Translator
Translated by: Doris Boekers

Dienen in liefde – Lichtoverdracht – De zon is een lichtdrager

Alles in het heelal dient het wezen tot de opwaartse ontwikkeling, maar wat de graad van rijpheid bereikt heeft, is volledig onafhankelijk van wat voor scheppingswerk dan ook. Elk scheppingswerk heeft het doel om onvolmaakt geestelijks naar de volmaaktheid te leiden. Dat wil zeggen taken te geven, waarvan de vervulling geestelijke vooruitgang betekent. En steeds zal onder deze taken een dienen in liefde te begrijpen zijn.

Maar nu zijn er verschillende soorten scheppingswerken en zodoende moeten ook de taken van dat ogenblik uiteenlopend zijn. Dat wil zeggen dat het wezen die werkzaamheid moet verrichten, die hem geestelijke vooruitgang oplevert. En daarom zijn de verschillende scheppingswerken geheel afwijkend van elkaar, zowel in hun gedaante, alsook in hun verblijfsomstandigheden, maar steeds aan de rijpheidsgraad van het hun bewonende wezen aangepast.

Hoe bereidwilliger het wezen is om zich door dienende activiteiten in de wil van God te schikken, des te grotere taken worden hem gegeven en des te eerder mag het deze schepping als verblijfplaats nemen, waar een hoog geestelijk niveau dit verblijf tot een aangenaam en gelukzalig verblijf laat worden. Want een bewust dienen in liefde zal ook een verandering in licht betekenen en dit zal steeds een gelukstoestand veroorzaken. Maar het dienen in liefde bestaat hierin, dat het wezen de volheid van licht door wil geven.

Maar licht is kennis, dus geeft het zich in lichtsferen bevindende wezen zijn kennis aan de nog onwetende wezens en beschijnt zodoende de wezens, die het nog aan licht ontbreekt, met zijn licht. Zo moeten dus steeds lichtgevende scheppingen in een bepaald verband staan met scheppingen, die zonder licht zijn. De scheppingen die zonder licht zijn, moeten afhankelijk zijn van degenen, die licht uitstralen en in dit opzicht dienen de wezens van het ene scheppingswerk de wezens van het andere scheppingswerk.

Het gebeuren van de lichtoverdracht is zodoende een overdragen van kennis, dat echter uiterlijk zichtbaar wordt door de afgifte van licht en lichtkracht aan scheppingswerken, die arm zijn aan licht. De uitstraling van het licht is in dit opzicht voortdurende werkzaamheid van de wezens die in staat zijn licht over te dragen, als deze wezens het licht in de vorm van gedachten naar de nog onwetende wezens sturen. Elke gedachte is licht en kracht, maar dit hoeft niet door het wezen dat licht nodig heeft, opgenomen te worden. De lichtoverdracht kan dan dus niet uitgevoerd worden en de duistere toestand blijft bestaan.

De wezens van zulke scheppingswerken, tot wie het licht niet doordringt omdat ze er niet naar verlangen, zijn nog ver van God verwijderd. Hun kennis is gering en hun wil naar God is heel zwak en de al in het licht verblijvende wezens hebben geen macht om hen tot het aannemen van het licht te dwingen. Zodoende beschijnen ze met hun volheid van licht overwegend deze scheppingswerken, waarvan de bewoners zich naar het licht toekeren. Die naar de wijsheid uit God verlangen en die zich daarom bereidwillig laten onderwijzen en zodoende licht in de vorm van geestelijke kennis aannemen.

De onderwijsactiviteiten van zulke wezens, die dus scheppingen bewonen die in staat zijn om licht over te dragen, zijn nu in zekere zin ook de verklaring voor de lichtstraling van zulke sterren. Steeds zal een lichtgevend lichaam, een zon, talloze niet-lichtgevende scheppingen beschijnen en dit is een werkzaam zijn in liefde van de wezens in het hiernamaals, die al een hogere rijpheidsgraad hebben en het licht, dat ze voortdurend mogen ontvangen, weer af willen geven aan de wezens, die zich nog in de duisternis bevinden. Die dus scheppingen bewonen die met de geestelijke toestand overeenkomen. Dat wil zeggen dat ze er zelf nog ver verwijderd van zijn om lichtdrager te zijn, maar licht en lichtkracht van andere scheppingswerken toegezonden krijgen.

Amen

Translator
Translated by: Peter Schelling