Und ihr könnet alle frohlocken, denn der Herr ist auferstanden von den Toten.... So erklang es im Reiche der Geister sowie auch bei den Meinen, denen Ich am dritten Tage erschienen bin, als Ich das Grab verlassen hatte und Mich Meinen Jüngern zeigte.... In ihre Herzen war tiefe Wehmut eingezogen, denn sie hatten das verloren, was all ihr Inhalt gewesen war in der Zeit, da sie mit Mir wandelten auf Erden. Sie hatten Mich verloren, wie sie glaubten, für ewig an den Tod, denn sie wollten und konnten es nicht glauben, daß Ich auferstehen würde von den Toten, auch wenn Ich zuvor sie darauf aufmerksam gemacht hatte. Die Jünger waren noch genauso irdisch gebunden, und die Realität der irdischen Welt ernüchterte sie, und Furcht und Jammer hatte sie erfaßt in so hohem Maße, daß Ich sie trösten und stärken wollte und darum ihnen erschienen bin nach Meiner Auferstehung.... Ihnen hatte Ich den Auftrag gegeben, hinauszugehen in die Welt und Mich zu verkünden, d.h., Meine göttliche Liebelehre zu verbreiten und den Menschen Kunde zu geben von dem Erlösungswerk, das Ich für alle Menschen vollbracht hatte.... Um diese Mission aber ausführen zu können, mußten sie voll überzeugt sein von der Wahrheit dessen, was sie künden sollten.... Und zu dem Erlösungswerk gehörte auch Meine Auferstehung, die erst das Werk der Erlösung krönte, denn die Menschen sollten erfahren, daß Ich den Tod besiegt hatte, daß es ewig keinen Tod mehr zu geben braucht für den, der in Meiner Nachfolge geht, der in den Segen Meines Erlösungswerkes kommen will und der also ein Leben führt, wie Ich es auf Erden geführt habe. Dieser also braucht keinen Tod mehr zu fürchten, weil Ich den Tod besiegt habe und also auch den, der ihn in die Welt gebracht hatte. Und darum ist Meine Auferstehung den Menschen-sichtbar vor sich gegangen, d.h., auch nur denen konnte Ich sichtbar erscheinen, deren Reifegrad es erlaubte, daß sie Geistiges schauen konnten, denn Mein Leib war geistig, es war nicht mehr der Fleischleib, der deshalb auch nur denen schaubar sein konnte, die schon die geistige Sehe besaßen und denen Ich darum auch Meine Auferstehung angekündigt hatte. Daß Mein Grab leer war, brachte wohl auch die anderen Menschen zum Erstaunen, doch sie suchten sich alle andere Erklärungen als die, daß Ich auferstanden bin von den Toten.... Und es wird diese Lehre eben immer einen "Glauben" fordern, den aber auch alle Menschen gewinnen können, wenn sie freiwillig unter Mein Kreuz kommen, wenn sie zu denen gehören wollen, für die Ich den bittersten Tod am Kreuz gestorben bin. Der Glaube an Mich und Mein Erlösungswerk schließt auch gleichzeitig den Glauben an Meine Auferstehung ein, weil eine durch Mein Blut erlöste Seele auch schon die Gewißheit eines unzerstörbaren Lebens in sich hat.... Die Jünger waren noch nicht von Meinem Geist erfüllt, in ihnen war es nach Meiner Kreuzigung noch dunkel, weil die Angst in ihnen, die menschlich war, kein Licht zuließ. Und ihnen kam Ich zu Hilfe durch Mein sichtliches Erscheinen, das dann aber auch übermächtig sie überzeugte und froh und selig werden ließ, so daß nun ihnen ihre Mission leicht ausführbar dünkte und sie nun mit erhöhter Kraft sich einsetzen wollten für die Verkündigung Meiner Lehre und Meines Kreuzestodes nebst Meiner Auferstehung. In den Tagen nach Meiner Auferstehung konnte Ich Meinen Jüngern sofort Kraft zuleiten, denn die Erlösung auch dieser Seelen war nun vorangegangen, und sie konnten sich schon frei machen von ihrem bisherigen Herrn, und ohne Scheu traten sie dann ihr Verkünderamt an, denn sie wußten es, daß sie nun nicht mehr sterben konnten oder nur noch dem Leibe nach, daß sie aber in Meinem Reich weiterleben würden, und so hatte auch für sie der Tod nun seine Schrecken verloren.... Der Akt der Auferstehung war also gleichsam erst eine Hilfestellung für die Meinen, die Ich in größter seelischer Not zurückgelassen hatte, weil deren Glaube doch noch nicht die Festigkeit hatte, die nötig war für ihren Auftrag, Mein Wort hinauszutragen in die Welt.... Sie aber sollten an Meiner Statt reden, und sie sollten daher auch nun diesen überzeugten Glauben haben, der nur ihre volle Erlösung voraussetzte, dann aber auch unwiderlegbar bei allen Meinen Jüngern vorhanden war, so daß sie Mir wahrlich getreue Ausbreiter Meiner Lehre sein konnten, als nun ihre Mission begann....
Amen
ÜbersetzerEn u zult allen kunnen jubelen en juichen, want de Heer is opgestaan uit de dood. Zo klonk het in het rijk der geesten, evenals bij de mijnen aan wie Ik op de derde dag ben verschenen toen Ik het graf had verlaten en aan mijn discipelen verscheen. Diepe droefheid was hun harten binnengetrokken, want ze hadden dat verloren wat heel hun inhoud was geweest in de tijd waarin ze met Mij op aarde wandelden. Ze hadden Mij, zoals ze meenden, voor eeuwig verloren aan de dood, want ze wilden en konden het niet geloven dat Ik zou opstaan uit de dood, hoewel Ik ze tevoren daarop opmerkzaam had gemaakt. De discipelen waren nog net zo aards gebonden en de realiteit van de aardse wereld ontnuchterde hen en vrees en jammer had hen in zo grote mate te pakken dat Ik ze wilde troosten en sterken en daarom aan hen ben verschenen na mijn verrijzenis. Ik had hun de opdracht gegeven uit te gaan in de wereld om Mij te verkondigen, dat wil zeggen mijn goddelijke leer van de liefde te verbreiden en de mensen in kennis te stellen van het werk van verlossing dat Ik voor alle mensen had volbracht. Maar om deze missie uit te kunnen voeren moesten ze volledig overtuigd zijn van de waarheid van datgene wat ze moesten verkondigen.
En tot het verlossingswerk behoorde ook mijn verrijzenis die pas het werk van verlossing bekroonde. Want de mensen moesten vernemen dat Ik de dood had overwonnen, dat er eeuwig geen dood meer hoeft te zijn voor degene die Mij navolgt, die de zegen van mijn verlossingswerk wil ontvangen en die dus een leven leidt zoals Ik het op aarde heb geleid. Deze hoeft dus geen dood meer te vrezen, omdat Ik de dood heb overwonnen en dus ook degene die hem in de wereld had gebracht. En daarom is mijn verrijzenis zichtbaar voor de mensen gebeurd, dat wil zeggen: alleen aan hen, wier graad van rijpheid het mogelijk maakte dat ze geestelijk konden zien, kon Ik ook zichtbaar verschijnen. Want mijn lichaam was geestelijk, het was niet meer het vleselijke lichaam, dat daarom ook alleen zichtbaar kon zijn aan hen, die al het geestelijk gezicht bezaten en aan wie Ik daarom ook mijn verrijzenis had aangekondigd.
Dat mijn graf leeg was deed ook wel de andere mensen verbaasd staan, maar ze zochten allerlei andere verklaringen dan die, dat Ik ben opgestaan uit de dood. En deze leer zal juist steeds een "geloof" vragen, dat echter ook alle mensen kunnen verkrijgen wanneer ze vrijwillig onder mijn kruis komen, wanneer ze tot diegenen willen behoren voor wie Ik de bitterste dood aan het kruis gestorven ben. Het geloof in Mij en mijn verlossingswerk sluit ook tegelijkertijd het geloof in mijn verrijzenis in, omdat een door mijn bloed verloste ziel al de zekerheid van een onvernietigbaar leven in zich heeft.
De discipelen waren nog niet vervuld van mijn geest. In hen was het na mijn kruisiging nog donker omdat de angst in hen, die menselijk was, geen licht toeliet. En Ik kwam ze te hulp door mijn zichtbaar verschijnen, dat hen dan echter ook alles overheersend overtuigde en blij en gelukkig deed worden, zodat hun missie hun nu gemakkelijk uitvoerbaar leek en ze zich nu met nog meer kracht wilden inzetten voor de verkondiging van mijn leer en mijn kruisdood, samen met mijn opstanding. In de dagen na mijn verrijzenis kon Ik mijn discipelen direct kracht doen toekomen, want de verlossing, ook van deze zielen, had nu plaatsgevonden en ze konden zich al losmaken van hun heer tot nu toe. En zonder schroom begonnen zij toen aan hun taak om te verkondigen, want ze wisten dat ze nu niet meer konden sterven, of alleen nog lichamelijk, dat ze echter in mijn rijk verder leven. En zo had ook voor hen de dood zijn verschrikking verloren.
De daad van de verrijzenis was dus als het ware pas een hulp voor de mijnen, die Ik in de grootste zielennood had achtergelaten omdat hun geloof toch nog niet de standvastigheid had die nodig was voor hun opdracht, mijn woord uit te dragen in de wereld. Ze moesten echter in mijn plaats spreken en ze moesten daarom nu ook dit overtuigd geloof hebben dat toch hun volledige verlossing vooropstelde, maar dan ook onweerlegbaar bij al mijn discipelen aanwezig was, zodat ze waarlijk getrouw mijn leer konden verbreiden toen nu hun missie begon.
Amen
Übersetzer