Die Segnungen eines tiefen Glaubens werden die Menschen spüren, so sie in großer Not sind.... Wenn sie irdisch ohne Hilfe sind und sich im Vertrauen an die Göttlichkeit wenden, so ist ihr Glaube allein der Anker, der sicherste Rettung verheißt, und {so} es weiß der Mensch nicht, wieweit er oft selbst Anlaß ist, daß seiner Bitte um Hilfe entsprochen werde.... denn der mangelnde Glaube gefährdet die Erfüllung seines Gebetes, während ein fester, unerschütterlicher Glaube schon die Erfüllung in sich selbst ist, denn die an den Herrn glauben, sind Seine rechten Kinder, denen der Vater nichts versagt und somit leiblich und geistig ihren Bitten Gehör schenkt.... Es wird ein gläubiges Erdenkind auch nimmer seinen eigenen Willen voransetzen, sondern in allem Bitten und Flehen sich dem göttlichen Willen unterstellen und dankbar und ergeben alles aus des Vaters Hand entgegennehmen.... Und diesen lohnet der Herr ihren Glauben und läßt sie in Not und Elend nicht verlassen und hilflos. Und nun vermag der Mensch auch zu ermessen, daß ebendie Glaubenslosigkeit immer fühlbarer die irdische Not zeitigt.... er wird verstehen, daß die scheinbare Härte und Lieblosigkeit der Gottheit, die also auch Anlaß ist, daß der Mensch oft die Gottheit überhaupt ablehnt.... von der Menschheit selbst heraufbeschworen ist.... daß der Gott der Liebe nicht das Gebet derer erhören kann, die nicht tief gläubig bitten, sondern nur versuchsweise fordern, daß ihren Wünschen Rechnung getragen werde.... Es wäre dies eine Gefahr für den Menschen, denn es würde immer nur die Überheblichkeit, Glaubenslosigkeit und das rein materielle Denken fördern, anstatt zu vermindern, und in geistiger Beziehung nur verderbend sich auswirken; und so nicht der Mensch die Kraft des Glaubens erkennt und an sich selbst verspüret, bleibt ihm auch die geistige Frage ungelöst, denn er fasset erst, so er glaubet. Es sind geistige Ergebnisse irdisch nicht zu belegen, und nur der tiefe Glaube kann die Lücken ausfüllen, die der menschliche Verstand offenläßt, und im tiefen Glauben allein liegt auch die Macht, über menschliches Wissen hinaus weise zu werden. Jeder Gedanke, dem der tiefe Glauben zugrunde liegt, ist aufgenommenes Geistesgut und als solcher/s unbestreitbare Wahrheit, und so der Mensch also den Glauben auch zu jener Stärke bringt, daß er durch nichts erschüttert werden kann, gehen ihm unausgesetzt Gedanken zu, die nichts anderes sind als ihm übermittelte geistige Kraft, die in dem also gläubigen Erdenkind außergewöhnliche Fähigkeiten zur Entfaltung kommen läßt und sonach der Glaube allein Ursache ist, wenn der Mensch die undenklichsten Hindernisse überwinden und ihrer Herr werden kann, denn er besteht den Kampf mit Hilfe geistiger Kraft, die der Vater im Himmel Seinem Erdenkind zukommen läßt, weil es Ihm vollgläubig vertraut. Und es ist sonach ein jedes Gebet, das aus tiefstem Herzen kommt und ohne Zweifel zum Vater emporgesendet wird, ungemein segensreich, weil ebendann der Mensch im tiefsten Glauben steht und die Segnungen eines solchen Glaubens ihm zuteil werden in unbeschränktem Maße....
Amen
ÜbersetzerDe zegeningen van een diep geloof zullen de mensen gewaarworden als ze in grote nood verkeren. Wanneer ze aards zonder hulp zijn en zich in vertrouwen tot de goddelijkheid wenden, dan is alleen hun geloof het anker, die het betrouwbaarst redding belooft. En zo weet de mens niet in hoeverre hij er vaak zelf de reden van is, dat zijn verzoek om hulp ingewilligd wordt. Want het ontbrekende geloof brengt de vervulling van zijn gebed in gevaar. Terwijl een vast en onwrikbaar geloof al de vervulling in zichzelf is. Want degenen, die in de Heer geloven, zijn Zijn ware kinderen, die de Vader niets onthoudt en dus lichamelijk en geestelijk aan hun verzoeken gehoor schenkt.
Een gelovig mensenkind zal ook nooit zijn eigen wil voorop zetten, maar zich bij alle verzoeken en smeken aan de goddelijke wil onderwerpen en dankbaar en gelaten alles uit de hand van de Vader in ontvangst nemen. En de Heer beloont hen om hun geloof en laat hen in de nood en ellende niet verlaten en hulpeloos achter.
En nu is de mens ook in staat om te begrijpen, dat juist het ongeloof steeds meer waarneembaar leidt tot de aardse nood. Hij zal begrijpen, dat de schijnbare hardvochtigheid en liefdeloosheid van de Godheid, die er dus ook de aanleiding van zijn, dat de mens de Godheid vaak helemaal afwijst, door de mensen zelf veroorzaakt is. Dat de God van de liefde het gebed van degene, die niet diep gelovig bidt, maar slechts bij wijze van proef vraagt, dat met zijn wensen rekening gehouden wordt, niet verhoren kan. Dit zou een gevaar voor de mens zijn, want het zou steeds slechts de verwaandheid, het ongeloof en het zuiver materialistische denken bevorderen, in plaats van te verminderen en in geestelijk opzicht slechts een bedervende uitwerking hebben. En als de mens de kracht van het geloof niet beseft en bij zichzelf gewaarwordt, blijven de geestelijke vragen voor hem onopgelost, want hij begrijpt het pas als hij gelooft.
De geestelijke resultaten zijn aards niet te bewijzen en alleen het diepe geloof kan de leemte opvullen, die het menselijke verstand open laat. En alleen in diep geloof ligt ook de kracht om voorbij de menselijke kennis wijs te worden. Elke gedachte, die aan het diepe geloof te gronde ligt, is opgenomen geestelijk goed en als zodanig onloochenbare waarheid. En als het geloof de mens tot die sterkte brengt, dat hij door niets aan het wankelen gebracht kan worden, komen hem onophoudelijk gedachten toe, die niets anders zijn dan aan hem overgedragen geestelijke kracht, die in het dus gelovige mensenkind buitengewone bekwaamheden tot ontplooiing laat komen. En is dus alleen het geloof er de oorzaak van, als de mens de meeste ondenkbare hindernissen overwint en ze dus meester kan worden, want hij doorstaat de strijd met hulp van de geestelijke kracht, die de Vader in de hemel aan Zijn mensenkind laat toekomen, omdat het Hem in volledig geloof vertrouwt.
En dus is elk gebed, dat uit het diepste van het hart komt en zonder twijfel naar de Vader omhoog gestuurd wordt, buitengewoon zegenrijk, omdat de mens juist dan in het diepste geloof staat en de zegeningen van zo’n geloof hem in onbeperkte mate ten deel vallen.
Amen
Übersetzer