Het kan nooit nuttig zijn voor de ziel om tegen de goddelijke wil te handelen, ofschoon er voordeel voor het lichaam uit voortkomt. En daarom zullen de goddelijke geboden bijna altijd hinderlijk zijn voor het aardse welzijn. Ze zullen altijd een zeker afzien van of ontzegging van de mensen verlangen en zullen daarom ook zelden daar bijval vinden, waar men met volle teugen van het leven probeert te genieten. Maar ontegenzeggelijk wordt de ziel een weldaad bewezen, waar de geboden vervuld worden door het naar de achtergrond schuiven van lichamelijke genoegens.
De ziel probeert zich van alles, wat haar hindert, te verlossen en voelt zich in een vrije toestand onnoemelijk goed, wat het lichaam echter tijdens de tijd op aarde niet van pas komt. Want alle voordeel voor de ziel heeft alleen een geestelijke uitwerking en het is daarom voor het aardse lichaam niet voelbaar waar te nemen. En daarom moet het zielenleven volledig gescheiden worden van het gevoelsleven van het lichaam. Maar elke keer als er rekening gehouden wordt met het lichaam, zal dat de ziel in zekere zin schaden, want als het aardse verlangen van het lichaam gestild wordt, neemt gelijktijdig de materie toe en dus ook de boeien, waarin de ziel nog smacht. En de mens moet zich bevrijden uit de materie, het moet alles mijden en alles het lichaam ontzeggen om vrij te worden van de materie, die hem duizenden jaren lang gevangen gehouden heeft.
Wie dit overdenkt, zal ook het gevaar kunnen begrijpen, die in de vervulling van de aardse wensen zit. Hij zal alle wilskracht aanwenden om aan het verlangen van het lichaam weerstand te kunnen bieden, en hij zal de ziel bijstaan in haar nood en haar behulpzaam zijn om zich vrij te maken uit de boeien van de materie.
In elke aardse levenssituatie probeert de mens van nature het grootst mogelijke voordeel voor zichzelf te behalen. Hij denkt er altijd in de eerste plaats aan om zijn bestaan op aarde draaglijk te maken en ziet niet het gevaar dat juist in zo’n streven ligt. Als hij in de eerste plaats aan zijn ziel denkt en rekening zou willen houden met de gevolgen voor zijn ziel, dan zou het veel makkelijker voor hem worden om van zo menig aards voordeel af te zien en genoegen te nemen met de vooruitgang van de ziel. Maar als de mens weinig of geen acht slaat op alle geestelijke gedachten, zal hij er steeds alleen maar aandacht voor hebben om zijn aardse leven zo behaaglijk een zorgeloos mogelijk vorm te geven. En voor de rest al het geestelijke verwerpen in de verkeerde veronderstelling daarmee van alle verantwoordelijkheid ontheven te zijn.
Daarom is de onvermoeibare arbeid van de wezens in het hiernamaals steeds ook weer gericht op opheldering over de eigenlijke bestemming van de mens. Wanneer dit eenmaal duidelijk is geworden voor de mens, dan zal hij in de onderdrukking van zijn eigen begeerten een voordeel voor de ziel zien. Hij zal juist meer voor het zielenheil werkzaam zijn, in dezelfde mate ook het verlangen naar de wereld verliezen en ter wille van zijn ziel ook daar, waar hij begeerde naar de vervulling van zijn wensen, van afzien._>Amen
VertalerDelovati nasprotno Božanski volji duši ne more nikoli koristiti, celo če to lahko prinaša prednost za telo. In zato Božanske zapovedi skoraj vedno pomenijo omejitev ugodja svetovnega življenja; one bodo od človeka skorajda vedno zahtevale neko določeno vzdržanost ali odrekanje, in zato bodo le redko naletele na odobravanje tam, kjer se človek s polnim zamahom trudi uživati v življenju. Vendar pa je povsem zagotovo duši storjeno dobro tam, kjer se izpolnjujejo zapovedi in so poleg tega tudi zapostavljena telesna ugodja. Duša se trudi zavreči vse, kar jo omejuje, in v svobodnem stanju se počuti veliko bolj prijetno, medtem ko to telesu v času (življenja) na Zemlji nikakor ne paše; prednost za dušo se namreč odraža edino zgolj duhovno in zato s strani zemeljskega telesa tega ni mogoče čutno opaziti. Poleg tega mora biti duševno življenje popolnoma ločeno od čutnega življenja telesa.
Vendar pa bo vsakič, ko se daje pozornost telesu, to duši na nek način škodilo; ko je namreč telesno hlepenje po svetu potešeno, se istočasno tudi povečuje materija, s tem pa tudi okovi, v katerih duša trpi. Toda človek se mora osvoboditi materije, mora se izogibati in prikrajšati telo za vse, da bi se osvobodil materije, katera ga je tisočletja držala v ujetništvu. Kdor se tega zaveda, bo lahko ocenil nevarnost, katera tiči v izpolnjevanju zemeljskih želja.... On bo uporabil celotno moč volje, da bi se lahko uprl telesnim hlepenjem, in on bo pomagal duši v njeni težavi in bo koristen pri njenem osvobajanju od materije.
Človek se v vsaki situaciji zemeljskega življenja trudi izvleči največjo možno korist zase; on se predvsem trudi, da si svoje zemeljsko življenje naredi znosno in ne vidi nevarnosti, katera pa tiči ravno v tovrstnem prizadevanju. Če bi najprej gledal, da vzame v poštev svojo dušo in morebitne posledice zanjo, potem mu bi bilo veliko lažje odreči se nekaterim zemeljskim (svetovnim) prednostim in se orientirati glede na potrebe svoje duše.
Toda če človek vsem duhovnim mislim nameni le malo pozornosti, bo vedno imel interes samo za to, da si življenje uredi kolikor je mogoče v ugodju in brezskrbnosti, medtem ko bo vse, kar je duhovno, zavračal z napačnim mišljenjem, da je s tem rešen kakršnekoli odgovornosti. Zaradi tega je vredno delo bitij onostranstva usmerjeno k temu, da dajejo razlago glede vprašanja resničnega človekovega cilja. Ko je človeku enkrat to postalo jasno (razumljivo), potem bo on, ko bo zapostavil lastna hlepenja, videl prednost za dušo; on bo bolj dejaven ravno za duševno zdravje, v enaki meri pa bo tudi izgubil potrebo po svetu in se bo zaradi svoje duše odrekal hlepenju po izpolnitvi svojih (svetovnih, telesnih) želja....
AMEN
Vertaler