Une certaine joie est nécessaire pour la réception de l’Annonce suivante : La foi vivante est le roc sur lequel Jésus Christ voulait voir édifiée Son Église, une foi profonde et inébranlable, comme celle qu'avait Pierre tant que le Seigneur était près de lui. Par conséquent Pierre était un exemple pour ceux qui voulaient appartenir à l'Église du Christ, parce que sans foi la Doctrine du Christ, donc Son Évangile, n'était pas acceptable. Seule la foi affirme Jésus Christ et Le reconnaît comme Fils de Dieu et Rédempteur du monde. Si les hommes voulaient accepter ce que les disciples répandaient dans le monde entier, alors ils devaient d'abord croire dans un Dieu d'Amour, de Bonté et de Miséricorde, dans un Dieu de l'Omnipotence et de la Sagesse, dans un Dieu de la Justice. Seulement alors Ses Enseignements pouvaient trouver accès en eux en tant que Volonté divine, donc une profonde foi était la condition préalable. Tous ses disciples étaient profondément dans la foi et donc ils acceptaient très rapidement et cherchaient à s'adapter à la Volonté divine qui leur avait révélé la voie juste. Donc ils pénétraient toujours plus profondément dans le savoir concernant les Vérités divines, et cela réveillait aussi en eux la faculté d'enseigner selon la Volonté de Dieu, chose qui n'aurait jamais été possible s’ils avaient manqué de foi. Ainsi le Seigneur dit «sur toi Je veux édifier Mon église.» Et Son Église est la Communauté de ceux qui veulent suivre Jésus Christ ; Son Église est la petite Communauté de ceux qui croient solidement et irrévocablement tout ce que le Seigneur a dit et fait sur la Terre, de ceux qui, à cause de cette foi, tendent à s'acquitter des Commandements de Dieu, de ceux qui désirent la Vie éternelle et donc mènent leur vie terrestre selon la Volonté de Dieu. L'église est une Communauté de croyants. Et si les hommes sont dans la foi la plus profonde, aucun pouvoir de l'enfer ne pourra jamais ébranler cette foi et avoir prise sur de tels hommes pleinement croyants qui cherchent Dieu et qui Le reconnaissent comme leur Seigneur et Créateur. Une profonde foi en Dieu cassera toujours le pouvoir de l'adversaire, parce que celui qui vit dans la foi, vit aussi dans l'amour et l'amour est l’implacable ennemi de l'adversaire. Il est donc compréhensible que le Seigneur présente à titre d'exemple le plus de croyant de Ses disciples et fasse d'une foi forte la condition pour l'appartenance à Son Église, or Pierre incarnait cette foi et le Christ veut compter dans Son Église tous ceux qui sont aussi profondément croyants. Il faut simplement comprendre ces Mots comme le monde les comprend.
Amen
TraducteursDe volgende kennisgeving moet met een zekere vreugde ontvangen worden: Het levende geloof is de rots, waarop Jezus Christus Zijn kerk gebouwd wilde zien. Een geloof, zo diep en onwankelbaar, zoals Petrus het had, zolang de Heer in zijn nabijheid was. Derhalve was Petrus een voorbeeld voor diegene, die bij de kerk van Christus wilde horen. Want zonder dit geloof was de leer van Christus, dus Zijn evangelie, niet aan te nemen. Alleen het geloof beaamt Jezus Christus en erkent Hem als Gods Zoon en Verlosser van de wereld. Zouden dus de mensen datgene aannemen, wat de discipelen overal verbreidden, dan moesten ze vooreerst geloven in een God van Liefde, Goedheid en Barmhartigheid; in een God van Almacht en Wijsheid; in een God van Rechtvaardigheid. Dan pas konden Zijn leren als Wil van God ingang bij hen vinden, dus was het diepe geloof vereist.
Zijn discipelen hadden allen een diep geloof en daarom namen ze Zijn leer heel vlug aan en probeerden ze te beantwoorden aan de goddelijke Wil, Die Hij hun had geopenbaard. En daardoor drongen ze steeds dieper binnen in het weten van de goddelijke waarheden. En dit wekte in hen ook het vermogen te onderrichten volgens Gods Wil, wat nooit mogelijk zou zijn geweest, als het hun aan geloof had ontbroken. Dus zegt de Heer: “op jou wil Ik Mijn kerk bouwen”.
En Zijn kerk is de gemeenschap van diegenen, die Jezus Christus willen navolgen. Zijn kerk is de kleine gemeenschap van diegenen, die alles vast en onwrikbaar geloven, wat de Heer op aarde heeft gezegd en gedaan; die terwille van dit geloof proberen Gods geboden na te komen, die het eeuwige leven begeren en dus het aardse leven leiden overeenkomstig Gods Wil. De kerk is een gemeenschap van de gelovigen. En als dus de mensen in het diepste geloof vaststaan, zal geen macht der hel ooit dit geloof aan het wankelen kunnen brengen en macht hebben over zulke totaal gelovige mensen, die alleen God zoeken en Hem als hun Heer en Schepper erkennen. Het diepe geloof in God zal steeds de macht van de vijand breken, want wie leeft vanuit het geloof, leeft ook in de liefde en de liefde is de grootste tegenstander van de vijand. Wat is dus begrijpelijker dan dat de Heer de gelovigste van Zijn discipelen als voorbeeld aanhaalt; dat Hij een sterk geloof tot vereiste maakt om bij Zijn kerk te horen? Dat dus Petrus dit geloof personifieerde en Jezus Christus al diegenen tot Zijn kerk wil rekenen, die eveneens diep gelovig zijn? Hoe gemakkelijk zijn de woorden te begrijpen en hoe worden ze door de wereld verstaan?
Amen
Traducteurs