Eine unermeßliche Fülle göttlicher Gnade strömt dem Menschen zu, der sich Gott zu eigen gibt und Seine Kraft begehrt. Denn ihn erfaßt die Liebe Gottes, weil er nun seine Zugehörigkeit zu Gott erkannt hat. Gott hat Sich niemals von dem Wesen gelöst, das abtrünnig wurde, da aber das Wesen selbst sich von Gott lossagte, sich also von Ihm entfernte, konnte die Liebe Gottes ihm nicht zuströmen. Nun aber kehrt das Wesen von selbst wieder zu Gott zurück und öffnet sich dem Liebestrom, der nun in aller Fülle in ihn überfließt. Licht- und Kraftvermittlung bedeutet es, wenn das Wesen in den Stromkreis göttlicher Liebesausstrahlung tritt, Licht geht in Form von Wissen dem Menschen zu, also wird der Lichtzustand immer Helligkeit des Geistes sein, und wer also im Licht steht, der wird dieses Licht auch strahlen lassen weit im Umkreis, daß es die Dunkelheit des Geistes durchbreche. Das Bemühen, Licht in die Finsternis zu bringen, erfordert Kraft, und diese Kraft geht dem Menschen gleichfalls zu. Er wird nun vollbringen können, was sein Wille anstrebt, nämlich den Mitmenschen das gleiche geben, was ihn beglückt, denn nun er sehend geworden ist, nun er im Licht steht, weiß er um die Glückseligkeit dessen, der im Wissen steht, und sucht dieses Wissen weiterzuleiten. Dieses Vorhaben segnet Gott, denn Seine Liebe gilt allen Seinen Wesen, auch denen, die sich von Ihm entfernt haben, und da sie von selbst nicht zu Ihm zurückverlangen, gibt es nur noch die Möglichkeit, daß sie zurückgeführt werden durch Gott ergebene Menschen, die es sich zur Aufgabe machen, jenen helfend beizustehen. Und diesen vermittelt Gott Seine Gnade. Er bildet sie aus zu Seinen rechten Vertretern auf Erden, Er gibt ihnen Seinen Willen kund und führt sie ein in die Wahrheit, so daß sie nun die Wahrheit vertreten können und den göttlichen Willen denen künden, die noch auf falscher Fährte sind. Und wer Ihm dienen will, der wird wahrlich nicht kraftlos bleiben; er wird Dinge zu leisten vermögen, die eben nur mit der Kraft aus Gott vollführt werden können und die den Menschen beglücken, der diese Gabe dankend in Empfang nimmt, der sich also belehren läßt von dem, der sich Gott zum Dienst anbietet. Und also strahlet das Licht weit im Umkreis. Und es wird dringen bis in die Finsternis, es wird erleuchten die Nacht, und die Dunkelheit wird weichen müssen, denn die Liebe zu Gott bestimmt den Menschen, sich Ihm hinzugeben, und die Liebe zum Mitmenschen bestimmt ihn, das Empfangene weiterzuleiten, und beides vermag er durch die göttliche Gnade, die ihm in aller Fülle zuströmt als Ausfluß göttlicher Liebe....
Amen
ÜbersetzerEen onmetelijke overvloed van goddelijke genade stroomt naar de mens toe, die zich aan God in eigendom geeft en Zijn kracht begeert. Want hij beseft de liefde van God, omdat hij nu zijn verbondenheid met God herkend heeft. God heeft zich nooit van het wezen losgemaakt, dat afvallig werd, maar omdat het wezen zelf met God brak, zich dus van Hem verwijderde, kon de liefde van God niet naar hem toestromen. Maar nu keert het wezen vanuit zichzelf weer naar God terug en opent de stroom van liefde zich, die nu in alle overvloed in hem overvloeit.
Het betekent het overdragen van licht en kracht, als het wezen de stroomkring van de goddelijke uitstraling van liefde binnentreedt. Licht wordt de mens in de vorm van kennis toegestuurd en zodoende zal de lichttoestand steeds helderheid van geest zijn en wie dus in het licht staat, die zal dit licht ook tot ver in de omtrek laten schijnen, zodat het de duisternis van de geest doorbreekt.
De inspanning om licht in de duisternis te brengen vereist kracht en deze kracht wordt de mens eveneens toegestuurd. Hij zal nu kunnen volbrengen, wat zijn wil nastreeft, namelijk de medemensen hetzelfde geven als wat hem gelukkig maakt. Want nu hij ziende geworden is, nu hij in het licht staat, kent hij de gelukzaligheid van degene, die kennis heeft en hij tracht deze kennis door te geven.
God zegent dit voornemen, want Zijn liefde betreft al Zijn wezens. Ook degenen, die zich van Hem verwijderd hebben en omdat ze vanuit zichzelf niet naar Hem terugverlangen, bestaat er alleen nog maar de mogelijkheid, dat ze terug geleid worden door God toegenegen mensen, die het tot hun taak maken om deze hulp te bieden. En aan hen schenkt God Zijn genade. Hij leidt hen op tot Zijn goede vertegenwoordigers op aarde. Hij maakt hun Zijn wil bekend en Hij leidt hen de waarheid binnen, zodat ze nu voor de waarheid op kunnen komen en de goddelijke waarheid bekendmaken aan degenen, die het spoor nog bijster zijn.
En wie Hem dienen wil, die zal werkelijk niet zonder kracht blijven. Hij zal in staat zijn om dingen te volbrengen, die juist alleen maar met de kracht uit God volbracht kunnen worden en die de mens gelukkig maakt, die dit geschenk dankbaar in ontvangst neemt. Die zich zodoende laat onderwijzen door degene, die zich aan God ten dienste aanbiedt.
En zodoende schijnt het licht tot ver in de omtrek. Het zal tot in de duisternis doordringen. Het zal de nacht verlichten en de duisternis zal moeten wijken, want de liefde van God brengt de mens ertoe om zich aan Hem over te geven en de liefde voor de medemensen brengt hem ertoe om hetgeen ontvangen is, door te geven en hij is door de goddelijke genade, die hem in alle overvloed als uitvloeisel van de goddelijke liefde toestroomt, tot beide in staat.
Amen
Übersetzer