Vergelijk Kundgabe met vertaling

Meer vertalingen:

De ziel wisselt van verblijfplaats - De dood van het lichaam

De ziel is uw eigenlijke ik dat onvergankelijk is en dat alleen van verblijfplaats wisselt bij de dood van het lichaam dat de gang over de aarde beëindigd heeft, om in een andere sfeer weer verder te rijpen - als de ziel niet volhardt in verzet tegen Mij, daar ze anders in de diepte zinkt. Deze gedachte zou u dus moeten verblijden, dat u geen dood te vrezen hebt, dat u voortleeft ofschoon u de aarde verlaten moet, en dat dit leven heel wat mooier en vreugdebrengender is dan het aardse leven voor u ooit kan zijn. U zou vol goede hoop de dag tegemoet moeten zien waarop uw uiterlijk omhulsel van uw eigenlijke ik wordt afgenomen, waarop al het zware van u afvalt en u zich gemakkelijk en onbekommerd kunt bewegen en kunt opgaan in uw ware vaderland, dat u waarlijk heerlijkheden biedt waar u geen voorstelling van hebt. U zou moeten jubelen en juichen dat er voor u geen dood meer is, omdat uw ziel alleen maar een verandering van verblijfplaats ervaart die haar oneindig verblijden kan.

Waarom vreest u dus de dood of ziet u met een gevoel van onbehagen het einde van uw aardse leven tegemoet? Waarom is voor u mensen de dood tot een verschrikking geworden? Waarom roept hij bij u een gevoel van angst op, terwijl hij toch in waarheid slechts een overgang is naar een andere sfeer? Het is omdat u onbewust voelt dat u niet juist leeft op aarde, omdat uw ziel zich niet dat licht verschaft dat elke vrees van haar zou wegnemen. Want een mens die mijn geboden van liefde vervult, die dus naar mijn wil op de aarde leeft, ondervindt geen vrees voor de dood. Hij verlangt ernaar zijn aards omhulsel kwijt te raken, omdat hij een verlangen heeft naar zijn ware vaderland. Want de liefde heeft in hem een helder licht ontstoken en vooruitblikkend weet hij zich al in mijn nabijheid waar hem geen leed en geen pijn, geen droefheid meer overkomen kan, waar hij zich geborgen voelt in mijn liefde. En deze gelukzalige zekerheid zouden alle mensen kunnen hebben, dat zij een moeilijk bestaan vol leed, bij hun sterven verwisselen voor die geborgenheid. Als zij maar met dat doel voor ogen hun aardse leven zouden willen afleggen, als zij steeds de innerlijke stem zouden volgen die hun duidelijk mijn wil te kennen geeft. Als zij al op aarde de juiste verhouding zouden willen aangaan met Mij, hun God en Vader van eeuwigheid. De gedachte dat met de lichamelijke dood alles uit is, is reeds het beste bewijs dat de levenswandel van de mens niet naar mijn wil is. Want deze gedachte is ingegeven door de vijandige geest die de mensen verhinderen wil tot het ware inzicht te komen, en die daarom ook het verlangen naar een bestaan vol van aards genot steeds weer vergroot. Want die mensen geloven niet aan de onvergankelijkheid van hun ik. Zij stellen het dezelfde begrenzing die ook voor het uiterlijk omhulsel bestaat.

Daarom trachten zij van het aardse leven volop te genieten op alle mogelijke manieren, steeds maar denkend aan hun lichaam, maar niet aan hun ziel die dan na de lichamelijke dood een zeer twijfelachtig lot op zich moet nemen en van de heerlijkheden van haar ware vaderland niets kan beleven. Want vanwege haar gebrekkige invulling, kan zij in zulke sferen waar haar onvermoede zaligheden wachten niet opgenomen worden. Wel is het haar ook dan nog mogelijk zich uit de diepte los te maken en in hogere sferen binnen te gaan, maar dat vereist veel meer overwinning en inspanning dan op aarde en kan zonder hulp niet geschieden. Maar ook dan moet de ziel zelf daartoe de wil opbrengen, wat op aarde veel gemakkelijker is. Het ik kan niet vergaan, maar het schept zichzelf het lot in gelukzaligheid of ellende. En pas wanneer de mensen niet hun lichaam als het levende beschouwen maar de in het lichaam uitgestorte ziel als het eigenlijke ik leren zien, zullen zij meer bewust van hun verantwoordelijkheid op aarde leven. En dan zullen zij ook de dood niet meer vrezen, die alleen het aardse lichaam maar niet de in hem wonende ziel betreft. Dan zullen zij naar mijn wil leven en naar het uur verlangen waarin de ziel zich los mag maken van haar uiterlijk omhulsel om het rijk te kunnen binnengaan dat hun ware vaderland is.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Gerard F. Kotte

Changement de lieu de séjour de l'âme – la mort du corps

L’Âme est votre vrai «Je» qui est impérissable, elle change seulement son lieu de séjour à la mort du corps qui a terminé son parcours terrestre pour continuer à mûrir dans une autre sphère si elle ne reste pas dans la résistance contre MOI, car dans ce cas elle se précipite dans l'abîme. Cette pensée devrait donc vous rendre heureux, et vous ne devriez craindre aucune mort, parce que vous vivez, bien que vous deviez laisser cette Terre, et parce que cette Vie est outre mesure plus belle et heureuse que n’importe quelle vie terrestre que vous puissiez vivre en tant qu’homme. Vous devez regarder ravis d'espoir le jour où votre enveloppe extérieure est enlevée de votre vrai «Moi», où toute la lourdeur tombe de vous et où vous pouvez vous élever légers et sans poids dans votre vraie Patrie qui vous offre vraiment des Magnificences que vous n'imaginez pas. Vous devez vous réjouir qu'il n'existe aucune mort pour vous, parce que votre âme expérimente seulement un changement de séjour qui peut la rendre infiniment heureuse. Pourquoi craignez-vous la mort, et pourquoi allez-vous à sa rencontre avec appréhension de la fin de votre vie terrestre ? Pourquoi la mort est-elle devenue pour vous les hommes une horreur ? Pourquoi fait-elle jaillir en vous un sentiment de peur, alors qu'elle est en Vérité seulement un passage dans une autre sphère ? Parce que vous sentez d’une manière inconsciente que vous ne vivez pas dans un mode juste sur la Terre, et parce que votre âme ne se procure pas la Lumière qui lui enlèverait toute crainte. Un homme qui s'acquitte de Mes Commandements d'Amour, c'est-à-dire qui vit selon Ma Volonté sur la Terre, ne ressent aucune peur pour la mort. Il aspire à se libérer de son enveloppe terrestre, parce qu'il a un désir pour sa vraie Patrie, parce que l'amour a allumé en lui une claire Lumière – et en prescience il se voit même dans Ma Proximité, où il ne peut plus rencontrer aucune souffrance et aucune douleur, aucune tristesse, où il se sent protégé par Mon Amour. Et tous les hommes pourraient avoir cette bienheureuse certitude, qu'avec leur décès ils échangent une existence pleine de souffrance et difficile, avec une autre qui leur offre la sécurité s'ils voulaient seulement parcourir leur vie terrestre dans ce but, s'ils voulaient suivre toujours la Voix intérieure qui leur annonce clairement Ma Volonté, si déjà sur la Terre ils entraient dans le juste rapport avec Moi, leur Dieu et Père d'Éternité. La pensée qu’avec la mort du corps tout soit fini est déjà la meilleure preuve que le chemin de vie de l'homme n'est pas conforme à Ma Volonté. Parce que cette pensée est l'influence de l'esprit contraire qui veut entraver les hommes dans la juste connaissance, et pour cela il augmente constamment le désir d'une existence terrestre pleinement vécue. Ces hommes ne croient pas dans la «Vie» éternelle de leur âme. Ils lui imposent la même limite qui est accordée au destin de l'enveloppe extérieure. Et pour cela ils cherchent à profiter de la vie terrestre de toutes les façons, en pensant toujours seulement à leur corps, mais pas à leur âme qui, après la mort du corps, doit prendre sur elle un destin très incertain sans rien savoir des Magnificences de sa vraie Patrie, parce qu'à cause de sa formation imparfaite elle ne peut pas trouver accueil dans ces sphères où l'attendraient des béatitudes insoupçonnées. Il lui est de toute façon encore possible de se détacher de l'abîme et d’entrer dans des sphères supérieures, mais cela demande beaucoup plus de dépassement et de force que sur la Terre, et cela ne peut pas se produire sans aide. Mais alors l'âme elle-même doit employer sa volonté, chose qui est beaucoup plus simple sur la Terre. Le «Je» ne peut pas finir, mais il se crée tout seul un sort de bonheur bienheureux – ou bien de tourment. Et seulement lorsque les hommes ne considèrent plus leur corps comme une chose «vivante», mais qu’ils apprennent à reconnaître l'âme incluse dans le corps comme leur «vrai Moi», ils vivront avec une plus grande responsabilité sur la Terre, et ils ne craindront alors plus la mort qui concerne seulement le corps terrestre, mais pas l'âme qui demeure en lui. Alors ils vivront selon Ma Volonté et auront de la langueur pour l'heure où l'âme pourra se détacher de son enveloppe extérieure pour pouvoir entrer dans le Royaume qui est sa vraie Patrie.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Jean-Marc Grillet