Een geringe mate van eigenliefde is u toegestaan, omdat deze voor zelfbehoud nodig is en omdat u mensen zonder deze maat niet aan uzelf zou werken, maar geheel onverschillig ook tegenover uw geestelijk lot zou staan. Maar deze mate van eigenliefde moet slechts gering zijn, omdat dan alleen de liefde voor Mij en voor de naaste echt kan ontbranden, ofwel: Een ware liefde voor de naaste en bijgevolg ook voor Mij zal steeds de eigenliefde terugdringen tot de kleinste maat. Een wezen, dat helemaal Liefde is geworden, gaat nu ook helemaal op in de zorg voor die wezens, die nog ongelukkig zijn. Het zal steeds alleen willen helpen en gelukkig maken en niet meer aan het eigen geluk denken, maar toch zelf onbeschrijflijk gelukkig zijn, omdat het Liefde is geworden. Maar zolang de mens op aarde vertoeft, heeft hij ook tegen de eigenliefde te strijden. En toch mag hij ze in een geringe mate hebben, anders zou Ik niet de woorden hebben uitgesproken: “Je moet je naaste beminnen als jezelf.” De mens heeft het recht ook voor zichzelf te zorgen, maar nooit mag hij daarbij zijn naaste vergeten. En is de mate van eigenliefde nog groot, dan moet hij ook de naaste dezelfde maat schenken, dus hij moet veel werken van naastenliefde verrichten en daardoor zal ook zijn ziel rijp worden. Daarom kunnen er dus aan het leven grotere eisen worden gesteld, wanneer er evenzo ook aan de noodlijdende mens wordt gedacht. Een goed leven verplicht de mens dus als het ware tot vergrote liefdadigheid, wanneer deze Mijn gebod wil nakomen, wanneer hij ondanks lichamelijk welzijn ook geestelijk rijp wil worden.
Je moet je naaste liefhebben als jezelf. Daarmee heb Ik Zelf u geenszins de vreugden van het leven op aarde beknot, want zolang u hetzelfde uw medemens doet toekomen, wat u begerenswaardig voorkomt, bent u voor Mij gerechtvaardigd. Maar met toenemende rijpheid van ziel worden deze begeerten in u steeds geringer, maar de liefde voor de naaste neemt toe. Want dat is de uitwerking van een ware liefde tot de naaste, dat ze dan uw hele hart vult en steeds minder voor zichzelf begeert. Dus daarom kon Ik deze maatstaf bepalen, toen Ik u het gebod van de naastenliefde gaf, omdat de liefde dan zelf de juiste maat vindt, maar eerst moest er tevoren een stimulans worden gegeven, die ook de mens zelf datgene toestaat, wat hij zijn naaste verschuldigd is. Wie de liefdevonk in zich al heeft ontstoken, heeft deze aansporing niet meer nodig, want nu wordt hij door een Ander aangespoord; nu kan Ik Zelf hem van binnenuit aanzetten tot werken van naastenliefde, want Ik - als de eeuwige Liefde - ben in ieder mens, die de liefde in zich heeft doen ontbranden.
Het gaat er dus steeds om, dat de mens besluit werkzaam te zijn in liefde, dat hij aanvankelijk de medemens de gelijke maat doet toekomen, die hij ook voor zichzelf begeert, omdat bij het begin van de belichaming juist de eigenliefde nog sterk is en door Mijn gebod van liefde aan deze eigenliefde nu een grens is gesteld, maar die de mens zelf kan bepalen. U zult daarom redelijkerwijs ook eisen aan het leven kunnen stellen, wanneer u echter ook Mijn gebod in acht neemt, dat u de liefde tot de medemens zeer dringend op het hart bindt. Maar daarom falen de mensen meestal, want ze houden zich niet aan de maat, hun eigenliefde is veel sterker dan de liefde tot de naaste en dus vatten ze ook geen liefde voor Mij op, want Mijn tegenstander beheerst hen, zolang als Mijn gebod geen indruk op hen maakt.
Amen
VertalerA small measure of self-love is permitted to you because it is necessary for self-preservation and because without this measure you humans would not work on yourselves but would also be completely indifferent towards your spiritual destiny. But this measure of self-love should only be small because only then can love for Me and for the neighbour be properly kindled, or else: A proper love for the neighbour and thus also for Me will always push self-love back to the minimum measure. A being which has completely become love is now also completely absorbed in caring for the beings which are still unhappy, it will only ever want to help and make happy and no longer think of its own happiness but nevertheless be indescribably happy itself because it has become love. But as long as the human being stays on earth he also has to struggle with self-love, and yet he is allowed to have it to a small extent, otherwise I would not have spoken the words: "You shall love your neighbour as yourself...." Man has the right to take care of himself, but he must never forget his neighbour about it..... And if the measure of self-love is still great, then he must also show the same measure towards his neighbour, thus he must perform many works of neighbourly love, and thereby his soul will also attain maturity.... Therefore, greater demands can also be placed on life if suffering fellow human beings are also considered, thus a life of well-being, as it were, obliges the human being to increase his activity of love if he wants to comply with My commandment.... if he also wants to mature spiritually despite physical well-being. You shall love your neighbour as yourself.... Thus I Myself have by no means curtailed the pleasures of earthly life, for as long as you give the same to your fellow human being which seems desirable to you, you are justified before Me, but with increasing maturity of soul these desires in you will always decrease, yet love for your neighbour will increase. For this is the effect of a right love for your neighbour, that it then fills your whole heart and desires less and less for itself.... This is why I was able to apply this standard when I gave you the commandment of neighbourly love, because love then finds the right measure itself, but first a stimulus had to be given which also grants the human being himself what he owes his neighbour. Anyone who has already ignited the spark of love within himself no longer needs this stimulation, for now another urges him.... now I Myself can determine him from within to works of neighbourly love, for I, as the eternal love, am in every person who has kindled love within himself.... Hence it is always a matter of the human being deciding to work with love, that he first gives the same measure to his fellow human being which he also desires for himself, because at the beginning of embodiment self-love is still strong and a limit is now set for this self-love by My commandment of love, but the human being can determine this himself.... Therefore you can also justifiably make demands on life, but just as you also observe My commandment which places love for your fellow human being first and foremost on your heart. But this is why people mostly fail, for they don't observe the measure, their self-love is far stronger than their love for their neighbour, and thus they don't feel love for Me either, for My adversary controls them as long as My commandment leaves them unimpressed....
Amen
Vertaler