GOD is overal tegenwoordig. Zijn GEEST is niet aan plaats en tijd gebonden, want Zijn GEEST is Kracht, Die alles doorstroomt en daarom overal en tegelijkertijd aanwezig is.
Maar deze Kracht is niet iets onwerkelijks, om welke reden Ze steeds en overal kan worden aangeroepen, omdat gedachte en Wil deze Kracht bezielen en de gedachte en Wil steeds werkzaam wordt, in overeenstemming ook met het aanroepen, door wezens, die als het ware uitstraling van kracht van Haar zijn en bijgevolg hetzelfde als GOD, alleen in allergeringste mate wezens die een evenbeeld zijn van het volmaaktste WEZEN.
GOD is overal daar HIJ anders niet volmaakt zou zijn, want de volmaaktheid kent geen beperking, ze kent niets dat aan plaats of tijd is gebonden. De Volmaaktheid van GOD is echter door mensen niet te vatten, omdat de mens alleen het begrensde kent en hij zich het Onbegrensde niet voor kan stellen.
Daarom is hem ook de alomtegenwoordigheid van GOD moeilijk geloofwaardig te maken, want zodra hij zich de eeuwige GODHEID als WEZEN tracht voor te stellen, staat hem al iets beperkts voor ogen, dat voor hem alleen maar plaatselijk en ruimtelijk is voor te stellen. Bijgevolg tracht de mens met de uitdrukking "kracht" de eeuwige GODHEID duidelijk te maken, wat op zichzelf wel waarheid is, maar aan de persoonlijke band van de mens met GOD sterk afbreuk doet, want deze kan volgens 't menselijk verstand alleen met een wezen tot stand worden gebracht dat in staat is te denken en een wil heeft.
De verbinding met GOD is echter absoluut noodzakelijk en daarom moet GOD als WEZEN worden erkend, wat ook heel makkelijk mogelijk is, omdat elk scheppingswerk een door Zijn Almacht tot vorm geworden Wil verraadt en diepste Wijsheid, dus 'n volmaakt denken laat zien. En zolang een scheppingswerk voor het menselijke oog duidelijk zichtbaar is, is in zekere zin ook GOD's Almacht bewezen, omdat elk scheppingswerk een uiting is van GOD's Kracht, dus GOD Zelf daar moet zijn, waar Zijn Kracht tot uitdrukking komt.
Denkt de mens daar ernstig over na, dan is hem het denkbeeld van een WEZEN veel aannemelijker, omdat zin en doel van de scheppingswerken geen twijfel laten ontstaan dat daar een Wil vol Wijsheid aan ten grondslag ligt; en waar een Wil is, is ook de mogelijkheid, zich deze Wil genegen te maken. Bijgevolg kan dus de verbinding tot stand worden gebracht door gedachten waarin iets wordt gevraagd, daar de mens in zichzelf de overtuiging heeft gekregen dat het verzoek dat hij in gedachten opzendt, gehoord wordt en dat overal en te allen tijde, en dat hem kan worden ingewilligd van de kant van het WEZEN, DAT volmaakt is en daarom ook vol Liefde is en Macht.
Het WEZEN GOD's is geenszins als persoon voor te stellen, want dit zou volgens menselijk denken een beperking zijn, die ook de alomtegenwoordigheid moeilijk liet geloven, want het WEZEN van GOD kan niet in een menselijk voorstelbare vorm worden gebracht.
Maar in JEZUS CHRISTUS heeft de Oerkracht van GOD, de uitstraling GOD's, Zich gemanifesteerd, d.w.z. Ze heeft een lichamelijke vorm helemaal vervuld, Ze is a.h.w. Degene geworden (JEZUS) Die in deze uiterlijke vorm leeft, en derhalve zichtbaar voor hen die zich van GOD een voorstelling willen maken. Want al Zijn gedachten laat GOD tot vorm worden door Zijn Wil, zo ook de gedachte, Zich Zelf voor de mensen aanschouwelijk te maken, zonder dat dezen door de volheid van Zijn Kracht en Licht verteerd worden.
Volgens de natuurwet is een zichtbare vorm aan plaats en tijd gebonden, ze is pas dan ruimte- en tijdloos als ze zich volledig vergeestelijkt heeft, toch blijft ze de mens voorstelbaar. En in het geestelijke rijk kan het oog dan deze vorm aanschouwen en dus GOD zien van aangezicht tot Aangezicht. Maar GOD's GEEST is overal en wel voortdurend werkzaam, d.w.z. HIJ laat Zijn gedachten door Zijn Wil tot vorm worden. Dientengevolge moet HIJ een WEZEN zijn, omdat Zijn Wil en Zijn Wijsheid in alles duidelijk zichtbaar is wat Zijn Kracht heeft geschapen.
En daar de eeuwige GODHEID de verbinding met Zich tot stand wil hebben gebracht, moet de mens ook geloven dat GOD een WEZEN is, want als hij zich DEZE als slechts een kracht voorstelt, zal hij deze verbinding nooit en te nimmer tot stand trachten te brengen, maar dan leeft hij zijn aardse leven tevergeefs, want een geestelijke vooruitgang moet het gebed tot GOD om genade tot voorwaarde hebben en dit zal wel tot een WEZEN Dat alomtegenwoordig is, opstijgen, nooit echter tot een kracht, waaraan de wil en het denkvermogen, dus de kenmerken van een wezen worden ontzegd.
Amen
VertalerDeus está presente em toda parte, Seu espírito não é obrigado a lugar e tempo porque Seu espírito é força que flui através de tudo e, portanto, está presente em toda parte e ao mesmo tempo. Mas essa força não é algo sem ser, e por isso pode ser sempre invocada em toda parte, porque o pensamento e a vontade animam essa força e o pensamento e a vontade estão sempre ativos, correspondendo ao chamado através de seres que são, por assim dizer, emanações de força dele e, portanto, o mesmo que Deus, apenas no menor grau. Seres que são uma imagem da entidade mais perfeita.... Deus está em toda parte, senão Ele não seria perfeito, pois a perfeição não conhece limites, não sabe nada obrigado a lugar e tempo.... No entanto, a perfeição de Deus não pode ser compreendida pelos seres humanos, porque o homem só sabe o que é limitado e algo ilimitado é inconcebível para ele. É por isso que é difícil tornar-lhe credível a onipresença de Deus, porque assim que ele tenta imaginar a eterna divindade como uma entidade, algo limitado já está diante dos seus olhos, o que só lhe é imaginável em termos de localização e espaço. Consequentemente, o ser humano tenta explicar a Deidade eterna com a força da expressão, que é de facto verdade em si mesma, mas prejudica fortemente o vínculo pessoal do ser humano com Deus, pois segundo a compreensão humana isto só pode ser estabelecido com um ser capaz de pensar e que tenha uma vontade....
Mas a conexão com Deus é indispensável e por isso Deus deve ser reconhecido como um Ser, o que também é extremamente fácil porque cada obra da criação revela uma vontade que se tornou forma através de Sua onipotência e revela profunda sabedoria, portanto, pensamento perfeito. E enquanto uma obra de criação for visível ao olho humano, a onipotência de Deus também é provada em certa medida, porque toda obra de criação é uma expressão da força de Deus, portanto deve ser o próprio Deus onde a Sua força é expressa. Se o ser humano pensa seriamente nisso, o pensamento de uma entidade é muito mais aceitável para ele, porque o significado e o propósito das obras de criação não deixam dúvidas de que uma vontade sábia está subjacente a elas, e onde há uma vontade há também a possibilidade de inclinar essa vontade. Consequentemente, a ligação pode ser estabelecida através de pensamentos apelativos, porque o ser humano ganhou a convicção dentro de si de que o apelo mental será ouvido em toda a parte e a todo o momento, e que pode ser concedido por parte do Ser Que é perfeito e, portanto, também cheio de amor e poder....
O ser de Deus não é de modo algum personificado, pois isso seria uma limitação segundo o pensamento humano, o que também tornaria a onipresença difícil de acreditar, pois a disposição de Deus não pode ser levada a uma forma humanamente imaginável. Mas em Jesus Cristo o poder elementar de Deus, o brilho de Deus, manifestou-se, ou seja, cumpriu plena e completamente uma forma física, tornou-se, por assim dizer, o animador desta forma externa e é, portanto, visível para aqueles que querem formar uma ideia de Deus..... Pois Deus permite que todos os Seus pensamentos se formem através da Sua vontade, incluindo o pensamento de se tornar visível às pessoas sem que elas sejam consumidas pela Sua abundância de força e luz. Uma forma visível, no entanto, é obrigada a colocar e a tempo de acordo com a lei natural, só então é espaçosa e intemporal quando se espiritualizou completamente, mas permanece imaginável para as pessoas. E no reino espiritual o olho pode então contemplar esta forma e assim ver Deus face a face. O espírito de Deus, porém, está ativo em todos os lugares e constantemente, ou seja, Ele deixa que Seus pensamentos se formem através de Sua vontade. Ele deve, portanto, ser uma entidade porque Sua vontade e sabedoria são reconhecíveis em tudo o que Sua força criou. E como a Deidade eterna quer estabelecer a conexão com Ele mesmo, o ser humano também deve ser capaz de acreditar que Deus é uma entidade, pois se Ele O imagina como mera força nunca tentará estabelecer essa conexão, mas então viverá sua vida terrena sem sucesso, pois o progresso espiritual deve exigir a oração a Deus pela graça, e isso certamente ascenderá a uma entidade onipresente, mas nunca a uma força à qual é negada a vontade e a capacidade de pensar, portanto as características de uma entidade...._>Amém
Vertaler