De geestelijke ontwikkeling in het leven op aarde is zo buitengewoon belangrijk en wordt toch meestal buiten beschouwing gelaten. En dit is het werkzaam zijn van Gods tegenstander, die ernaar streeft de mensen zoveel mogelijk te verhinderen over hun eigenlijke levensdoel na te denken. Alleen actief nadenken leidt de mens naar het doel. Het brengt hem in korte tijd tot het inzicht van zijn taak.
Maar zodra hij op de een of andere manier geconfronteerd wordt met de verplichtingen van de wereld, dat ze zijn denken geheel en al in beslag nemen, heeft de tegenstander van God zijn doel bereikt, hem van elke geestelijke gedachte af te brengen. En de mens zal nu niet het minste voor zijn ziel doen, omdat hem de nood van zijn ziel niet duidelijk is. Want om aan zijn ziel te werken moet hij weten dat deze zich in een onvolmaakte toestand bevindt. Hij moet zich de oorzaak ervan voor de geest halen, hij moet ook de gevolgen kennen en het eerstgenoemde in een verkeerde levenswandel onderkennen. Dan pas zal hij ernaar streven te veranderen en dus aan zijn ziel beginnen te werken.
Maar dit alles tracht de tegenstander van God te verhinderen, doordat hij het aardse leven op de voorgrond stelt en elke gelegenheid te baat neemt, de mensen te lokken met datgene wat de wereld toebehoort. En de mens gaat maar al te gewillig op de wereldse verleidingen in. Hij laat zich lokken en volgt hem, doordat hij naar de vreugden en de goederen van de wereld streeft, doordat hij zich geheel door de wereld laat inpalmen.
Een mens die nog in de wereld genoegen vindt, zal nooit serieus zijn gedachten laten gaan over zin en doel van zijn aardse leven. Hij zal nooit zijn innerlijk leven verzorgen, maar steeds alleen aan de buitenkant aandacht schenken. Hij zal met volle teugen van het leven genieten en geen gelegenheid voorbij laten gaan het lichaam genot te verschaffen, terwijl hij totaal niet denkt aan zijn ziel. En daarom kan hij zich nimmer positief ontwikkelen, zolang hij de wereld teveel aandacht schenkt. Want dit is het aandeel van diegene, die de ziel te gronde wil richten, die meent de macht en kracht van God te kunnen beknotten en daarom ook de mensen van God tracht te verwijderen.
En de mensheid volgt hem gewillig na. Ze verweert zich niet, ze weigert niet, maar doet alles wat de tegenstander van God verlangt en hij gelooft oersterk te zijn in zijn macht. De wil van de mensen zelf vergroot deze macht. De mens levert zich over aan de tegen God gerichte kracht, terwijl hij weerstand moet bieden en dit ook kan, als hij zijn gedachten tot God laat opstijgen en Hem om kracht vraagt. Want vaak genoeg wordt hem voorgehouden wat hij doen en wat hij laten moet. Vaak genoeg wordt hem zijn eigen levenstaak bekend gemaakt en wordt hij aangespoord daarover na te denken.
Als hij het niet doet is het zijn schuld, want God laat het waarlijk niet aan gelegenheden ontbreken, waarin de mens tot inzicht van zijn levenstaak kan komen. Laat hij deze gelegenheden voorbij gaan, dan moet hij er zich voor verantwoorden, zoals omgekeerd hem genade op genade toestroomt, als hij probeert uit eigen beweging zijn levenstaak te vervullen en hij zijn gedachten tot God laat opstijgen. Want God pakt elke uitgestrekte hand vast, die zich vragend naar Hem opheft, evenals Hij echter ook nooit de wil van de mens dwingt om zich op Hem te richten, als hij op Zijn tegenstander aanstuurt.
Amen
VertalerEs ist die geistige Entwicklung im Erdenleben so überaus wichtig und wird doch zumeist außer acht gelassen, und es ist dies das Wirken des Gegners von Gott, dessen Bestreben ist, soviel als möglich die Menschen daran zu hindern, über ihren eigentlichen Lebenszweck nachzudenken. Nur reges Nachdenken führt den Menschen zum Ziel, es bringt ihn in kurzer Zeit zum Erkennen seiner Aufgabe. Sowie aber die Anforderungen der Welt in einer Weise an ihn herantreten, daß sie sein Denken voll und ganz in Anspruch nehmen, hat der Gegner Gottes sein Ziel erreicht, ihn von jedem geistigen Gedanken abzubringen, und es wird der Mensch nun nicht das Geringste für seine Seele tun, weil er sich über deren Not nicht klar ist. Denn um an seiner Seele zu arbeiten, muß er wissen, daß diese in einem mangelhaften Zustand sich befindet, er muß sich die Ursache dessen vorstellen, er muß auch um die Folgen wissen und erstere in einem falschen Erdenwandel erkennen.... Dann erst wird er danach streben, sich zu wandeln und also die Arbeit an seiner Seele in Angriff nehmen. Alles dieses aber sucht der Gegner Gottes zu verhindern, indem er das irdische Leben in den Vordergrund stellt und jede Gelegenheit nützet, den Menschen zu locken mit dem, was der Welt angehört. Und der Mensch geht allzuwillig auf die weltlichen Versuchungen ein, er läßt sich locken und folgt ihm, indem er die Freuden und die Güter der Welt anstrebt, indem er sich völlig von der Welt gefangennehmen läßt. Es wird ein Mensch, der noch an der Welt Gefallen findet, niemals ernsthaft den Gedanken nachhängen über Sinn und Zweck seines Erdenlebens, er wird niemals sein Innenleben pflegen, sondern nur immer das Äußere beachten; er wird das Leben in vollen Zügen genießen und keine Gelegenheit versäumen, dem Körper zum Genuß zu verhelfen, während er seiner Seele überhaupt nicht gedenket, und darum kann er nimmermehr zur Höhe sich entwickeln, sowie er die Welt zu sehr beachtet, denn diese ist Anteil dessen, der die Seele verderben will, der die Macht und Kraft Gottes schmälern zu können glaubt und darum auch den Menschen von Gott zu entfernen sucht. Und die Menschheit folgt ihm willig nach, sie wehrt sich nicht, sie weigert sich nicht, sondern tut alles, was der Gegner Gottes verlangt, und er glaubt sich überstark in seiner Macht. Der Wille der Menschen selbst erhöht diese Macht, es liefert sich der Mensch der Gegenkraft Gottes aus, wo er Widerstand leisten soll und dies auch kann, so er seine Gedanken zu Gott erhebt und die Kraft von Ihm anfordert. Denn oft genug wird es ihm vorgehalten, was er tun und was er lassen soll, oft genug wird ihm seine eigene Lebensaufgabe vorgestellt, und er wird angeregt, darüber nachzudenken.... So er es nicht tut, ist es seine Schuld, denn Gott lässet es wahrlich nicht an Gelegenheiten fehlen, wo der Mensch zum Erkennen seiner Lebensaufgabe kommen kann. Lässet er diese Gelegenheiten vorübergehen, so muß er sich dafür verantworten, wie umgekehrt ihm Gnade über Gnade zuströmet, so er aus eigenem Antrieb seiner Lebensaufgabe nachzukommen trachtet und er seine Gedanken zu Gott erhebet. Denn Gott ergreift jede ausgestreckte Hand, die sich bittend zu Ihm erhebt, wie er aber auch niemals den Willen des Menschen zwingt, sich Ihm zuzuneigen, so er Seinem Gegner zustrebt....
Amen
Vertaler