Vergelijk Kundgabe met vertaling

Meer vertalingen:

Zelfkennis - Arbeid aan de ziel Genade - Deemoed

Het grootste gevaar is er wanneer de mens opgaat in zijn eigen welbehagen, wanneer hij meent vergevorderd te zijn en zichzelf en de ontwikkeling van zijn ziel niet doorziet. Want dan ontbreekt het hem aan deemoed, die hij echter tegenover GOD moet betonen, wil hij Zijn genade ontvangen om verder te kunnen rijpen. Alleen wie zich klein waant, streeft omhoog, alleen wie zich zwak voelt, vraagt om kracht en als hij zeer deemoedig de hemelse VADER in het gebed tegemoet treedt, kan hem die kracht worden toegestuurd.

De mens moet voortdurend aan zichzelf werken en dat kan hij alleen als hij zichzelf beziet als gebrekkig, als hij zich van zijn fouten en zwakheden bewust is en probeert zich ervan te ontdoen. Elke trede naar de volmaaktheid moet moeizaam worden bevochten, want tegen z'n fouten en zwakheden te strijden vergt strijd tegen zichzelf, tegen z'n begeerten, z'n hang naar de wereld, naar de materie, tegen z'n kwade driften, die de ziel het vrij laten van de geest bemoeilijken.

En deze strijd is niet makkelijk, zolang het lichaam nog eisen stelt die belemmerend werken op het rijpen van de ziel. Vooreerst echter moet de mens zichzelf doorzien, hij moet weten wat GOD wil en in hoeverre zijn wil nog tegen de Wil van GOD gericht is. Hij moet weten dat GOD een volledige verandering tot liefde verlangt, dat er geen slechte gedachte in de mens opduiken en er dus geen slechte daad mag worden begaan, dat elke opwelling in het menselijk hart goed en gevoelig moet zijn, dat alle ondeugden moeten worden bestreden en de mens zichzelf tot zachtmoedigheid, vreedzaamheid, geduld, barmhartigheid en deemoed moet vormen.

Hij moet steeds acht slaan op zichzelf en hij zal zeker weer zwakheden en fouten vinden als hij de arbeid aan zichzelf serieus neemt. Hij zal geen welgevallen vinden in zichzelf, zolang hij op aarde vertoeft, want hij zal op aarde niet zo volmaakt worden, dat hij niets meer op zichzelf zou hebben aan te merken. Hij moet streven naar volmaaktheid zolang hij leeft en hij zal dit alleen maar doen zolang hij zich van zijn onvolmaaktheid bewust is - door strenge zelfkritiek en de vaste wil opwaarts te gaan.

En dus moet hij in diepste deemoed leven en zichzelf en zijn werk gering achten en des te inniger om het toesturen van genade vragen, opdat de Kracht uit GOD tot hem komt en hem in staat stelt aan zijn ziel te werken, want: "aan de deemoedige geeft GOD Zijn genade".

Amen

Vertaler
Vertaald door: Gerard F. Kotte

Auto reconnaissance – Travail sur l'âme – Grâce - Humilité

Le plus grand danger survient lorsque homme se livre à la fatuité, lorsqu’il se croit bien avancé dans son développement animique et ne se connaît pas lui-même, parce qu'alors il lui manque l'humilité, que cependant il doit montrer vis-à-vis de Dieu s'il veut recevoir Sa Grâce, pour pouvoir continuer à mûrir. Seulement celui qui se croit petit, tend vers le Haut, seulement celui qui se sent faible demande la Force et lorsqu’il va à la rencontre du Père céleste profondément humble dans la prière, alors la Force peut lui arriver. L'homme doit toujours travailler sur lui et il peut le faire seulement, lorsqu’il se considère lui-même imparfait, lorsqu’il se rend compte de ses erreurs et de ses faiblesses et cherche à les déposer. Chaque marche pour le perfectionnement doit être conquise avec fatigue, parce que combattre contre ses erreurs et faiblesses demande une lutte contre lui-même, contre son désir, contre sa tendance vers le monde, vers la matière, contre ses mauvais instincts qui rendent difficile à l'âme la libération de l'esprit. Et cette lutte n'est pas facile tant que le corps impose encore des prétentions qui sont un empêchement à la maturité animique. Mais auparavant l'homme doit se reconnaître lui-même ; il doit savoir ce que Dieu veut et combien sa volonté est encore tournée contre la Volonté de Dieu ; il doit savoir que Dieu exige un total changement dans amour et il doit réfléchir à ce que signifie un changement dans l'amour pour que dans l'homme il ne puisse se lever aucune mauvaise pensée et qu’il ne soit exécuté aucune mauvaise action, pour que chaque mouvement dans le cœur humain soit bon et souple, pour que tous les charmes soient combattus et pour que l'homme s'éduque en douceur de caractère, pacifisme, patience, miséricorde et humilité. Il doit toujours s’examiner lui-même et il trouvera toujours de nouvelles faiblesses et des erreurs lorsqu’il fait sérieusement son travail sur lui, il ne trouvera aucune complaisance en lui tant qu’il demeure sur la Terre, parce que sur la Terre il ne deviendra pas assez parfait pour n’avoir plus rien à critiquer en lui. Il doit tendre à la perfection tant qu’il vit, et il le fera seulement tant qu’il se rendra compte de son imperfection à travers la plus sévère autocritique et qu’il aura la volonté la plus ferme de marcher vers le Haut. Ainsi il doit rester dans la plus profonde humilité et se considérer petit lui et son œuvre et demander plus intimement l'apport de Grâce, pour que lui arrive la Force de Dieu et qu’elle le rende capable pour le travail sur l'âme, parce que Dieu donne Sa Grâce aux humbles.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Jean-Marc Grillet