Een algemene moedeloosheid zal zich van de mensen meester maken bij het zien van de verwoestingen die de menselijke wil verricht. Er zal een tijd aanbreken, dat niemand meer zeker is have en goed te behouden. En ook dit is een teken van de eindtijd, dat de mensen ernstig worden vermaand de goederen der wereld te verachten, alleen geestelijke goederen na te streven en zich voor te bereiden op het einde, dat voor allen zo dichtbij is.
Het zal een angstige tijd zijn. En de mensen zullen bijna niet meer de wil opbrengen hun leven anders vorm te geven, omdat ze de vergankelijkheid inzien van alles, waar ze aan beginnen. En het leven zal hun onverdraaglijk toeschijnen. Maar met het oog op het dichtbij zijnde einde is deze toestand van lijden nodig voor de mensen, die alleen daardoor tot het inzicht kunnen komen, dat het aardse leven niet het voornaamste doel van het bestaan is.
Elk schepsel zal de strijd in de eindtijd aan den lijve ondervinden. Want ook in de dieren- en plantenwereld heeft deze zijn uitwerking en steeds snellere omvormingen zijn daarvan het gevolg. En ook de mensen zullen voortijdig hun aardse bestaan moeten beëindigen, deels door het werk van vernietiging, dat de menselijke wil laat ontstaan, deels door het goddelijke ingrijpen, dat eveneens talrijke mensenlevens eist.
Maar al deze slachtoffers moeten de overlevenden weer tot inzicht brengen. Deze laatsten moeten zich bewust worden, hoe snel de dood het leven kan beëindigen, opdat ze aan hun ziel denken en aan het leven na de dood. De dood moet de mensen onder ogen worden gebracht, omdat ze anders het aardse leven als zodanig te hoog waarderen en daardoor in gevaar zijn, het eigenlijke doel van hun leven op aarde te vergeten.
En dit vraagt nu om uitermate smartelijke gebeurtenissen. Want de mensen gaan gevoelloos aan leed en ellende voorbij, als dit niet buitengewoon groot en overweldigend is. De mensen kunnen nog geen recht van onrecht onderscheiden. Ze denken alleen aan hun voordeel en noemen alles goed, wat hun zulks oplevert. En aan de naaste en zijn nood denken ze niet.
En zo heeft de tegenstander van God vrij spel, doordat hij in zijn ergste manier van doen nog niet wordt herkend, maar instemming en toegevendheid ontmoet. Maar zolang de mens niet tot inzicht komt, dat hij door slechte krachten wordt gestuurd, zolang hij het werkzaam zijn ervan niet verafschuwt, vindt hij de juiste weg niet.
En daarom moet hem het onrecht zo dichtbij worden gebracht. Hij moet aan den lijve ondervinden, wat liefdeloosheid teweegbrengt. En door eigen leed moet hij zichzelf veranderen. Hij moet zich afkeren van het gedrag van de mensheid, die onder invloed van de satan staat. En hij zal dit pas doen, wanneer hij de nietigheid inziet van aardse goederen, die alleen begeerten en slechte eigenschappen ontketenen, die leiden tot de grootste misdaden. Want het zijn alleen aardse goederen, omwille waarvan de mensen zichzelf het grootste leed aandoen.
Het zal niet lang meer duren, dat alles aan de ondergang is prijsgegeven. En deze korte tijd zal nog een tijd van onnoemelijk leed moeten zijn voor de mensheid, omdat ze er ver van af staat zich voor te bereiden en zo weinig aan het leven na de dood denkt. Maar God wendt alle middelen aan, om hun gedachten daar op te richten. En dus zal Hij toelaten wat de menselijke wil nastreeft, om de mensen nog te redden, doordat Hij hun de vergankelijkheid voorhoudt van aardse goederen en van het leven van het lichaam en hen daardoor tot inzicht wil brengen.
Amen
VertalerEine allgemeine Mutlosigkeit wird die Menschen erfassen angesichts der Zerstörungen, die menschlicher Wille vollbringt. Es wird eine Zeit anbrechen, da niemand mehr sicher ist, Hab und Gut zu behalten, und es ist auch dieses ein Zeichen der Endzeit, daß die Menschen ernstlich gemahnt werden, die Güter der Welt zu verachten, nur geistige Güter anzustreben und sich vorzubereiten auf das Ende, das allen so nahe bevorsteht. Es wird eine bange Zeit sein, und es werden die Menschen fast keinen Willen mehr aufbringen, sich ihr Leben anders zu gestalten, weil sie die Hinfälligkeit alles dessen erkennen, was sie in Angriff nehmen, und das Leben wird ihnen unerträglich erscheinen. Doch in Anbetracht des nahen Endes ist dieser Leidenszustand nötig für die Menschen, die nur dadurch noch zur Erkenntnis kommen können, daß das irdische Leben nicht Hauptzweck des Daseins ist. Jegliche Kreatur wird den Kampf in der Endzeit zu spüren bekommen, denn auch in der Tier- und Pflanzenwelt wirkt er sich aus, und immer schnellere Verformungen sind die Folge davon. Und auch die Menschen werden vorzeitig ihre Erdenlaufbahn beschließen müssen, teils durch das Vernichtungswerk, das menschlicher Wille zur Ausführung kommen läßt, teils durch den göttlichen Eingriff, der gleichfalls zahlreiche Menschenleben fordert. Doch alle diese Opfer sollen wieder den Überlebenden zur Erkenntnis verhelfen, es sollen letztere sich bewußt werden, wie schnell der Tod das Leben beenden kann, auf daß sie ihrer Seelen gedenken und des Lebens nach dem Tode. Es muß den Menschen der Tod vor Augen geführt werden, weil sie sonst das Erdenleben als solches zu hoch bewerten und dadurch in Gefahr sind, ihren eigentlichen Erdenlebenszweck zu vergessen. Und es erfordert dies nun überaus schmerzliche Erlebnisse, denn die Menschen gehen gefühllos am Leid und Elend vorüber, so es nicht außergewöhnlich groß und überwältigend ist. Die Menschen können noch nicht Recht von Unrecht unterscheiden, sie haben nur ihren Vorteil im Sinn und heißen alles gut, was ihnen solchen einträgt. Und des Nächsten und seiner Not gedenken sie nicht. Und so hat der Gegner Gottes gewonnenes Spiel, indem er in seinem schlimmsten Treiben noch nicht erkannt wird, sondern er Zustimmung und Nachsicht findet. Doch ehe der Mensch nicht zum Erkennen kommt, daß er von schlechten Kräften gelenkt wird, ehe er deren Wirken nicht verabscheut, findet er nicht den rechten Weg. Und darum muß ihm das Unrecht so nahegeführt werden, er muß es an sich selbst erfahren, was Lieblosigkeit zuwege bringt, und er muß durch eigenes Leid sich wandeln, er muß sich abwenden von dem Gebaren der Menschheit, die unter dem Einfluß des Satans steht.... Und er wird dies erst dann tun, wenn er die Nichtigkeit der irdischen Güter erkennt, die nur Begierden und Laster entfachen, die zu den größten Verbrechen führen. Denn es sind nur irdische Güter, um derentwillen die Menschen sich das größte Leid zufügen.... Es währet keine lange Zeit mehr, daß alles dem Verfall preisgegeben ist, und diese kurze Zeit wird noch eine Zeit unsäglichen Leides sein müssen für die Menschheit, weil sie weitab davon ist, sich vorzubereiten, und so des Lebens nach dem Tode zu wenig gedenkt. Gott aber wendet alle Mittel an, ihre Gedanken darauf zu lenken, und also lässet Er zu, was menschlicher Wille anstrebt, um die Menschen noch zu retten, indem Er ihnen die Vergänglichkeit der irdischen Güter und des Leibeslebens vorhält und sie dadurch zum Erkennen leiten will....
Amen
Vertaler