Het laatste doel van de schepping is de daaruit voortvloeiende toenadering tot God.
God probeert alles weer naar zich toe te leiden wat eens als kracht van Hem uitging, doch voortdurend onder Zijn wil staat. De wil van het wezenlijke in de schepping is nog tegen Hem gericht en pas wanneer het zijn wil voor de goddelijke wil buigt, heeft de aanpassing aan God plaatsgevonden en is het doel van de schepping vervuld. De aanpassing aan God heeft weer het eeuwige leven tot gevolg, dat een staat is van eeuwigdurende volheid van licht en kracht. Een staat van geluk en eeuwige heerlijkheid die Gods grote liefde het oorspronkelijk had toebedacht, maar die ook een zekere graad van volmaaktheid vooropstelt, die het wezenlijke door eigen wil moet hebben bereikt. Gods scheppingswerken geven het wezenlijke rijkelijk de gelegenheid tot volmaaktheid te komen. En Gods liefde laat het nooit zonder ondersteuning, maar ook de eigen wil van het wezenlijke moet onvoorwaardelijk actief worden. Het wezenlijke moet zelf beslissen en bijgevolg een proeftijd doormaken, waarin hem elke vrijheid is gegeven en het dus ook in wilsvrijheid kan beslissen welk einddoel het begerenswaardig toeschijnt. Want ondanks Zijn overgrote liefde dwingt God geen enkel wezen om Hem toe te behoren. Integendeel, Hij laat het de volledige wilsvrijheid, maar tracht toch Zich aan hen te openbaren, opdat hun wil voor Hem kiest, om hun een leven in heerlijkheid te verzekeren. Want Zijn liefde wil niets verloren laten gaan wat in Hem zijn oorsprong had. En Zijn wijsheid ziet het juiste en enige middel in dat aan het doel beantwoordt, dat Zijn wil en Zijn kracht tot iets zichtbaars liet worden.
Hij schiep de hemel en de aarde voor de definitieve verlossing van het geestelijke dat door zijn vroegere opstand tegen God zelf tot onvrije wezens was geworden, opdat het nu zijn vrijheid weer terug kan krijgen.
Amen
VertalerThe ultimate purpose of creation is to draw closer to God.... God seeks to lead back to Himself everything that once emanated from Him as power but is permanently subject to His will. The will of the beingness in creation is still directed against Him, and only when it bends its will under the divine will has the harmonization with God taken place and the purpose of creation been fulfilled. But the harmonization with God results in eternal life, which is a state in everlasting fullness of light and strength, a state of happiness and eternal glory, which God's great love had originally intended for it, but which also presupposes a certain degree of perfection, which the beingness must have reached through its own will. God's works of creation give the being abundant opportunity to develop to perfection. And God's love never leaves it without support, but the being's own will also has to become active without fail, the being has to decide for itself and therefore cover a probationary period where all freedom is given to it and it can therefore also decide in freedom of will which final goal seems desirable to it; for despite His greater than great love God does not force any being to belong to Him but leaves it complete freedom of will, but still tries to reveal itself to them that their will decides in favour of Him in order to secure them a life in glory. For His love does not want to let anything get lost that originated in Him. And His wisdom recognizes the right and only purpose-fulfilling means which allowed His will and His power to become something visible.... He created heaven and earth for the final redemption of the spiritual, which had become unfree beings through its former rebellion against God Himself, so that it can now regain its freedom....
Amen
Vertaler