De goddelijke Vonk in de mens is de Liefde. God heeft de Liefde in elk mensenhart gelegd en hem nu een taak opgedragen op aarde: de goddelijke Liefdevonk te laten aanwakkeren tot een hoog oplaaiende vlam, die dan alles om zich verteert. De liefde woont dus in alle mensen, maar naar welke zaken deze liefde zich keert, is aan de mensen overgelaten, dat wil zeggen de menselijke wil bepaalt het doelwit van zijn wensen, dus het voorwerp van zijn liefde. Geestelijk verlangen en aardse begeerten kenmerken de ware - dat wil zeggen God welgevallige - en de verkeerde liefde. Want liefde is verlangen naar aaneensluiting.
Wordt de mens met iets vertrouwd gemaakt en hij tracht het te bezitten, dan is de liefde al in hem ontstoken. En met beide wordt hij in kennis gesteld, opdat de mens kan beslissen. Hem worden aardse goederen en verlokkingen der wereld geboden, maar er wordt hem ook geestelijk goed ter beschikking gesteld, zodat de liefde in de mens nu kan beslissen welk object ze als doel neemt. En dienovereenkomstig groeit ook de liefde. Het verlangen naar aaneensluiting geeft dus het aardse leven pas zijn inhoud, want nu streeft de mens naar bezit, geestelijk of aards, al naargelang het geloof en het verlangen naar God sterk is. Daarom zal de liefde de aandrift zijn voor al het handelen en denken.
De wereldse liefde is hetzelfde als liefdeloosheid, want wereldse liefde schakelt de liefde voor God uit, wereldse liefde streeft alleen naar eigen bezit en richt zich nooit op de naaste. Maar eigenliefde is het tegengestelde van naastenliefde, dus uit deze liefde zich in liefdeloosheid tegen de medemens. Want van zichzelf zal ieder mens houden, hoewel zijn denken en handelen tegenover de medemens liefdeloos moet worden genoemd.
In het begin zullen twee begeerten strijden in de mens en dan is het van betekenis aan welke begeerte in zich de mens toegeeft. Is de liefde voor het goede in hem overheersend, dan zal hij spoedig de begeerten naar de wereld overwinnen, want het goede heeft zijn oorsprong in God. Bijgevolg stuurt de mens op God aan en dus richt zijn liefde zich op Hem. En deze liefde uit zich in de liefde voor de naaste en ze zal uitbreken tot een hoog oplaaiende vlam.
Maar de verkeerde liefde zal vergankelijk goed als doel hebben. Ze zal daarom ook onbestendig zijn, ze zal steeds nieuwe dingen ontdekken die ze begeert en deze verkeerde liefde zal de mensen afkerig maken van God en hen naar Diens tegenstander toe leiden. De goddelijke vonk in de ziel van de mens wordt dan niet gevoed, maar veeleer in onzuivere lusten verstikt. De zuivere liefde wordt vervangen door een verlangen, dat eveneens voor liefde wordt aangezien, maar met dit onderscheid, dat ze niet God, van Diens tegenstander als doel heeft, zodat er dus van een verkeerde liefde kan worden gesproken. Deze verkeerde liefde is echter thans het kenmerk van het geestelijke dieptepunt van de mensheid. Want wie God als doel heeft - dus zich met Hem probeert te verbinden - bemint God en is dicht bij Hem, dus geestelijk rijper dan diegenen, die ver van God afstaan door hun verkeerde liefde voor de wereld. Want alleen door de aaneensluiting met God kan de geestelijke rijpheid worden verkregen. En wie daar naar streeft, heeft de ware liefde, hij heeft de goddelijke liefdevonk in zich doen ontbranden en probeert zichzelf te vormen tot liefde.
Amen
VertalerLa chispa divina en el hombre es el amor. Dios ha puesto el amor en el corazón de cada ser humano y ahora le ha dado una tarea en la tierra.... dejar que esta chispa de amor divino se encienda en una llama ardiente, que luego consume todo lo que la rodea. Entonces el amor es inherente en todos los hombres, pero las cosas a las que se dirige este amor, esto se deja al hombre, es decir, la voluntad humana determina la meta de sus deseos, es decir, el objeto de su amor.
El deseo espiritual caracteriza el amor correcto, es decir, el amor que agrade a Dios y los deseos terrenales caracterizan el amor incorrecto. Porque el amor es deseo de unión. Si algo es acercado al hombre y él trata de poseerlo, entonces el amor ya se ha encendido en él.
Y ambas cosas le serán traídos para que el hombre pueda decidir. Se le ofrecen bienes terrenales y tentaciones del mundo, pero también se le ponen a su disposición bienes espirituales para que ahora el amor en el hombre pueda decidirse ahora qué objeto toma como meta. Y el amor crece también en consecuencia. El deseo de unión, por lo tanto, da su significado a la vida terrenal, porque ahora el hombre se esfuerza por la posesión.... Bienes espirituales o terrenales, dependiendo de si la fe y el deseo hacia Dios son fuertes en él.
Por tanto, el amor será el impulso para todo actuar y pensar. El amor mundano es igual al desamor, porque el amor mundano apaga el amor a Dios, el amor mundano solo se esfuerza por la posesión propia y nunca se dirige al prójimo.... El amor propio, sin embargo, es lo opuesto al amor al prójimo, por lo que este amor se expresa con falta de bondad hacia los demás. Porque cada uno se amará así mismo, aunque su pensar y actuar hacia el semejante debe llamarse sin amor.
Inicialmente dos deseos pelearán en el hombre, y luego es importante a cuál deseo en sí, se cede el hombre. Si predomina en él el amor por el bien, pronto vencerá los deseos del mundo, porque el bien tiene su origen en Dios, por consiguiente, el hombre se esfuerza hacia Dios, y así su amor se vuelve hacia Él.
Y este amor se expresa en el amor al prójimo, y se encenderá hasta convertirse en una llama ardiente. Pero el amor equivocado tendrá como meta el bien perecedero, por lo que también será inconstante, siempre descubrirá cosas nuevas que desee, y este amor incorrecto alejará a los hombres de Dios y los conducirá a Su oponente. Entonces le chispa divina en el alma del hombre no se nutre, sino que se sofoca en instintos impuros.
El amor puro es reemplazado por un *deseo* que igualmente es visto como amor, pero con la diferencia de que su objetivo no es Dios, sino el oponente, que se puede hablar de un amor equivocado.
Pero este amor equivocado es ahora la característica del bajo nivel espiritual de la humanidad. Porque quien tiene a Dios como so objetivo, es decir, quien busca conectarse con Él, ama a Dios y está cerca de Él, así que espiritualmente está más maduro que aquellos quienes están lejos de Dios por su amor equivocado al mundo. Porque la madurez espiritual se puede alcanzar mediante la unión con Dios, y quien se esfuerza por alcanzarla permanece en el amor verdadero, ha encendido la chispa del amor divino en sí mismo y busca él mismo de formarse en amor....
Amén
Vertaler