In het besef van de opdracht op aarde zal de mens steeds de juiste weg gaan, want het zal steeds zijn streven zijn om van de al hem ten dienste staande middelen, die de genade van de Heer hem doet toekomen, gebruik te maken en zo ook het leven op aarde goed te benutten.
Nu heeft al het opwaartse streven op aarde pas dan de juiste waarde, wanneer de liefde al het handelen en denken bepaalt. Want pas de liefde wekt op, maar zonder liefde blijft elke handeling een dode onderneming. Dat wil zeggen: het is dood voor de eeuwigheid, ook wanneer het op aarde tijdelijk loon oplevert. De liefde moet het hart vervullen en de wil bewegen om werkzaam te zijn. Dan heeft alle werkzaamheid op aarde het resultaat, dat de graad van rijpheid van de ziel omhooggaat, dat de ziel als het ware nu pas nut heeft van wat het lichaam doet.
En omdat het op aarde enkel en alleen om de ontwikkeling van de ziel gaat, omdat het einddoel van het hele leven op aarde is om zo volmaakt mogelijk de aarde bij het afleggen van het aardse, vleselijke lichaam te kunnen verlaten, moet noodgedwongen de grootste aandacht aan deze opdracht op aarde geschonken worden. De mens moet eraan denken, dat hij zelf zijn belichaming nagestreefd heeft en het leven op aarde aanvaard heeft met het vaste voornemen om het zo te benutten, dat alle afvalstoffen zich van de ziel afscheiden en de ziel in alle zuiverheid het aardse lichaam verlaat en zich met de goddelijke geest kan verenigen.
Ze mag ook niet vergeten dat zonder het leven op aarde een opwaartse ontwikkeling nooit mogelijk is en dat ze daarom ook al het moeilijke op zich moet nemen om zich in deze toestand te brengen, die een loskomen van alle materie tot gevolg heeft. Ze moet zich zonder aarzelen aan de eeuwige Godheid overgeven en zo de liefde in zich tot de hoogste ontplooiing brengen. Ze moet alles liefhebben, wat door God, als de eeuwige Schepper van de hemel en de aarde, voortgebracht is en moet nu door deze liefde tot nut en bestwil van de naaste en tot ere van God werkzaam zijn.
Hoe intensiever ze de verbinding met de goddelijke Heiland nastreeft, des te dichter zal de Heiland bij deze ziel zijn. En ze kan zonder enige twijfel verwachten dat ze een zuiver kind van God wordt en eens in de eeuwigheid ook als kind van God eindeloze gelukzaligheid door Hem vindt en dat haar voor eeuwig de genade van de goddelijke Vader ten deel valt. Want wie dan liefheeft en al zijn werk in deze liefde verricht, heeft een aanspraak op de heerlijkheid van God en verkeert voor eeuwig in Zijn genade.
Amen
VertalerIn der Erkenntnis der Erdenaufgabe wird der Mensch stets den rechten Weg gehen, denn es wird sein Bemühen immer sein, von allen ihm zu Gebote stehenden Mitteln, die des Herrn Gnade ihm zuwendet, Gebrauch zu machen und so auch das Erdenleben recht zu nützen. Nun hat alles Streben auf Erden nach oben erst dann den rechten Wert, wenn die Liebe alles Handeln und Denken bestimmt, denn erst die Liebe belebt, doch ohne Liebe bleibt jede Handlung totes Beginnen, d.h., es ist tot für die Ewigkeit, auch wenn es auf Erden zeitlichen Lohn einträgt. Es muß die Liebe das Herz erfüllen und den Willen bewegen, tätig zu sein, dann hat alle Tätigkeit auf Erden den Erfolg, daß der Seele Reifezustand seinen Fortschritt nimmt, daß gleichsam nun erst die Seele den Nutzen zieht von dem, was der Körper tut. Und da es auf Erden doch lediglich um die Gestaltung der Seele geht, da dies der Endzweck des ganzen Erdenlebens ist, möglichst vollkommen beim Ableben den irdischen Fleischleib verlassen zu können, muß notgedrungen der Erdenaufgabe größte Beachtung geschenkt werden.... Es muß der Mensch dessen eingedenk sein, daß er selbst seine Verkörperung angestrebt hat und das Erdenleben angetreten hat mit dem festen Vorsatz, es so zu nutzen, daß alle Schlacken sich absondern von der Seele und diese in aller Reinheit den irdischen Körper verlassen und sich mit dem göttlichen Geist vereinen kann.... Sie darf auch nicht vergessen, daß ohne das Erdenleben eine Höherentwicklung nimmermehr möglich ist und daß sie daher auch alles Schwere willig auf sich nehmen muß, um sich in jenen Zustand zu versetzen, der eine Freiwerdung von aller Materie zur Folge hat. Sie muß ohne Zögern sich der ewigen Gottheit hingeben und so die Liebe in sich zur höchsten Entfaltung bringen.... sie muß alles lieben, was von Gott, als dem ewigen Schöpfer des Himmels und der Erde, hervorgegangen ist, und muß nun durch diese Liebe wirken zum Nutzen und Besten des Nächsten und zur Ehre Gottes.... Je intensiver sie die Verbundenheit mit dem göttlichen Heiland anstrebt, desto näher wird der Heiland dieser Seele sein, und sie kann ohne allen Zweifel gewärtigen, daß sie ein rechtes Kind Gottes wird und dereinst in der Ewigkeit auch als Gotteskind unendliche Beglückung durch Ihn findet und auf ewig die göttliche Vaterhuld ihm beschieden ist.... denn wer da liebet und in dieser Liebe alle seine Werke tut, hat ein Anrecht auf die Herrlichkeit Gottes und steht ewiglich in Seiner Gnade....
Amen
Vertaler