Lief kind, ontvang onze leringen en lever je getroost over aan onze inwerkingen: Met onvermoeibaar geduld spreekt de Heer tot de zijnen en Hij laat hen voor hun heil een blik werpen in de door God gegeven wetten waaraan al het werkzaam zijn en scheppen in het hiernamaals, in het ganse heelal, ondergeschikt is. Het aardse leven met zijn strijden is voorbehouden aan degenen die onder de hoede van de hemelse Vader hun ziel vooruit willen laten gaan en aan de Heer de genade van de belichaming gevraagd hebben met het doel hun ziel te voltooien. In dit stadium is het voor de ziel mogelijk een hogere graad van volmaaktheid te bereiken. Maar tijdens het leven op aarde keert de ziel zich vaak van haar eigenlijke doel af en blijft ze ofwel in een bepaalde stilstand, ofwel ze keert zich vanuit een verblind denken naar de machten van de duisternis.
De ziel treedt een toestand binnen waarin ze zich, onbewust van haar doel, uit eigen beweging tot de Vader moet bekennen. Maar de ziel wordt in dit stadium van belichaming door vele geestelijke wezens begeleid die in liefde om haar bezorgd zijn. Ze willen inwerken op het denken van het kind van de aarde en ze willen het graag naar de hemelse Vader leiden in eeuwigheid. En menige gedachte die door deze geestelijke wezens aan de mensen wordt overgebracht, bevat een verwijzing naar de eeuwige goddelijkheid. En als de mens zich volledig bewust zou zijn van de grote verantwoordelijkheid, van wat de gevolgen van zijn leven op aarde zijn, dan zou hij hardnekkiger zijn doel nastreven. Zou dan echter het doel van het leven werkelijk vervuld zijn? De mens moet geloven, zich in vol vertrouwen tot de Heer wenden, al het goddelijke in zich opnemen, steeds in geloof aan de Heer. Dat is zijn opgave, ter vervulling waarvan hem het aardse leven geschonken is.
Als jullie het enorme aantal kinderen op aarde beschouwen die volkomen nutteloos door het leven gaan, dan zullen jullie begrijpen hoe erg hun lot ons bedrukt. Want wij moeten door het inzicht in de goddelijke waarheid moeten aanzien hoeveel genade hen gegeven werd en hoe ze in onwetendheid over hun levensopgave daar achteloos aan voorbijgaan. En dat is ons leed. Want in liefde willen werken voor anderen en afgewezen worden is onzegbaar droevig voor ons, die de zorg om deze zielen als taak hebben. Allen worden door tekenen aangemaand, allen vernemen de stem van de Heer, maar of ze haar op zich laten inwerken, ligt alleen aan hun wil. En de barmhartigheid van de Heer vindt steeds weer middelen en wegen om de mensen kennis te geven van Zijn wil en Zijn liefde. Maar de mens schat zich in zijn onwetendheid zo hoog in, dat hij meent zonder de zegenende hand van de Vader net zo zeker door het leven te gaan. Door zijn instelling bezorgt hij zichzelf een hindernis, die zo onvatbaar groot is dat hij moeite heeft om over deze hindernis heen te geraken. En door zijn verblinding benut hij niet het goddelijke genademiddel dat het leven op aarde voor hem veel gemakkelijker en zegenrijker zou kunnen maken.
Maar het erbarmen en de liefde van de goddelijke Vader zijn oneindig. Groot is Zijn wijsheid en Zijn goedheid, want Hij dringt steeds weer met nieuwe bewijzen van Zijn werken de harten van de mensheid binnen. Hij laat wonderen gebeuren om Zijn kinderen te onderwijzen. Hij giet voortdurend Zijn genade uit over de kinderen van de aarde die Hem toegewend zijn. En Hij probeert hierdoor diegenen terug te winnen die zich door onwetendheid in dwaalleren verloren hebben. De Heiland zegent degenen die voor Hem werken en ook zal het ondernemen van ieder die voor de Heer strijdt gezegend zijn. En zo bedeelt de Heer ook diegenen aan wie de zielen van de aardse kinderen zijn toevertrouwd. Hij geeft hun hulpkrachten en wanneer er wederzijds in liefde gewerkt wordt, ontstaat uit dit werken ook de zegen zodat elke goede daad haar vruchten draagt.
Het is de Heer aangenaam dat het mensenkind op aarde voor het eeuwige leven werkt. Dit heeft zowel op aarde als in het hiernamaals effect. Want er moet op aarde niet aan het lichaam gedacht worden, maar aan de geest, aan de menselijke ziel die van God is uitgegaan en het aardse leven slechts doorloopt om dichter bij de Heer te komen. In een tijd als deze is het strijden om de geestelijke ontwikkeling dubbel nodig. Geen enkel wezen blijft stilstaan, het gevaar is veel groter dat het zakt, wanneer het zelf geen moeite doet om de weg naar boven te vinden. En om de vijandelijke machten tegen te houden, om de zielen naar de weg van inzicht te voeren, moeten jullie - Zijn dienaren - je met alle kracht inzetten. Want de Heer is midden onder jullie, die in liefde tot de Heiland jullie opgave vervullen en Hem trouw dienen.
Amen
VertalerCara figlia, accogli i nostri Insegnamenti ed affidati tranquillamente alle nostre influenze: Il Signore parla ai Suoi con Pazienza che mai si stanza, e per la loro Benedizione Egli lascia loro prendere uno sguardo nelle Leggi date da Dio, alle quali è sottoposto ogni Operare e Creare nell’aldilà, in tutto il Cosmo. La vita terrena con le sue battaglie è riservata a coloro che vogliono promuovere la loro anima nella Custodia del Padre celeste e che hanno pregato per ricevere dal Signore la Grazia dell’incorporazione allo scopo del perfezionamento. In questo stadio è possibile all’anima di raggiungere un grado superiore della perfezione, ma nella vita terrena l’anima si distoglie sovente dalla sua vera destinazione e rimane o in un certo stato fermo oppure nell’abbaglio del pensare si rivolge alle forze dell’oscurità. L’anima entra in uno stato nel quale, inconsapevole della sua vera destinazione, si deve dichiarare per il Padre per propria spinta, ma in questo stadio dell’incorporazione l’anima viene assistita con tanto amore da molti esseri spirituali che sono preoccupati per lei, che vogliono agire sul pensare del figlio terreno e lo vorrebbero condurre al Padre celeste, nell’Eternità. E molti pensieri che vengono trasmessi da questi esseri spiriti all’uomo, celano in sé l’indicazione all’eterna Divinità, e se l’uomo si rendesse pienamente conto della grande responsabilità quali conseguenze procura la sua vita terrena, perseguirebbe con più fermezza la sua meta. Ma allora sarebbe davvero compiuto lo scopo della vita? L’uomo deve credere, rivolgersi al Salvatore nella piena fiducia, accogliere in sé tutto il Divino, sempre nella fede nel Signore, questo è il suo compito che deve adempire, per il quale gli è stata concessa la vita terrena. Se osservate il numero infinito dei figli terreni che passano attraverso la vita totalmente inutilizzata, allora comprenderete quanto ci preme gravemente la sorte di costoro, dato che nella conoscenza della Verità divina dobbiamo assistere, quanta Grazia è stata concessa e come vi passano oltre indifferenti nell’ignoranza del compito della vita, e questa è la nostra sofferenza, perché noi altri vogliamo agire nell’amore e venir respinti è indicibilmente triste per noi, ai quali spetta di provvedere a queste anime. Tutte vengono ammonite tramite dei segni, tutte sentono la Voce del Signore, ma se lasciano agire questa su di sé, dipende unicamente dalla loro volontà. E la Misericordia del Signore trova sempre di nuovo dei Mezzi e delle vie, che danno conoscenza agli uomini della Sua Volontà e del Suo Amore. Ma l’uomo nella sua ignoranza stima sé stesso troppo alto, che crede di passare attraverso la vita senza la Mano benedicente del Padre. Egli stesso si prepara un ostacolo così inafferrabilmente grande, che fa fatica di superare questo ostacolo, ed attraverso il suo abbaglio non utilizza i Mezzi divini di Grazia, che gli renderebbero la vita sulla Terra molto più facile e più benedetta. Ma la Compassione e l’Amore del Padre divino sono infiniti, grande è la Sua Sapienza e la Sua Benignità, perché fa sempre di nuovo braccia nei cuori degli uomini con nuove Dimostrazione del Suo Agire. Egli fa accadere dei Miracoli per l’ammaestramento dei Suoi figli. Egli effonde continuamente la Sua Grazia sui figli terreni rivolti a Lui ed attraverso questi cerca di riconquistare di nuovo coloro che si sono perduti nell’ignoranza di insegnamenti errati. Perché il Salvatore benedice coloro che operano per Lui, e benedetto sarà anche l’iniziativa di coloro ai quali sono affidate le anime dei figli terreni. Egli fa sorgere loro delle Forze d’Aiuto, e se viene agite nell’amore reciproco, da questo agire proviene anche la Benedizione, che ogni buona azione procura i suoi frutti. Questo è compiacente al signore, che il figlio terreno lavora per l’eterna Vita, questo ha l’effetto sia sulla Terra come nell’aldilà, perché non dev’essere provveduto al corpo sulla Terra, ma per lo spirito, l’anima umana, che è proceduta da Dio e che cammina attraverso la vita terrena solamente per avvicinarsi al Signore. In un tempo come ora è doppiamente necessario lottare per la promozione spirituale, nessun essere si arresta, è piuttosto maggiore il pericolo che sprofondi se esso stesso non si sforza a trovare la via verso l’Alto. E per imporre un alt alle forze nemiche, per guidare le anime sulla via della conoscenza, dovete voi, i Suoi servitori, adoperarvi con tutta la forza, perché il Signore E’ in mezzo a voi, che adempite il vostro compito nell’amore per il Salvatore e Lo servite con fedeltà.
Amen
Vertaler