2140 Het verlangen van goede krachten – Het bestrijden van slechte krachten
4 november 1941: Boek 31
De geestelijke saamhorigheid verzekert de mensen van het opwaarts gaan. En dit is heel begrijpelijk, want de bewoners van het lichtrijk helpen het geestelijke, dan nog niet volmaakt is, onophoudelijk. Het lichtvolle probeert de mensen te beïnvloeden en de invloed zal steeds effectief zijn, wanneer de mensen zich naar hun schenkers keren, wanneer ze zich zodoende met de geestelijke wezens proberen te verbinden. Alleen een zich bewust afwenden maakt de inspanningen van deze wezens ineffectief.
Geestelijke invloed is van het grootste belang voor de mens op aarde. Deze kan weliswaar ook door slechte wezens beïnvloed worden, maar enkel dan, wanner de mens zich zonder weerstand aan de slechte krachten overgeeft en dit is dan het geval, wanneer hij niet bewust naar goede geestelijke kracht verlangt. Om met goede kracht in verbinding te treden, moet de mens zijn wil actief laten worden. Hij moet naar hun invloed, hun bescherming en hun hulp verlangen. Maar slechte krachten hoeven niet begeerd te worden. Ze zijn al tot hun slechte werk bereid, zodra de mens onverschillig is en zich niet tegen hun invloed verzet. Ze zijn er op elk moment en kwellen de mensen, die hun geen weerstand bieden door het verlangen naar het goede.
De verbindingen van de slechte krachten met de mens moeten door deze krachten aangeknoopt worden, terwijl de verbinding met de goede krachten door de mens nagestreefd, dus bewust tot stand gebracht moet worden. De goede krachten zijn voortdurend bereid en deze bereidheid levert de mens het grootste geestelijke succes op, terwijl de slechte krachten de bereidheid van de mens nodig hebben om actief te kunnen zijn, want de slechte krachten staan geestelijk lager dan de mensen en kunnen pas dan hun macht ontvouwen, als de mens bereidwillig is.
Verzet van de mens maakt hen krachteloos en machteloos. Maar hun kracht en macht bestaat er alleen maar in om de gedachtegang van de mens in verwarring te brengen. De slechte wezens kunnen zich niet op een andere manier uiten of op de mens inwerken, terwijl de goede geestelijke krachten de mens op elke manier kunnen helpen, ook naast de beïnvloeding via de gedachten. Want ze hebben ook de macht om de mensen in het aardse leven te leiden en ook de gebeurtenissen op een voor de mens gunstige manier te vormen, dus zo in te grijpen in het aardse leven, als nuttig is voor de opwaartse ontwikkeling van de ziel van de mens.
Ze handelen overeenkomstig de wil van God. Bijgevolg zullen ze steeds zo op de mensen inwerken, zoals God het hun bekendmaakt en zoals het nodig is, opdat ze hun zielenrijpheid bereiken. Maar ze mogen het mensenkind pas dan begeleiden, dat wil zeggen hem hun hulp doen toekomen, als het mensenkind zich vanuit zichzelf met deze goede wezens verbindt, als het hun kracht erkent en zich vrijwillig naar hen toewendt en om hun werkzaamheid vraagt. Dan is de invloed van deze wezens op de mens enorm succesvol. Ze ontfermen zich met de grootste liefde en doorzettingsvermogen over de mens en helpen hem voortdurend, zodat het de weg naar de hoogte ongehinderd aflegt, want ze richten hun gehele liefde op het nog onvolmaakte, naar boven strevende geestelijke.
Amen
Deze openbaring
Luisteren
als MP3 downloaden
Afdrukvoorbeeld
Kladschriften