2112 De strijd tegen het geestelijke – Het ingrijpen van God

13 oktober 1941: Boek 30

Al het goddelijke en verhevene wordt door de mensen omlaag getrokken en men neemt er geen aanstoot aan om de spot te drijven met of te lachen over zaken, die voor de medemensen ernst en heilig zijn. En daarom zal het voor de aardse macht gemakkelijk zijn om tegen al het geestelijke te velde te trekken. Ze zal niet op moeilijkheden stuiten, als ze ingrijpende veranderingen op geestelijk gebied doorvoeren wil. Ze zal integendeel toestemming krijgen voor al haar verordeningen.

En dat bewijst de niet-geestelijke staat van de mensheid. Het bewijst ook de noodzaak van een ingrijpen van de kant van de eeuwige Godheid. De wereld en haar aanhangers zullen weliswaar niet gehinderd worden bij de uitvoering van dat, wat ze van plan zijn, omdat daardoor andere misstanden uit de weg geruimd worden. Maar degenen, die God trouw zijn en degenen, die getroffen worden door de harde maatregelen, worden door God hulp gebracht door Zijn ingrijpen. Want ze zullen in een situatie komen, waarin ze tot het uiterste in het nauw gebracht zullen worden en ze in het gevaar zullen verkeren om zwak te worden.

Want de mensen kennen geen erbarmen, omdat ze zelf heel ver van God verwijderd zijn. Bij de minste tegenspraak worden de hardste straffen opgelegd en de wereld vindt dit goed en rechtvaardig. Want ze ziet alleen maar het aardse en noemt het daarom goed, wanneer de mens de mogelijkheid ontnomen wordt om geestelijk actief te zijn, met als reden dat de tijd nuttiger gebruikt zou kunnen worden als de mens een werkterrein zoekt. En zo zullen de gelovigen gedwongen worden om elkaar in alle stilte te vinden en hun smeekbede zal naar de Vader opstijgen, opdat Hij Zich om hun nood zou willen bekommeren.

En God verhoort hen. Hij zal met troost en kracht de Zijnen sterker maken en hoe klein de kring van de waarachtig gelovigen ook zal zijn, ze zal toch de grootste geestelijke resultaten boeken. Want de mens zal dan meer dan ooit zijn toevlucht tot God nemen en Hem niet op willen geven. Want pas nu zal het geloof levend worden. Wat voorheen nog vorm was, wordt of geheel opgegeven, of met hardnekkigheid verdedigd, omdat het nu herkend wordt als het kostbaarste, wat de mens op aarde bezit.

Maar steeds wordt de mens kennisgegeven van God en Zijn werkzaam zijn en wat de mens eerst nog geloofde, is nu voor hem tot onomstotelijke zekerheid geworden en omdat de mens nu weet, schrikt hij van de aardse maatregelen niet op. Hij vervolgt vastberaden zijn weg en hij blijft God getrouw. En God heeft deze weinigen de komende tijd nodig om werkzaam voor Hem te zijn.

Amen

Vertaald door: Peter Schelling

Deze openbaring is niet opgenomen in de themaboekjes.

Downloads

Download-aanbod voor boek _book
 ePub  
 Kindle  
  Meer downloads

Deze openbaring
Luisteren
als MP3 downloaden
Afdrukvoorbeeld
 Kladschriften

Translations