2094 Noodzaak voor een ingrijpen van boven – Ramp
3 oktober 1941: Boek 30
De huidige geestelijke toestand vereist een ingrijpen van boven en alleen dit is er de verklaring voor, wanneer een onvoorziene gebeurtenis de wereld in ontsteltenis en beroering zal brengen. In een tijd, waarin de mensheid alleen nog maar aandacht schenkt aan het aardse leven, heeft de tegenstander haar volledig in zijn macht en dit doet zich gevoelen in erge liefdeloosheid, in misdrijven tegen de goddelijke ordening en in een vijandelijke instelling ten opzichte van de eeuwige Godheid alsook het geestelijke streven. En deze geestelijke toestand van de mensheid heeft God voorzien en Hij heeft te allen tijde erop gewezen, dat Hij zich zal openbaren in een buitengewoon natuurgebeuren, dat weliswaar puur uiterlijk gezien, een rampzalig vernietigingswerk is, maar toch ook redding kan brengen aan talloze zielen, die in het gevaar verkeren om zich te verliezen aan de machten van de onderwereld.
Op dit moment misbruikt de mens zijn vrije wil op zo’n duidelijke manier, dat God hem ervoor wil waarschuwen om niet op de ingeslagen weg voort te gaan. Hij houdt hem de broosheid voor ogen van dat, wat hem het enige nastrevenswaardige lijkt. En Hij probeert zijn denken naar andere, duurzame zaken te leiden. Het leven zal op de mensen afkomen in een vorm, die hen nauwelijks draaglijk lijkt. Maar dit is de enige mogelijkheid tot een hulpverlening, die tegelijkertijd aan het nog in de vaste vorm vastgehouden geestelijke de mogelijkheid geeft vrij te komen en zijn ontwikkelingsproces op aarde in een andere vorm aan te vangen. De mens, als hoogst ontwikkeld schepsel, zal dit vernietigingswerk als wreedheid ervaren, maar het nog onvrije geestelijke begroet het als een daad van het vrij laten komen uit het kwellende omhulsel.
De kennis hebbende mens heeft weet van het verband van de dingen. Hij kent de noodzaak van zo’n ingrijpen van de kant van de Godheid en zodoende is het ook begrijpelijk voor hem, dat enkel de goddelijke liefde tot uiting komt, ofschoon daardoor onnoemelijke ellende over de mensheid komt. Want anders is ze niet meer te redden van de ondergang. De lichamelijke dood kan toch een ontwaken tot het eeuwige leven zijn, maar het lichamelijke leven op aarde in rust en tevredenheid kan de geestelijke dood tot gevolg hebben.
En wat dat betekent, kunnen de mensen op aarde niet begrijpen en als ze het zouden weten, dan zou elk middel goed voor hen zijn voor de redding van de eeuwige ondergang. Maar de onwetendheid kan alleen maar uitgebannen worden, wanneer de mensen bereidwillig de ogen en oren openen, als God hun door de mond van een mens de waarheid bekendmaakt. Maar in hun blindheid verhinderen ze elk geestelijke werkzaam zijn en versperren ze voor zichzelf daardoor de weg naar waarheid en kennis.
En er is geestelijke duisternis op de aarde, die weer vereist, dat een bliksemschicht de mensen verlicht. Dat er licht ontstoken wordt, opdat degenen, die bereidwillig zijn, de juiste weg vinden. Voor hen laat God van tevoren het woord, dat hen attendeert op de wil van God en op de komende tijd, naar de aarde komen. Want God maakt het van tevoren aan de mensen bekend, opdat ze niet onvoorbereid de dag meemaken, die sinds eeuwigheid voorbestemd is.
Amen
Deze openbaring
Luisteren
als MP3 downloaden
Afdrukvoorbeeld
Kladschriften