2088 “Kijk, Ik sta voor de deur en klop aan”

28 september 1941: Boek 30

Er zijn talloze momenten in het aardse leven, waar God op de harten van de mensen aanklopt en ernaar verlangt om binnengelaten te worden. Waar Hij in het woord tot hen komt, hetzij door de mond van een mens, of door de stem van het hart. En niet één mens kan zeggen dat God geen aandacht aan hem geschonken heeft. Hij verlangt ernaar toegelaten te worden in elk menselijk hart om nu werkzaam in hem te kunnen worden, want de omvorming van de ziel kan nu plaatsvinden met behulp van de kracht uit God, die de mens door Zijn woord toestroomt. Zodoende moet er aandachtig naar het woord van God geluisterd worden, opdat de mens door zijn leven volgens dit woord in het bezit van de kracht uit God komt.

Het is de uiting van Zijn wil, die God door Zijn woord de mensen toe doet komen. Als de mens nu de wil van God doet, dan verzet hij zich niet meer tegen zijn Schepper, maar hij erkent Hem. Hij heeft nu de juiste verhouding tot God en is niet meer tegen de Heer, maar hij is met Hem. Hij verbindt zich met God en onderwerpt zich aan Hem en doet van nu af aan niet meer zijn eigen wil, maar de wil van God.

Ofschoon de mens nog op aarde is, is hij al een kandidaat voor het geestelijke rijk, want hij heeft de proeftijd op aarde doorstaan, die hem alleen maar gegeven werd om tijdens deze proeftijd de vereniging met God te vinden. De goddelijke liefde zelf nadert hem nu en blijft in een nauwe verbinding met hem. Ze voedt hem voortdurend met het woord, dat voor hem het brood uit de hemel is. Want God laaft de mens nu met de spijs uit de hemel. Hij geeft Zichzelf in het woord aan hem en is dus onafgebroken bij hem. Hij geeft hem de kennis van de waarheid en Hij maakt de mens tot lichtdrager. Die zal nu vanuit zijn liefde, daar hij nu eveneens bereidwillig is om lief te hebben en het goddelijke geschenk door zou willen geven, weer werkzaam zijn.

En nu zullen ook de bereidwillige medemensen zich mogen laven aan de tafel van de Heer. Ook hen wordt het brood door het woord aangereikt, zonder welke de mens niet de kracht heeft om de opwaartse weg te gaan. En degene die hongert en dorst naar het geschenk uit de hemel zal verzadigd worden. Er zal een ononderbroken geven en ontvangen zijn van dat, wat God Zelf uitdeelt aan degenen, die Hem toegang verlenen tot hun hart. God Zelf wil werkzaam zijn in hen en daarom verlangt Hij ook telkens weer toegang.

Als een mens Zijn kloppen niet hoort, als hij het niet horen wil wanneer de goddelijke stem zachtjes hoorbaar klinkt, wordt Zijn stem luider. Dan komt Hij in de vorm van leed naar de mensen en wil Zich herkenbaar maken en hen Zijn hulp aanbieden. Hij eist alleen maar, dat ze Hem gehoor schenken, dat ze acht slaan op Zijn stem, dat ze hun hart niet afsluiten voor Zijn waarschuwende stem. Want zonder Zijn woord kan de mens zijn gang over de aarde niet volgens de goddelijke liefde leiden, want het ontbreekt hem zonder Zijn woord aan elke kracht.

Amen

Vertaald door: Peter Schelling

Deze openbaring is niet opgenomen in de themaboekjes.

Downloads

Download-aanbod voor boek _book
 ePub  
 Kindle  
  Meer downloads

Deze openbaring

 als MP3 downloaden  
Afdrukvoorbeeld
 Kladschriften

Translations