1796 Er moet om het levende woord gevraagd worden
30 januari 1941: Boek 27
Het is een buitengewone genade om het levende woord te horen, dat voortdurend gevraagd moet worden, omdat ze niet ongevraagd gegeven kan worden. Zoals het verlangen van het mensenkind uit het diepste van het hart opstijgt naar de hemelse Vader, zal het precies overeenkomstig dit verlangen bedacht worden. Maar eerst moet de weg naar Hem genomen worden. Het gebed moet de brug van de mens naar God slaan. Het geopende vat moet klaargezet zijn, opdat de goddelijke genadegave hierin kan stromen. En zo biedt God Zichzelf in het woord aan de mensen aan, want God is het woord van eeuwigheid af.
Hij verbindt Zich met elk mens dat Hem zoekt en naar Hem verlangt, maar niet zo duidelijk, want Hij deelt Zijn geschenk zo uit, zoals het met het doel ervan overeenkomt. De mensen moet af en toe buitengewone bewijzen van Zijn liefde geboden worden om in de twijfelaars het geloof sterk te laten worden of geheel ongelovigen tot het geloof te bekeren.
Alles wat tot de dagelijkse levensverschijnselen behoort, verliest zijn effect. Als het woord van God ook in deze vorm aangeboden zou worden, zou het voor de mensen spoedig een alledaags verschijnsel worden en zodoende op de meeste mensen geen indruk meer maken. Daarom is dit gebeuren ook alleen uiterlijk herkenbaar, als het de goddelijke wil is. Dat wil zeggen als de noodzaak bestaat om de dwalende mensheid het bewijs te leveren van een zichtbaar werkzaam zijn van God. Maar dan zal het mensenkind op elk moment, op iedere plaats en in elke levenssituatie het goddelijke woord mogen horen, als zijn wil maar de verbinding met de hemelse Vader tot stand brengt en het aandachtig luistert naar wat de Vader hem bekendmaakt. Het moet het vurigste verlangen zijn om Zijn stem te horen. Er moet naar niets anders verlangd worden en elke beschikbare tijd moet gebruikt worden om de Heer te dienen en tegelijkertijd de grootste genade te ontvangen.
Amen
Deze openbaring
als MP3 downloaden
Afdrukvoorbeeld
Kladschriften