Confronta annuncio con traduzione

Altre traduzioni:

La Legge dall’Eternità: Amore

La Legge dall’Eternità è Amore, la Forza dall’Eternità è Amore, e tutto il sostanziale è Amore nella sua sostanza eterna. Di conseguenza anche l’Essere più sublime, L’eterna Divinità, deve essere Amore, come anche tutto l’essenziale che è proceduto da Lui. L’Amore è una Forza e quindi sempre pieno d’effetto, fintanto che rimane in collegamento della Fonte dall’Eternitàdi tutta la Forza. Perché da Dio, Quale la Fonte dall’Eternità della Forza, defluisce questa secondo il Suo eterno Ordine, per Operare nell’Amore secondo la Sua Legge. Perciò tutto l’essenziale chiamato da Lui in vita potrà utilizzare illimitatamente la Forza d’Amore, perché questa giace in lui qual segno dell’origine divina, ma soltanto finché l’essere si muove nella Legge dell’eterno Ordine, finché vuole utilizzare la Forza d’Amore secondo la Volontà $$divina$$. Perché la Volontà di Dio è fondata nel Suo Amore, la Volontà di Dio corrisponde sempre all’eterno Ordine ed è contemporaneamente Legge dall’Eternità. Se l’essere esce dall’Ordine divino, allora esce anche dalla Corrente d’Amore di Dio; si affida quindi alla sua forza perché questa non agisce al di fuori della Legge, perché l’Amore non può uscire dall’Ordine, perché è la Forza dall’Eternità di Dio. Quindi sarà anche comprensibile che si possa parlare della Forza di Dio soltanto quando è riconoscibile un operare nell’amore, e che nulla di antidivino possa servirsi della Forza di Dio, perché la Forza di Dio è Amore, ma l’Amore non può essere fuori da Dio. (05.06.1953) E così ne risulta che l’eterno Ordine deve essere osservato assolutamente dove la Forza dell’Amore vuole esprimersi, che l’essere è quindi da considerare di nuovo un essere divino quando vive nell’eterno Ordine di Dio, perché allora viene di nuovo irradiato dalla divina Forza dell’Amore e perciò esso stesso è anche pieno di forza e di luce, perché la Forza d’Amore ha di nuovo il suo pieno effetto. Allora l’essere creerà nella stessa volontà con Dio e potrà formare, perché la Forza dell’Amore spinge costantemente all’azione, perché la Forza divina non riposa mai, ma genera costantemente la Vita. Lo stato al di fuori del divino Ordine è uno stato di morte, dell’assenza di forza, dell’irrigidimento; la Vita però è immaginabile soltanto nell’Ordine divino, ed Ordine divino è Amore. L’essenziale che si muove al di fuori dell’Ordine divino, dovrebbe annullarsi totalmente, se non fosse Forza proceduta da Dio, che è Amore nella sua Sostanza dall’Eternità. E questa Forza è eterna, oppure, ciò che procede da Dio non può mai passare. Ma può trasformare tutto il positivo in sé nel negativo, e questo significa quindi uno stato opposto allo stato divino pieno di Luce e di Forza, quindi oscurità ed impotenza, una sorte non divina e perciò d’ infelicità. Ma Dio come l’eterno Amore, non Si distoglie da questi esseri non-divinizzati – Egli cerca di ricondurli nel Suo Ordine secondo la Legge, Egli irradia l’essenziale raffreddato ed irrigidito con la Sua Forza d’Amore, e come si apre, cioè si concede senza resistenza all’effetto di questa irradiazione d’Amore, ritorna lentamente all’Ordine divino – dischiude in sé stesso di nuovo l’amore ed utilizza ora la Forza d’Amore che gli affluisce di nuovo per opere d’amore – esso stesso si riempie di forza e di luce e ritorna alla Fonte Ur dell’Amore – si riunisce con Dio da Cui ha avuto la sua origine.

Amen

Traduttore
Tradotto da: Ingrid Wunderlich

Oerwet: liefde

De oerwet is de liefde. De oerkracht is liefde en al het stoffelijke is in zijn oersubstantie liefde. Dus moet ook het hoogste Wezen, de eeuwige Godheid, Liefde zijn, evenals al het wezenlijke dat uit haar is voortgekomen. De liefde is een kracht en dus steeds effectief zolang ze met de Oerbron van alle kracht in verbinding blijft. Want God, als de Oerbron van kracht, straalt deze uit volgens Zijn eeuwige ordening, om werkzaam te zijn in liefde volgens Zijn wet. Daarom zal al het door Hem in het leven geroepen wezenlijke onbeperkt de liefdeskracht kunnen benutten, omdat deze in hem rust als teken van goddelijke oorsprong, echter alleen zo lang als het wezen zich binnen de wet van de eeuwige ordening beweegt, zolang het de liefdeskracht wil gebruiken volgens de goddelijke wil. Want de wil van God is in Zijn liefde gegrondvest. De wil van God is steeds in overeenstemming met de eeuwige ordening en is eveneens oerwet.

Treedt het wezen uit de goddelijke ordening, dan treedt het ook buiten de liefdesstroom van God. Het verspeelt dus zijn kracht omdat deze buiten de wet niet werkzaam is, omdat de liefde niet uit de ordening kan treden daar ze de oerkracht is van God. Daarom zal het ook begrijpelijk zijn dat alleen dan van de kracht Gods kan worden gesproken wanneer een werkzaam zijn in liefde herkenbaar is en dat niets on-goddelijks zich van de kracht uit God kan bedienen, omdat Gods kracht liefde is, maar de liefde niet buiten God kan zijn. Hieruit volgt dus dat de eeuwige ordening onvoorwaardelijk in acht moet worden genomen, waar de liefdeskracht zich wil uiten. Dat dus het wezen pas weer als goddelijk wezen kan worden bestempeld wanneer het in Gods eeuwige ordening leeft, omdat het dan weer door de goddelijke liefdeskracht wordt doorstraald en dus ook zelf vol kracht en licht is, omdat ook de liefdeskracht weer haar volle uitwerking heeft. Dan zal het wezen in de gelijke wil met God kunnen scheppen en vormen omdat de liefdeskracht voortdurend tot werkzaamheid aandringt, omdat de goddelijke kracht nooit rust maar voortdurend tot leven wekt. De toestand buiten de goddelijke ordening is een toestand van de dood, van krachteloosheid, van verstarring. Maar leven is alleen in goddelijke ordening denkbaar, en goddelijke ordening is liefde.

Het wezenlijke dat zich buiten de goddelijke ordening ophoudt, zou volledig moeten vergaan wanneer het geen van God uitgegane kracht zou zijn die in haar oersubstantie liefde is. En deze kracht is onvergankelijk, ofwel: wat van God uitgaat, kan nooit vergaan. Maar het kan al het positieve in zich in het negatieve veranderen en dit wil dus zeggen: een aan het goddelijke licht- en krachtvolle tegengestelde toestand. Duisternis en machteloosheid dus, een niet goddelijk en daarom ongelukkig lot. Maar God, als eeuwige Liefde, keert zich niet af van deze van God losgeraakte wezens. Hij tracht hen terug te leiden naar Zijn wettelijke ordening. Hij straalt het bekoelde en verharde wezenlijke aan met Zijn liefdeskracht en als het zich openstelt, dus zonder weerstand zich aan de inwerking van de liefdesstraling overgeeft, keert het langzaam terug naar de goddelijke ordening. Het brengt de liefde in zichzelf weer tot ontplooiing en benut de hem nu weer toestromende liefdeskracht om in liefde werkzaam te zijn. Het wordt zelf vol van kracht en licht en keert terug naar de oerbron van de Liefde. Het sluit zich weer aaneen met God, van wie het eens is weggegaan.

Amen

Traduttore
Tradotto da: Gerard F. Kotte