Ci dev’essere in certo qual modo un suolo di risonanza, se il tono deve risuonare udibilmente, e proprio così stanno le cose con la voce interiore, che è udibile sempre soltanto, quando l’uomo è ricettivo per il suono fine della Voce divina. In certo qual modo il cuore umano dev’essere soltanto lo strumento per restituire il tono che il divino Maestro Stesso fa risuonare e che tocca il cuore umano colmo di interiorità ed armonia. E secondo come viene curato lo strumento, più amabile è il suono che ne viene richiamato, e quindi ogni figlio terreno può sentire il tono della Parola divina, se soltanto apre volenterosamente il suo cuore e desidera sentire la Voce divina. Malgrado ciò, sarà solo raramente che Dio possa parlare all’uomo in questo modo, perché nessuno desidera seriamente far uso dell’Offerta divina, perché l’uomo non ha il desiderio di sentire ciò che l’eterno Creatore gli vuole trasmettere. E senza il desiderio è di nuovo impossibile rendergli accessibile la Verità divina. Ed in una tale situazione sono oggi quasi tutti gli uomini. Potrebbero sentire la Parola di Dio, e cioè può essere ricevuta da loro su via diretta oppure anche attraverso la trasmissione, se l’uomo stesso non è in grado rendere ricettivo il suo cuore. L’uomo non ne è capace, quando la sua volontà non induce il cuore di servire come suolo di risonanza, cioè di ascoltare con volontà e gioia, finché la Voce nel cuore dell’uomo non risuona per l’indescrivibile gioia di colui che l’ascolta. Perché Dio parlerà con ognuno che vuole sentire la Sua Voce; metterà in ogni cuore d’uomo il Dono di accogliere delle trasmissioni mentali come anche Parole sonanti e guidarle al cervello, dove soltanto ora vengono elaborate intellettualmente e quindi all’uomo giungono o come chiari pensieri oppure delle Parole profondamente percepite, che non hanno altro scopo se non portare agli uomini sulla Terra Luce e Verità, per quanto vengano richieste.
Amen
TraduttoreEr moet in zekere zin een klankbord beschikbaar zijn, als de toon hoorbaar moet weerklinken. En evenzo verhoudt het zich met de innerlijke stem, die altijd pas dan hoorbaar is, als de mens ontvankelijk is voor de fijne klank van de goddelijke stem. Eerst moet het instrument, het menselijke hart, als het ware de toon weergeven, die de goddelijke Meester Zelf laat klinken en waarvan de intense vurigheid en aangename klank het menselijke hart raakt. En al naargelang het instrument nu verzorgd wordt, des te lieflijker is de klank, die aan hem ontlokt wordt. En derhalve kan elk mensenkind het klinken van het goddelijke woord horen, als het maar bereidwillig zijn hart opent en ernaar verlangt om de goddelijke stem te horen.
En toch zal het maar heel zelden zijn, dat God op deze manier tot de mensen kan spreken. Want niemand verlangt er ernstig naar om van het goddelijke aanbod gebruik te maken, want de mens heeft niet het verlangen om te horen, wat de eeuwige Schepper hem overdragen wil. En zonder verlangen is het weer onmogelijk om de goddelijke waarheid toegankelijk voor hem te maken.
En bijna alle mensen bevinden zich momenteel in zo’n toestand. Ze konden het woord van God horen en het kan wel op de directe weg door hen in ontvangst genomen worden of ook door overdracht, als de mens zelf niet in staat is om zijn hart bekwaam te maken om op te nemen. En de mens is dan niet bekwaam, wanneer zijn wil het hart er niet toe brengt om als klankbord te dienen. Dat wil zeggen om bereidwillig en blij aandachtig te luisteren, totdat de stem in het hart van de mens klinkt tot onbeschrijflijke vreugde van de luisteraar.
Want God zal met iedereen, die Zijn stem wil horen, spreken. Hij zal in het hart van elk mens de gave leggen om zowel berichten door middel van gedachten als ook klinkende woorden op te nemen en ze naar de hersenen te leiden, waar ze nu eerst verstandsmatig verwerkt worden en ze dus nu de mens toegestuurd worden, hetzij als heldere gedachten, hetzij als diepgevoelde woorden, die niets anders beogen dan licht en waarheid aan de mensen op aarde te brengen, voor zover deze gevraagd worden.
Amen
Traduttore