La Force de l'Esprit peut agir seulement là où il lui en est concédé la liberté, ce qui fait l'esprit de celui auquel il manque toute foi dans l’étincelle divine qui sommeille en lui ne peut jamais se manifester. Et donc le gouffre qui sépare de tels hommes de la connaissance est infranchissable tant qu’ils ne se rendent pas compte de l’inutilité de tout ce qui est terrestre et que leurs pensées commencent lentement à se transformer. Alors l’homme se tourne enfin vers la Divinité et Lui pose des questions dont les réponses lui viennent maintenant de l'esprit divin, et maintenant la Force de l'Esprit se manifeste à l’homme, d'abord de façon peu clair, mais s’il cherche sérieusement à atteindre la connaissance spirituelle, la réponse lui arrivera toujours plus claire et compréhensible. Dès lors, l'esprit en lui est devenu actif. Les indications de l'esprit sont attendues avec une grande ferveur ou bien totalement refusées. L’homme aimant qui cherche Dieu, se verra toujours guidé vers celles-ci, et il reconnaîtra qu’il peut continuellement puiser dans ce Conteneur de Sagesse s’il est affamé de savoir, et que par là tous les domaines lui sont ouverts, et cela dans le très pleine Vérité et la plus haute perfection. Mais à celui qui tend vers le monde, toute l’activité spirituelle lui reste étrangère, car il ne s'occupe pas des enseignements ou des indications qui lui arrivent. Le cours de ses pensées est complétement tourné vers le monde qui n'a aucune compréhension pour ce délicat langage spirituel du sage. Tout cela lui est incompréhensible, et au mieux il met en doute avec compassion les pensées claires de celui-ci, mais il ne prend jamais au sérieux de telles transmissions. Et à lui on ne peut pas apporter la preuve avec la logique pure, qu'une Force qui est étrangère à l’homme peut se manifester en lui. Cette pensée lui est importune, et donc il ne s’efforce pas de l'examiner. Et l'état de son âme reste tel qu’il était auparavant, imparfait et arriéré, et l’homme complétement ignorant est convaincu de vivre et que son savoir dépasse de loin celui de son prochain. Mais un jour ces pauvres âmes devront reconnaître la misère que leur ont provoquée leurs pensées aveugles. Car leur savoir mondain est sans valeur dans l’au-delà, et ils sont pauvres et vides dans le savoir spirituel. Et si des êtres sages, méconnus dans la vie terrestre, ne les assistaient pas en les aidant et ne voulaient pas soigner leur misère, leurs âmes iraient de mal en pis. Et ce qui à était très facilement à disposition sur la Terre, doit être maintenant conquis avec difficultés et peines dans l’au-delà, et le repentir des occasions perdues sur la Terre tourmentera ces êtres, lorsqu’ils auront un jour reconnu combien nécessaire est le savoir spirituel et l’Action de la Force spirituelle pour le développement vers le Haut de tous les êtres.
Amen
TraducteursDe kracht van de geest kan alleen daar werken, waar hem vrijheid verleend is. En dus kan een geest zich nooit uiten tegenover degene, bij wie het aan elk geloof in de in hem sluimerende vonk van God ontbreekt. En daarom is de kloof, die zulke mensen van het inzicht scheidt, net zo lang onoverbrugbaar, totdat eens de waardeloosheid van al het wereldse tot zijn bewustzijn doordringt en zijn denken langzaam verandert.
Dan wendt de mens zich toch tot de Godheid en vraagt naar zaken, die hem nu door de goddelijke geest beantwoord worden. En de kracht van de geest uit zich nu, aanvankelijk nog onduidelijk voor de mens, maar als het hem ernst is om geestelijke kennis te verkrijgen, zal het antwoord hem steeds duidelijker en begrijpelijker toegestuurd worden. En dus is de geest in hem actief geworden.
De geesteswetenschap wordt of met volle ijver beoefend, of geheel afgewezen. De Godzoekende, liefhebbende mens zal hier steeds in worden binnengeleid en hij zal inzien dat hij telkens opnieuw zal kunnen putten uit dit vat van wijsheid, als hij naar kennis hongert en dat daardoor elk gebied voor hem ontsloten zal worden. En dat in de volste waarheid en de hoogste volmaaktheid.
Maar voor de werelds strevende mens blijft alle geestelijke invloed vreemd, want hij slaat er geen acht op, als hem overeenkomstige leringen of aanwijzingen toegestuurd worden. Zijn gedachtegang is zo verwereldlijkt, dat hij voor deze fijne taal van degenen, die kennis hebben, geen begrip heeft. Voor hem is alles zo onbegrijpelijk, dat hij hoogstens met medelijden het zuivere denken van de wetende in twijfel trekt, maar dat hij zulke berichten nooit ernstig neemt.
En het zuiver objectieve bewijs, dat een kracht, die vreemd voor hem is, zich in een mens kan uiten, kan hem niet worden gebracht. Deze gedachte is vervelend voor hem en daarom spant hij zich ook niet in om het op zijn juistheid te onderzoeken. En de toestand van zijn ziel blijft nog altijd dezelfde, onvolmaakt en onderontwikkeld, en de mens blijft volledig onwetend en leeft daarbij in de overtuiging dat zijn kennis die van de medemensen ver overtreft.
Maar eens zullen deze armen de nood moeten inzien, die hun verblinde denken teweeggebracht heeft. Want hun wereldse kennis wordt in het hiernamaals niet gewaardeerd en aan geestelijke kennis zijn ze arm en leeg. En als deze wetende, in het leven op aarde miskende wezens, hen niet hulpvaardig bij zouden willen staan en zich niet in hun nood over hen zouden willen ontfermen, zou het werkelijk slecht met zulke zielen gesteld zijn.
En wat hen op aarde zo gemakkelijk ter beschikking stond, moet nu in het hiernamaals zwaar en moeizaam verworven worden. En het berouw over de verzuimde kans op aarde zal deze wezens kwellen, zodra ze eenmaal beseft hebben, hoe noodzakelijk het geestelijke weten en het werkzaam zijn van de geestelijke kracht voor de opwaartse ontwikkeling van alle wezens is._>Amen
Traducteurs