Kundgabe mit Übersetzung vergleichen

Weitere Übersetzungen:

Der Mensch darf nicht durch Beweise zum Glauben genötigt werden....

Ich will euch keinen Zwang auflegen, und daher müsset ihr frei glauben können, ihr dürfet nicht durch Beweise zum Glauben gezwungen werden. Dennoch ist es für euch leicht bei gutem Willen, euch selbst einen Beweis zu schaffen, wenn ihr nur euer Herz sprechen lasset, nicht euren Verstand allein. Und wenn euch nun gefühlsmäßig Mein Wort angenehm berührt, so habet ihr schon darin den Beweis, und dann lasset auch euer Herz sprechen, und wisset, daß Ich immer nur durch das Herz Mich äußere, und dann könnet ihr auch davon überzeugt sein, und es wird euch leichtfallen, zu glauben. Diese Freiheit aber muß Ich euch lassen, und darum werdet ihr niemals hundertprozentige Beweise erbringen, daß ihr vom Vater direkt angesprochen werdet, und doch werdet ihr selbst den Beweis in euch haben und innerlich überzeugt sein können, wenn ihr nur guten Willens seid. Ihr müsset aber völlig frei bleiben in eurem Willen, euch mit Mir in Verbindung zu setzen, was jedoch nicht der Fall wäre, wenn ihr.... durch einen Beweis genötigt.... diese Bindung nur aus Furcht herstellen würdet, wenn ihr dann wohl an Mich denken würdet, doch nicht in Liebe.... und eine solche gedankliche Verbindung wertlos wäre für eure Seele. Und darum muß es euch möglich sein, Mein Wort auch zurückzuweisen, weil ihr es anzweifelt als "Mein Wort".... Denn die Annahme hängt von einem gewissen Liebegrad ab, der dann auch den Menschen befähigt, es als Mein Wort zu erkennen, und so wird Mein Wort immer nur dort Zugang finden in eines Menschen Herz, wo schon die Liebe entzündet ist, dann aber auch nicht mehr von einem geistigen Zwang durch das Wort gesprochen werden kann.... Wo aber die Liebe mangelt, ist das Wort nicht beweiskräftig genug, daß es dennoch angenommen würde. So ist es also jedem Menschen freigestellt, wie er sich einstellt zu Meinem Wort, aber es bleibt dennoch eine große Hilfe, daß sich der Mensch zuvor richtig einstellt zu Mir, wenn er das Wort verstandesmäßig durchdenkt, wenn er sich überhaupt erst einmal mit solchen Gedanken befaßt, zu denen Mein Wort ihn anregen kann.... Wenn der Mensch es als menschliches Gedankengut ansieht und es im guten Willen prüfet, welchen Wert es als solches hat, dann beginnt er nachzudenken und kann auch dadurch zu einer richtigen Einstellung zu Mir gelangen, wenn er einen Gott über sich erkennet und sich nun gedanklich mit Mir verbindet, wozu jedoch immer ein guter Wille Voraussetzung ist.... ansonsten auch jegliche Prüfung unterlassen bleibt und dann Mein Wort wirkungslos an den Ohren des Menschen verhallt.... Das also erklärt auch, warum nur wenige Menschen sich berührt fühlen, wenn sie durch Boten Mein Wort aus der Höhe zugeleitet bekommen, weil nicht viele Menschen den Willen und das Verlangen nach Mir haben und weil nur wenige Menschen ein Liebeleben führen.... Also bleibt für die Menschen Mein Wort nur ein leerer Schall, dem sie keinerlei Beachtung schenken, auch wenn es ihnen zugeleitet wird. Doch wiederum soll das kein Anlaß sein, daß Meine Weinbergsarbeiter ermüden in ihrer Arbeit für Mich und Mein Reich.... Denn immer wieder werden einzelne sich angesprochen fühlen von Mir, und diese wenigen sind gerettet vor dem Verderben.... Und um dieser wenigen willen verzögere Ich noch immer Mein Gericht, das dem Geisteszustand der Menschen entsprechend schon längst fällig wäre, Ich aber nicht abgehe von dem Tage, den Ich für das Ende gesetzt habe seit Ewigkeit. Und immer wieder werden bis zum Ende sich Seelen finden, die sich lösen aus den Ketten Meines Gegners, die Ich noch in letzter Stunde ansprechen kann und die Mein Wort auch berühren wird, so daß sie sich wandeln und Mir ihren Willen schenken. Immer aber wird dies ohne jeglichen Glaubenszwang geschehen, denn selbst, was als Beweis gelten könnte, wird von ihnen nicht als solcher angesehen werden, und nur der liebeerfüllte, geistgeweckte Mensch kann nicht mehr zweifeln, weil ihm das "Geistwirken" allein Beweis genug ist für die Wahrheit dessen, was Ich den Menschen zugehen lasse, und weil es ihnen ganz selbstverständlich erscheint, daß der Vater zu Seinen Kindern spricht.... so daß sie also keines Beweises mehr bedürfen, um überzeugt glauben zu können. So wird aber auch der Geist-geweckte, liebeerfüllte Mensch auch jeglichen Irrtum erkennen als solchen, denn das Licht ist inwendig in ihm und erleuchtet sein Denken.... Er wird sich nicht durch falsches Geistesgut blenden lassen, das als Truglicht ausgeht von Meinem Gegner, der immer im gleichen Rahmen wirken möchte und auch jene wieder verblendet, die keine rechte Bindung haben mit Mir und die daher Meinem Gegner leicht verfallen, wenn sie sich nicht wehren gegen seinen Einfluß durch starkes Verlangen nach der Wahrheit.... Diese wird er nicht täuschen können, denn das Verlangen nach der Wahrheit ist gleichzuwerten dem Verlangen nach Mir, und Ich werde sie wahrlich nicht dem Irrtum verfallen lassen, denn Ich will Licht bringen überallhin, wo noch Dunkelheit des Geistes ist.... Ich will die Finsternis durchbrechen, nicht aber verstärken, und es wird Mir auch dort gelingen, wo der Mensch nach Licht verlangt....

Amen

Übersetzer
Dies ist eine Originalkundgabe von Bertha Dudde

De mens mag niet door bewijzen gedwongen worden om te geloven

IK wil u geen dwang opleggen en daarom moet u vrij kunnen geloven. U mag niet door bewijzen gedwongen worden om te geloven. Nochtans is het voor u gemakkelijk met een goede wil uzelf een bewijs te verschaffen, als u ook uw hart laat spreken en niet alleen uw verstand. Als dan,volgens uw gevoel, Mijn Woord u weldadig aandoet, hebt u daarin al een bewijs - en laat dan ook uw hart spreken. Weet, dat IK MIJ altijd alleen uit door het hart - en dan kunt u er ook van overtuigd zijn MIJ te horen - en zo zal het u gemakkelijk vallen te geloven.

IK moet u echter deze vrijheid laten, en daarom zult u nooit volledige bewijzen kunnen leveren dat u door MIJ - uw VADER - rechtstreeks aangesproken wordt, en toch zult u zelf het bewijs in uw binnenste weten en innerlijk overtuigd zijn, als u maar van goede wil bent.

U moet dus geheel vrij blijven in uw wil om u met MIJ in verbinding te stellen, wat echter niet het geval zou zijn als u door een bewijs gedwongen, deze band alleen uit vrees tot stand zou brengen - als u dan wel aan MIJ zou denken maar niet in liefde, omdat zo'n verstandelijke verbinding waardeloos zou zijn voor uw ziel.

En daarom moet het u mogelijk zijn Mijn Woord ook af te wijzen omdat u eraan twijfelt of het wel Mijn woord is, want het aannemen van Mijn Woord hangt van een bepaalde graad van liefde af, die dan echter ook de mens in staat stelt - het als Mijn Woord te herkennen. En daarom zal Mijn Woord alleen daar begrepen worden - in een mensenhart - waar de liefde reeds ontvlamd is. Dan kan er echter ook niet meer van een geestelijke dwang door het Woord gesproken worden. Waar echter de liefde ontbreekt, daar heeft Mijn Woord niet de bewijskracht om toch nog aangenomen te worden.

Zo is dus ieder mens de keus opengelaten hoe hij zich instelt tegenover Mijn Woord. Maar het blijft toch een grote hulp dat de mens tevoren de juiste houding tegenover MIJ aanneemt, wanneer hij het Woord verstandelijk grondig overdenkt, als hij zich tenminste eerst eens met zulke gedachten bezighoudt, waartoe Mijn Woord hem kan aanzetten. Wanneer de mens het als menselijke opvattingen beziet en goedwillend onderzoekt welke waarde het als zodanig heeft, dan begint hij na te denken en dan kan hij ook daardoor een juiste instelling tegenover MIJ verkrijgen. Doch altijd alleen, als hij een GOD boven zich weet en zich dan in gedachten met MIJ verbindt, waartoe echter altijd een goede wil vereist is, daar anders ook elk onderzoek achterwege blijft - en dan Mijn Woord zonder effect aan de oren van de mens voorbij gaat.

Dat verklaart dus ook waarom het slechts op zo weinig mensen indruk maakt, als ze door dienaren Mijn Woord uit den hogen ontvangen - omdat niet veel mensen de wil en het verlangen naar MIJ hebben en omdat maar weinig mensen een leven van liefde leiden. Voor die mensen blijft dus Mijn Woord meestal een holle klank waaraan zij geen enkele aandacht schenken, ook als het hun gebracht wordt. Maar wederom moet dat geen reden zijn voor Mijn arbeiders in de wijngaard moede te worden in hun arbeid voor MIJ en Mijn rijk, want steeds weer zullen enkelen zich door MIJ aangesproken voelen - en deze weinigen zijn dan ook nog gered van de ondergang.

En terwille van deze weinigen vertraag IK nog altijd Mijn gericht, dat gezien de geestestoestand van de mensen reeds lang zou moeten hebben plaatsgevonden. IK wijk echter niet af van de dag die IK bepaald heb voor het einde sinds eeuwigheid. En steeds weer zullen er tot aan het einde toe zielen te vinden zijn die zich losmaken uit de keten van Mijn tegenstander, die IK nog in het laatste uur kan aanspreken en die door Mijn Woord ook worden aangeraakt, zodat zij nog veranderen en MIJ hun wil schenken. Maar dit zal altijd geschieden zonder enige geloofsdwang, want zelfs wat als bewijs zou kunnen gelden zal door hen niet als zodanig worden aangezien. En alleen de liefdevolle, geestelijk ontwaakte mens kan niet meer twijfelen, omdat hem het werkzaam zijn van de geest alleen bewijs genoeg is voor de waarheid van dat wat IK de mensen doe toekomen. Omdat het hun heel vanzelfsprekend voorkomt dat de VADER tot Zijn kinderen spreekt, zodat zij geen bewijs meer nodig hebben om overtuigd te kunnen geloven.

Zo zal de geestelijk ontwaakte en liefdevolle mens ook elke dwaling als zodanig herkennen, want het licht is binnenin hem en dit verlicht zijn denken. Hij zal zich ook niet door verkeerde geestelijke opvattingen laten verblinden die als bedrieglijke schijnlichten van Mijn tegenstander uitgaan, die steeds vanuit dezelfde opzet werkzaam zou willen zijn - en ook diegenen weer verblindt die geen juiste band met MIJ hebben - en die daarom makkelijk aan Mijn tegenstander ten prooi vallen, als zij zich niet verweren tegen zijn invloed door een sterk verlangen naar de waarheid. Dezen zal hij niet kunnen bedriegen, want het verlangen naar de waarheid is gelijk te stellen aan het verlangen naar MIJ - en IK zal hen waarlijk niet een prooi laten worden van de dwaling, want IK wil licht brengen, overal waar nog geestelijke duisternis is. IK wil de duisternis doorbreken maar niet versterken - en dat zal ME ook daar lukken waar de mens naar licht verlangt.

Amen

Übersetzer
Übersetzt durch: Gerard F. Kotte