Groß ist die Not jener Seelen, die plötzlich und unvorbereitet abgerufen werden von der Erde, so sie nicht schon durch einen Gott-gefälligen Lebenswandel einen Reifegrad erreicht haben, der sie für das Lichtreich tauglich macht. Doch die Mehrzahl geht hinüber in das geistige Reich in einem wahrhaft erbarmungswürdigen Zustand.... ohne Glauben an Jesus Christus, ohne die geringste Erkenntnis und völlig ohne Kraft, da ihnen die Liebe mangelte und ihnen also auch keine Werke der Liebe nachfolgen in das geistige Reich.... Sie sind arm und elend und wissen nicht, wohin sie sich wenden sollen um Hilfe, weil sie keinen Glauben haben an den Einen, Der sie erlösen kann von aller Sünde und allem Leid.... Jesus Christus, Der jeden Ruf nach Ihm wahrlich hören würde. Das geistige Reich nimmt alle Seelen auf, die von der Erde geschieden sind, doch wie verschieden sind die Sphären, die ihnen nun Aufenthalt bieten.... Das Reich der Finsternis aber ist am meisten bevölkert, und ständig nimmt es neue Bewohner auf, weil auch auf Erden große Finsternis ist und die Seelen den gleichen Ort aufsuchen, den sie verlassen haben. Dort ist die Not so unerträglich, daß die Seelen ihr entfliehen möchten, was sie aber nicht von selbst können, sondern Unterstützung benötigen. Diese Seelen kehren immer wieder zur Erde zurück und halten sich in der Nähe der Menschen auf, die ihnen auf Erden nahestanden oder durch gleiche Wesensart ihnen willkommene Objekte sind, um ihren eigenen Willen auf sie zu übertragen, also indirekt weiterzuwirken auf Erden. Solche Seelen können schwerlich gebessert werden, und doch soll auch derer im Gebet gedacht werden, auf daß durch Fürbitte in ihnen Regungen erwachen, die zu einer Wandlung führen können. Wo ein liebevolles Gebet den Seelen der Verstorbenen folgt, ist immer Hoffnung, daß sie bald den finsteren Aufenthalt vertauschen können mit einem schwach-dämmerigen Ort, und sie suchen dann das Licht, bis sie es finden. Die Seelen der Finsternis müssen oft sehr lange in der Tiefe verweilen, weil sie keinen Versuch machen herauszukommen und erst das Verlangen nach Licht ihnen Licht einträgt. Darum könnet ihr Menschen nicht genug beten für diese Seelen, daß sie dem Licht zustreben, daß in ihnen das Verlangen erwache, in eine etwas lichtere Umgebung zu kommen. Denn es ist der Wille des Wesens entscheidend, und für die Stärkung und Wandlung eines verkehrten Willens sollet ihr Menschen immer wieder beten, wollet ihr den Seelen helfen, die plötzlich von der Erde scheiden, die abgerufen werden mitten aus dem Leben und wenig oder gar keine geistige Erkenntnis besitzen.... Es ist ihnen zu helfen, so ihr nur ihnen helfen wollet, so ihr ihnen Liebe schenkt und sie erlösen möchtet aus der Finsternis. Die Not ist übergroß und kann nicht zwangsweise behoben werden. Ein Abruf von der Erde vorzeitig ist oft ein Erbarmungsakt an diesen Seelen, daß sie nicht noch weiter absinken und dann die Erlösung aus der Tiefe noch weit schwerer sein würde, weil der Wille dann noch verstockter und völlig gegen Gott gerichtet ist. Darum gedenket derer, die plötzlich von der Erde scheiden, und sendet ihnen liebevolle Gedanken nach, auf daß sie sich angezogen fühlen von euch, zur Erde zurückkehren und an euch lernen können, denn sie werden sich immer in der Nähe derer aufhalten, die ihnen Liebe geben, sie werden weit eher bereit sein, gedankliche Belehrungen von euch entgegenzunehmen, als sie es auf Erden getan hätten, und es kann für solche Seelen der vorzeitige Tod noch der einzige Weg sein zu einer Willenswandlung, so ihr ihnen Kraft gebet durch eure Liebe, durch euer Gebet, das der Erlösung dieser armen Seelen aus der Finsternis gilt....
Amen
ÜbersetzerGroot is de nood van de zielen die plotseling en onvoorbereid worden weggeroepen van de aarde, als ze niet al door een aan God welgevallige levenswandel een graad van rijpheid hebben bereikt die hen voor het lichtrijk geschikt maakt. Maar het merendeel gaat naar de overzijde in het geestelijke rijk in een waarlijk erbarmelijke toestand, zonder geloof in Jezus Christus, zonder het geringste inzicht en geheel zonder kracht, daar hun de liefde ontbrak en hun dus ook geen werken van liefde navolgen in het geestelijke rijk. Ze zijn arm en ellendig en weten niet waarheen ze zich moeten wenden om hulp, omdat ze geen geloof hebben in die Ene, Die hen kan verlossen van alle zonden en alle leed. Jezus Christus, die elke roep naar Hem waarlijk zou horen. Het geestelijke rijk neemt alle zielen op die van de aarde zijn heengegaan, maar hoe verschillend zijn de sferen die hun nu een verblijfplaats bieden.
Het rijk der duisternis echter is het dichtst bevolkt en voortdurend neemt het nieuwe bewoners op, omdat ook op aarde grote duisternis is en de zielen eenzelfde plaats opzoeken als die ze verlaten hebben. Daar is de nood zo ondraaglijk, dat de zielen deze zouden willen ontvluchten, wat ze echter niet uit zichzelf kunnen, maar waar ze ondersteuning bij nodig hebben. Deze zielen keren steeds weer naar de aarde terug en houden zich op in de nabijheid van mensen met welke ze op aarde nauwe betrekkingen hadden, of door hetzelfde karakter voor hen welkome objecten zijn om hun eigen wil op ze over te dragen, dus indirect verder te werken op aarde. Zulke zielen kunnen maar moeilijk verbeterd worden en toch moet er ook aan hen in het gebed worden gedacht, opdat ze door voorbede opwellingen krijgen die tot een verandering kunnen leiden.
Waar een liefdevol gebed de zielen van de gestorvenen navolgt, is er steeds hoop dat ze spoedig de duistere verblijfplaats kunnen verruilen voor een zwak-schemerig oord en ze zoeken dan het licht tot ze het vinden. De zielen van de duisternis moeten vaak zeer lang in de diepte vertoeven, omdat ze geen poging doen eruit te komen. En pas het verlangen naar licht levert hun licht op.
Daarom zult u mensen niet genoeg kunnen bidden voor deze zielen, dat ze op het licht aansturen, dat in hen het verlangen zal ontwaken in een iets lichtere omgeving te komen. Want de wil van de wezens is beslissend en voor de versterking en verandering van een verkeerde wil zult u mensen steeds weer moeten bidden, wilt u de zielen helpen die plotseling van de aarde heengaan, die weggeroepen worden midden uit het leven en weinig of helemaal geen geestelijk inzicht bezitten. Ze kunnen geholpen worden als u ze maar helpen wilt, als u ze liefde schenkt en hen zou willen verlossen uit de duisternis.
De nood is overgroot en kan niet door middel van dwang worden opgeheven. Een voortijdig wegroepen van de aarde is vaak een daad van barmhartigheid voor deze zielen, zodat ze niet nog verder wegzinken. Want dan zou de verlossing uit de diepte nog veel moeilijker zijn, omdat de wil dan nog halsstarriger is en helemaal tegen God gericht. Denk daarom aan hen die plotseling van de aarde heengaan en zend hun liefdevolle gedachten na, opdat ze zich door u voelen aangetrokken om naar de aarde terug te keren en ze van u kunnen leren. Want ze zullen zich steeds in de nabijheid ophouden van diegenen die hun liefde geven. Ze zullen veel eerder bereid zijn onderrichtingen door middel van gedachten van u aan te nemen dan zij het op aarde zouden hebben gedaan. En voor zulke zielen kan de voortijdige dood nog de enige weg zijn naar een verandering van wil, als u ze kracht geeft door uw liefde, door uw gebed, dat bestemd is voor de verlossing van deze arme zielen uit de duisternis.
Amen
Übersetzer