• Zurück

Selbstmord?....

Lähmend ist für die Seele das Bewußtsein, die Nacht des Todes herbeigeführt zu haben und sich der Gnadenzeit, die doch die Verkörperung auf Erden ist, selbst beraubt zu haben. Es ist das Erdenleben mit allem Schweren nicht annähernd so leidvoll als diese finstere Nacht des Todes, und es gibt daraus vorerst keinen Ausweg, bis sie sich der Tragweite ihres Handelns bewußt wird und erkennt, daß sie unverantwortlich handelte, als sie ihr irdisches Leben dahingab. Der schwerste Kummer, dem Herrn aufgeopfert, wird dem Menschen tragbarer scheinen, doch wer in der Not nicht des Herrn gedenkt, kann nicht getröstet werden und gibt den bösen Mächten um sich Gewalt über sich. Und diese machen sich die Willenlosigkeit des Menschen zunutze und drängen ihn zu einer Tat, die er nachher bitter bereut. Und es ist von so großer Bedeutung, daß des Erdenlebens immerwährender Kampf überwunden wird. Es ist so überaus wichtig, für jeden Tag des Erdenlebens zu danken, der dem Menschen immer neue Widerstände bringt, und ihn als nötig für das Seelenheil des Menschen zu erkennen, jedoch unsagbar nachteilig für die Seele, so sie das Leben auf Erden eigenmächtig verkürzt und der Mensch nun aller Gnaden und Mittel verlustig geht, weil sie die Kraft nicht fand zum Widerstand....

Zelfmoord?

Het bewustzijn de nacht van de dood te hebben veroorzaakt en zichzelf te hebben beroofd van de tijd van genade, die de belichaming op aarde is, is verlammend voor de ziel. Het aardse leven met al zijn moeilijkheden is bij benadering niet zo smartelijk als de duistere nacht van de dood en daar is vooralsnog geen uitweg uit, totdat ze zich bewust wordt van de draagwijdte van haar handelen en ze beseft, dat ze onverantwoordelijk handelde, toen ze haar aardse leven opgaf.

Het zwaarste leed, aan de Heer geofferd, zal voor de mensen draagbaarder lijken, maar wie in de nood niet aan de Heer denkt, kan niet getroost worden en geeft de boze machten om hem heen macht over zichzelf. En deze boze machten gebruiken deze willoosheid van de mens en sporen hem aan tot een daad, die hij nadien bitter berouwt.

En het is van zo’n groot belang, dat de eeuwigdurende strijd van het aardse leven overwonnen wordt. Het is zo buitengewoon belangrijk om dankbaar te zijn voor elke dag van het aardse leven, die de mens steeds nieuwe tegenstand brengt en deze tegenstand te herkennen als noodzakelijk voor het zielenheil van de mens. Het is echter onuitsprekelijk nadelig voor de ziel, als ze het leven op aarde eigenmachtig verkort en de mens nu alle genaden en middelen kwijtraakt, omdat ze de kracht tot tegenstand niet vond.