• Zurück

Der Mensch das größte Wunder der Schöpfung.... Gedankliche Tätigkeit....

Die Wege des Herrn sind wunderbar, und im restlosen Einfügen in Gottes Willen wird der Mensch sichtbar geleitet immer dem entgegen, was seiner Seele zur Vollendung dient. Und so sind alle Stunden, die du nützest zur Gewinnung irrender Seelen für das Himmelreich, auch für dich selbst besonders segensreich. Die kleinste Aufmunterung solcher Seele kann sie schon veranlassen, sich geistigen Gedanken mehr und mehr zuzuwenden. Diese Menschen werden in solchem Erlebnis eine nicht alltägliche Sache erblicken und werden, auch wenn sie es nicht restlos ergründen können, doch den Worten mehr Beachtung schenken und versuchen, sich selbst Rechenschaft abzulegen, und ihr ferneres Leben wird immer etwas unter dem Eindruck des Gehörten stehen. Desgleichen wird auch die Wißbegier angeregt werden, sie werden zu erforschen suchen und nicht mehr gedankenlos hinleben, denn es sind viele bereit zu glauben, wenn ihnen nur die Lehre Gottes in rechter Weise geboten wird. Deshalb sollen die Menschen auf Erden die Zeit nützen und emsig suchen und forschen, nur immer auf dem Weg des Herzens.... Sie sollen niemals Gott ausschalten bei der wichtigsten, allein unlösbaren Lebensfrage, sondern ihren Schöpfer um Antwort bitten, und diese wird ihnen dann werden, klar und unzweifelhaft.... Denn Gott allein nur vermag diese Frage zu lösen und wird den Menschen einweisen und ihm Erklärungen geben je nach Verlangen und Glaubenswilligkeit. Es ist der Mensch unbestritten das größte Wunder göttlicher Schöpfung und wahrlich nicht ohne Sinn und Zweck so geschaffen worden.... Alle Funktionen des Körpers dienen zur Erhaltung und Bestimmung desselben, und ebenso muß auch der Gedankentätigkeit eine bestimmte Absicht zugrunde gelegt sein, die mehr bezweckt als nur die Ausübung irdischer Tätigkeit.... Es muß dem Menschen klar sein, daß, wenn außer ihm noch viele Wunder göttlicher Schöpfung bestehen, den Menschen sichtbar und unsichtbar, die Gedankentätigkeit sich auch auf solche erstrecken kann und muß. Denn wozu wäre sonst die ganze Schöpfung, wenn der Mensch, völlig abseits von ihr stehend, sie nicht zum Mittelpunkt aller gedanklichen Tätigkeit machen könnte.... Wie wäre alles zu erklären, wenn dem Menschen jegliches Forschen darum als völlig zwecklos erschiene und keinerlei Verbindung hergestellt werden könnte vom menschlichen Denken zur Schöpfung im Weltall. Was dem Menschen sichtbar ist, muß notgedrungen ihn zum Nachdenken anregen, und dieses wieder muß den Menschen schließen lassen auf ein Wesen, Dem alles untersteht.... Wo sich die Gedanken einmal in solcher Tätigkeit befinden, dort muß auch der Glaube einsetzen, und wendet sich dann der Mensch in beginnendem Glauben an eben dieses höhere Wesen, Es um Erkenntnis bittend, dann wird seinem Verlangen Erhörung werden, und es werden die Gedanken immer tiefer schweifen und, weil recht geleitet von Gott, auch bald der Wahrheit näherkommen und im Menschen den Glauben festigen, denn es geht keiner falsche Wege, der zu Gott seine Zuflucht nimmt. Das sollte jeder bedenken, der eine Gottheit anerkennt.... daß diese ewige Gottheit Ihre Geschöpfe nicht in Dunkelheit tappen läßt, so diese Sie um Erleuchtung angegangen sind. Es werden dem Schöpfer des Himmels und der Erde immer Mittel zu Gebote stehen, Sich dem Menschen deutlich erkennbar zu nähern, nur muß der Mensch den vollen Willen haben, das Rechte zu tun und zu erkennen, und vollgläubigen Vertrauens sich dem Schöpfer zuwenden, dann wird sein Erdenweg wahrlich der rechte sein....

Amen

De mens, het grootste wonder van de schepping – Geestelijke werkzaamheid

De wegen van de Heer zijn wonderbaarlijk en in volkomen aanpassing aan Gods wil zal de mens, zichtbaar geleid, altijd dat tegen komen wat zijn ziel tot voltooiing dient. En zo zijn alle uren die je benut voor het winnen van dwalende zielen voor het hemelrijk ook voor jou zelf bijzonder zegenrijk. De kleinste aanmoediging van zo’n ziel kan er al aanleiding toe geven dat ze zich meer en meer tot geestelijke gedachten zal keren.

Deze mensen zullen bij zo’n gebeurtenis een niet alledaagse zaak aanschouwen en zullen, ook wanneer ze het niet volledig kunnen doorgronden, de woorden toch meer aandacht schenken en proberen aan zichzelf rekenschap af te leggen, en hun verdere leven zal steeds enigszins onder de indruk van het gehoorde staan. Evenzo zal van deze ook de nieuwsgierigheid aangespoord worden, ze zullen proberen na te vorsen en niet meer gedachteloos verder te leven, want velen zijn bereid om te geloven als de leer van God hen alleen maar op de juiste manier aangeboden wordt. Daarom moeten de mensen op aarde de tijd benutten en onvermoeibaar zoeken en navorsen, slechts alleen maar langs de weg van het hart. Ze moeten God bij de belangrijkste, alleen onoplosbare levensvraag nooit uitschakelen, maar hun Schepper om antwoord vragen, en deze zal hen dan duidelijk en onbetwistbaar toekomen. Want alleen God is in staat dit vraagstuk op te lossen en zal de mensen informeren en hen verklaringen geven al naar het verlangen en de wil om te geloven.

De mens is onbetwist het grootste wonder van de goddelijke schepping en is werkelijk niet zonder betekenis en doel zo geschapen. Alle functies van het lichaam dienen tot instandhouding en bestemming hiervan en evenzo moet ook aan de werkzaamheid van de gedachten een bepaalde bedoeling ten grondslag gelegd zijn die meer ten doel heeft dan alleen maar de uitoefening van aardse werkzaamheid. Het moet de mens duidelijk zijn dat, als er buiten hem nog vele wonderen van de goddelijke schepping bestaan, zichtbaar en onzichtbaar voor de mensen, de werkzaamheid van de gedachten zich ook hierover uit kan en moet strekken. Want waartoe dient anders de hele schepping, als de mens, volledig afzijdig van haar staand, ze niet tot middelpunt van alle geestelijke werkzaamheid zou kunnen maken? Hoe zou alles te verklaren zijn als de mensen ieder onderzoek daarom als volledig doelloos zou voorkomen en er geen enkele verbinding gemaakt kon worden door het menselijke denken met de schepping in het heelal? Wat zichtbaar is voor de mensen, moet hen noodgedwongen tot nadenken aansporen en dit moet de mensen weer laten uitkomen op een Wezen aan Wie alles onderworpen is.

Waar de gedachten zich eenmaal in zo’n werkzaamheid bevinden, daar moet ook het geloof op gang komen, en wendt zich dan de mens met dit beginnende geloof tot het hogere Wezen om Hem om kennis te vragen, dan zal zijn verlangen verhoord worden en zullen de gedachten steeds dieper worden en, omdat God ze juist leidt, zullen ze ook dichter bij de waarheid komen en in de mensen het geloof vestigen, want wie tot God zijn toevlucht neemt, gaat geen verkeerde weg. Dat zou iedereen moeten bedenken die een Godheid erkent, dat deze eeuwige Godheid haar schepselen niet in duisternis laat tasten als deze haar om verlichting hebben gevraagd. De Schepper van de hemel en de aarde zullen altijd middelen ter beschikking staan om de mensen duidelijk herkenbaar te naderen. De mens moet alleen maar de volledige wil hebben het juiste te doen en te erkennen, en zich vol gelovig vertrouwen naar de Schepper toekeren, dan zal zijn weg op aarde waarlijk de juiste zijn.

Amen