1066 Motivatie voor het goddelijk ingrijpen

22 augustus 1939: Boek 20

De achteloosheid van de mensen in geestelijk opzicht neemt afmetingen aan, zodat daar redelijkerwijs tegen moet worden opgetreden van de kant van de goddelijke Schepper. Want het hele aardse leven is zin- en doelloos als de ziel in dezelfde toestand de aardse omhulling verlaat, zoals ze deze ontvangen heeft. En een dergelijk nutteloos doorgebracht leven is voor de Heer een gruwel. Want de Heer gaf de mensen dit leven voor de positieve ontwikkeling van hun ziel, maar niet om gedachteloos voort te leven en om aardse vreugden na te jagen.

Wee degenen die hun taak op aarde niet inzien. Dezen zullen talrijke hindernissen in de weg worden gelegd, opdat ze zich eraan stoten en gedwongen hun blik daarheen wenden, vanwaar alles komt. En een dergelijke hindernis is in staat soms een ommekeer van het denken teweeg te brengen en de onachtzaamheid en onverschilligheid tegenover al het geestelijke op te heffen. En daarom zal de wil van God steeds daar ingrijpen, waar de geestelijke achteruitgang te zien is. Want staat de mens zo dicht bij de ondergang, dan moeten ingrijpende gebeurtenissen het gemoed bezwaren, wil de ziel nog op het laatste ogenblik van de afgrond worden weggehouden. Het beste bewijs is de voortdurende achteruitgang die overal duidelijk aan het licht komt.

Brengt men wel de kleinste gebeurtenis met God in verband? Geeft men God de eer en dankt men Hem als het dagelijkse leven zich zonder strubbelingen voltrekt? Beleeft de mens niet elke dag nieuwe wonderen om en bij zich en denkt hij wel bij deze voortdurende belevenissen aan zijn Schepper? En hoe vaak leidt de genade Gods de mens niet door nood en gevaar en laat hij zich dat welgevallen met een vanzelfsprekendheid, terwijl hij God zou moeten loven en prijzen zonder ophouden? Alleen een gelovig gemoed herkent in alles de leiding van de Heer. Alleen een gelovig kind vertrouwt in alles op de goddelijke Schepper en Verlosser.

Maar de mensheid kent nauwelijks nog geloof. En geestelijk beleven, dat de God van de Liefde haar in geestelijke nood wil bijstaan, staat oneindig ver van haar af. En dus is de dag gekomen waarop de zee van de goddelijke Liefde wederom wordt uitgestort over de mensheid. Want het geloof in God als bestuurder van hemel en aarde moet opnieuw ontstaan door tekenen van wonderlijke aard. Wiens hart goed is, diens geest zal helder en duidelijk het werkzaam zijn van God herkennen. En hij zal zijn naaste onderrichten en opmerkzaam maken opdat deze ook de tekenen juist zal leren interpreteren. En geestelijk goed zal u mensen ten deel vallen, maar uw oog zal naar buiten gericht zijn. En als u geen moeite doet de innerlijke Stem te vernemen, dan is de klank van alle woorden een leeg geschal. En daarom moeten de tekenen spreken voor Gods wijsheid en macht.

En u zult zoiets beleven in grote getale en alles zal duidelijk naar boven wijzen. Want u herkent daar geen menselijke invloed in, integendeel, alleen de wil en de beschikking van de Heer. En deze tijd is nabij en dus kan ook de tijd van geestelijke nood beëindigd zijn voor ieder die op deze tekenen let en er voordeel uit trekt voor zijn ziel.

Amen

Vertaald door: Gerard F. Kotte

Deze openbaring is opgenomen in het volgende themaboekje:
Themaboekje Titel Downloaden
98 Grote gebeurtenissen werpen hun schaduwen vooruit ePub   PDF   Kindle  

Downloads

Download-aanbod voor boek _book
 ePub  
 Kindle  
  Meer downloads

Deze openbaring

 als MP3 downloaden  
Afdrukvoorbeeld
 Kladschriften