5805 Gebed om genade en kracht

14 november 1953: Boek 63

Wie tot MIJ zijn toevlucht neemt, gaat geen verkeerde weg, want IK zal hem steeds helpen, zelfs wanneer de hulp voor hem niet zo duidelijk is zoals hij het wenst. Wie tot MIJ zijn toevlucht neemt, gaat naar de juiste plaats, omdat alleen IK hem helpen kan en helpen wil, waar menselijke hulp onmogelijk lijkt. Wie tot MIJ zijn toevlucht neemt, voelt zich als Mijn kind en hij kan vol vertrouwen verwachten dat de VADER hem begrijpt. Hij zal niet tevergeefs naar MIJ roepen.

Aardse noden en zorgen moeten de mens naar MIJ drijven als hij niet uit zichzelf de weg naar MIJ vindt, als hij niet tot MIJ spreekt ook wanneer hem niets teneer drukt, als hij niet uit zichzelf samenspraak met MIJ houdt. Dan moet IK hem zorgen en lijden zenden, dat hij aan MIJ denkt en zich daarheen wendt vanwaar voor hem hulp komt. Maar zalig zij die uit zichzelf de verbinding met hun VADER zoeken. Zalig zij die MIJ vaak zoeken in hun gedachten en die verwachten door MIJ aangesproken te worden, die hun denken naar boven richten. Zalig zij, die niet eerst aardse noden en lijden nodig hebben om naar MIJ te komen. Zalig zij die zonder MIJ niet meer kunnen leven, die alsmaar als kinderen tot hun VADER spreken, die dus al beseffen een deel van MIJ te zijn en proberen MIJ te bereiken. Aan hen kan IK ME schenken, d.w.z. onmetelijke genaden uitdelen, omdat ze steeds bereid zijn deze nuttig te gebruiken en daardoor steeds dichter bij MIJ te komen.

Hoe vaak echter vinden de mensen ook in noden en zorgen niet de weg naar MIJ, omdat ze geen geloof hebben aan die ENE, DIE helpen kan en wil. Machteloos en krachteloos zijn ze en hun tegenspoed neemt geen einde - al zijn ze nog voor MIJ te winnen - ofwel, ze betrekken de kracht van beneden, van Mijn tegenstander, aan wie ze zich gewilliger toewijden dan aan MIJ, omdat ze zich verkopen aan de wereld met haar goederen en zodoende aan diegene die heer van de materiële wereld is. En dan zijn ze verloren voor eeuwige tijden, dan wordt de afstand van hen tot MIJ steeds groter en elke genadegave waardoor IK zou willen helpen dat ze tot inzicht komen, wijzen ze af.

Waar u, mensen daarom nood en leed ziet, is Mijn zorg duidelijk zichtbaar, daar worstel IK nog om de zielen, daar heeft Mijn tegenstander de heerschappij nog niet bereikt en daarom bestaat er nog steeds hoop dat de nood hun de weg naar MIJ zal laten vinden. En ieder mens die zich in nood bevindt, moet gewezen worden op die ENE, DIE hem nog helpen kan, wanneer er aards geen hulp meer mogelijk lijkt. Hij moet hopen op deze ENE en tot HEM smeken, hij moet vol vertrouwen zijn toevlucht nemen tot MIJ en IK zal ME openbaren en hem tonen dat IK de HEER ben, ook over leven en dood.

Mensen die zich in grote nood bevinden, nemen soms ook 'n les aan en grijpen het reddingsanker, ze wenden zich tot Diegene, Die hun als Redder en Helper wordt aangeraden. En IK zal hen waarlijk helpen om het uitermate zwakke geloof sterker te maken. IK zal te voorschijn komen, terwijl IK ME vroeger verborgen hield, omdat IK niet geroepen werd. IK zal waarlijk geen van Mijn schepselen in nood laten dat smekend tot MIJ komt.

Amen

Vertaald door: Gerard F. Kotte

Deze openbaring is opgenomen in het volgende themaboekje:
Themaboekje Titel Downloaden
42 Over het ware bidden ePub   PDF   Kindle  

Downloads

Download-aanbod voor boek _book
 ePub  
 Kindle  
  Meer downloads

Deze openbaring

 als MP3 downloaden  
Afdrukvoorbeeld
 Kladschriften