Door Mij is slechts een enkel wezen uitgestraald: Lucifer, de lichtdrager, die Ik Me schiep om Mij en mijn liefde aan hem te kunnen schenken. Een wezen dat daarom als mijn evenbeeld was vormgegeven, dat in hoogste volmaaktheid uit Mij voortkwam, dat als denkbeeld voor Me stond en ook al bestond in zijn volheid van licht en kracht, zoals het ook niet anders kon zijn, omdat uit Mij niets gebrekkigs kon voortkomen.
Dit wezen schiep Ik Me tot eigen diepe vreugde, omdat mijn oerwezen liefde is en liefde voortdurend gelukkig wil maken, maar er tevoren niets wezenlijks voorhanden was dat mijn liefde in zich kon opnemen. Het was een spiegelbeeld van Mij zelf. Ik zelf zag Mijzelf in dit wezen, dat door Mij buiten Mij geplaatst was. Het was als het ware mijn tweede Ik, dat liefde, wijsheid en macht evenzo in zich verenigde, dat het niet anders kon zijn dan Ik zelf, en dat derhalve ook onuitsprekelijk gelukzalig was, omdat de kracht van mijn liefde het voortdurend doorstroomde. Ik wilde eenzelfde wezen naast Mij hebben, omdat Ik uitermate gelukkig was in mijn scheppende kracht en deze zelfde gelukzaligheid een wezen wilde bereiden van welks geluk Ik nu kon genieten.
Mijn oersubstantie is liefde. En deze liefde is wederom kracht. De kracht van mijn liefde kon niet werkeloos blijven en liet onophoudelijk geestelijke scheppingen ontstaan. Maar niemand buiten Mij kon zich in deze scheppingen verheugen en dat bewoog Me om een evenbeeld te scheppen. Een wezen dat precies zo geaard was als Ik zelf, dat wel alleen een begin had, terwijl Ik sinds eeuwigheid bestond. Ik genoot mateloze gelukzaligheden door het uitstralen van de kracht van mijn liefde in dit door Mij geschapen wezen, dat nu - doorstroomd van dezelfde liefdeskracht - eveneens scheppend werkzaam wilde zijn en ook zijn kon, omdat het geheel vrij was.
Het ging volledig op in mijn liefde. Er was een voortdurende uitwisseling van liefde, want de liefde die Ik het wezen schonk, gaf het Mij evenzo weer terug. Het wezen was Mij toegedaan en ging geheel in Mij op. En dat betekende ongehinderde doorstraling van liefde, ongehinderd doorstralen met kracht die werkzaam wilde zijn. En daar het scheppen van de eerste lichtgeest Mij de grootste vreugde had bereid, zo bestond ook diens vreugde in het scheppen van gelijke wezens. Dus kwam uit onze beider liefdeskracht een ontelbaar leger van gelijke wezens voort, die allen hoogst volmaakt en uitermate gelukzalig waren.
Dit gebeuren is u mensen al herhaaldelijk door mijn openbaringen duidelijk gemaakt. En toch stelt u steeds weer vragen, wie eigenlijk de Schepper van de hoge en hoogste lichtwezens was, omdat u als mens al een ander denkbeeld van de oergeschapen lichtgeest hebt, omdat u niet meer het volledige inzicht bezit als gevolg van de zonde. Maar u vergeet dat alle oergeesten hun oorsprong hebben in Mij en in de lichtdrager, dat deze laatste mijn kracht gebruikte voor het scheppen van alle geestelijke wezens, dat u dus uit Mij bent en uit hem, maar ook dat zijn wil mijn kracht gebruikte die hem onbeperkt toevloeide. En zo zult u ook begrijpen dat de lichtdrager een uitzonderingspositie innam, omdat hij de enige was die door Mij zelf in het leven werd geroepen. Hij heeft nu door zijn afval van Mij wel zijn kracht en macht verloren, hij verloor zijn inzicht en viel in de diepste diepte, maar als wezen is hij nog steeds dezelfde oergeschapen geest, die nu werkzaam is als tegenpool, zoals hij tevoren Mij in vurigste liefde was toegedaan en de grootste gelukzaligheden genoot.
Alle andere gevallen wezens werden in hun oersubstantie opgelost. De eens als wezen uitgestraalde kracht werd omgevormd tot scheppingen van de meest uiteenlopende aard. Maar de lichtdrager die al het licht verloren had, bleef in zijn wezen wat hij was vanaf het eerste begin, alleen geheel veranderd in het tegendeel, zodat hij mijn tegenpool werd. En nu dient hij Mij als tegenpool bij het terugbrengen van het gevallen geestelijke.
Want eens is dit geestelijke op de proef gesteld, zich uit te spreken voor Mij of voor hem, en het volgde hem en werd ongelukkig. En nu wordt het steeds weer op de proef gesteld, want mijn huidige tegenstander volhardt in zijn recht op de gevallen wezens, evenals ook Ik hen niet opgeef, die uit mijn liefdeskracht zijn voortgekomen. Maar het wezen zelf neemt het besluit. Mijn tegenstander doet zijn rechten gelden en werkt in negatieve zin op de wezens in, terwijl Ik door positief inwerken de wezens voor Mij probeer te winnen.
En ontelbare wezens staan Mij bij, die ook door hem geschapen zijn, maar die Mij als Krachtbron erkenden, uit wie ook hij is voortgekomen. En deze wezens zijn in hun gelukzaligheid gebleven, omdat ze nog onafgebroken mijn kracht van liefde ontvangen en scheppend en vormend werkzaam zijn. Zelfbewuste wezens zijn echter alleen uit Mij en de lichtdrager gemeenschappelijk voortgebracht en deze zelfbewuste wezens blijven ook bestaan tot in alle eeuwigheid.
Alleen de eens gevallen wezens verloren voor een bepaalde tijd hun zelfbewustzijn, om de klim omhoog uit de diepte weer te kunnen afleggen in opgeloste toestand. Maar ze krijgen het zelfbewustzijn weer terug zodra ze de laatste wilsproef als mens moeten afleggen. Maar steeds moet er met een wezenlijke tegenstander van Mij rekening worden gehouden, want hij is gebleven wat hij was en hij zal ook blijven wie hij is, voor eeuwige tijden. Maar toch zal hij eenmaal zijn wezen weer veranderen en zich omvormen tot liefde. En ook hij zal weer onbeperkt gelukkig zijn. Dan zal mijn liefde hem weer doorstralen, zoals het was in het allereerste begin.
Amen
VertalerSólo un solo ser ha sido transmitido de Mí.... Lucifer, el portador de la luz.... El cual Me creé para poder entregarme y Mi amor a él, y por esa razón se formó como Mi semejanza, que emanó de Mí en la máxima perfección, que se Me presentó como un pensamiento y que ya existía en su plenitud de luz y fuerza.... Como no podría ser de otra manera, porque nada imperfecto podría emerger de Mí.
Yo Me creé este ser por Mi propia felicidad y el Amor, porque Mi ser primordial es el Amor y el Amor siempre quiere hacer feliz.... pero antes no había nada esencial que pudiera absorber Mi Amor.
Y fue una reflexión de Mí Mismo, Yo Mismo Me vi en este ser expuesto por Mí, era, por así decirlo, Mí segundo “yo”, que también unió en sí, el amor, la sabiduría y el poder que no podría ser de otra manera como Yo Mismo y. por lo tanto, también era indescriptiblemente feliz, porque Mi fuerza de amor lo inundaba constantemente.
Quería tener un ser igual a Mi lado porque Yo era extremadamente feliz con Mi poder creativo y quería preparar esta felicidad a un ser de cuya felicidad podía disfrutar ahora.
Mi sustancia primordial es el Amor, y ese Amor a su vez es poder. Mi poder de Amor no podía permanecer inactivo y permitió crear constantemente creaciones mentales. Pero nadie excepto Yo podía disfrutar de estas creaciones y eso Me impulso a crear una semejanza.... Un ser que era como Yo, que solo tuvo un comienzo, mientras Yo soy de la eternidad. Disfruté felicidades sin medida al irradiar Mi fuerza de amor en el ser que fue creado por Mí, que ahora, inundada por la misma fuerza de amor también quería ser creativo y también lo podía, porque era completamente libre.
Estaba completamente absorto en Mi amor, era un intercambio constante de amor, porque el amor que le di al ser, también Me lo devolvió de la misma manera. Aquel ser estaba unido a Mí y estaba completamente absorto en Mí. Y eso significaba una radiación de amor sin impedimentos, y una radiación de fuerza sin impedimentos, que quería operar. Y como la creación del primer espíritu de luz me había dado la más alta dicha, también lo fue su dicha en la creación de seres iguales..... así, de ambos de nuestra fuerza amorosa surgió un ejército innumerable de seres iguales, los cuales todos se encontraban en la máxima perfección y eran extremadamente felices.
Este proceso ha sido explicado a vosotros los hombres muchas veces, a través de Mis revelaciones, y, sin embargo, vosotros preguntáis una y otra vez quién fue el creador de los seres de luz altos y más elevados, porque vosotros como hombre ya tenéis otro concepto del espíritu de luz creado originalmente, porque ya no poseéis el pleno conocimiento como resultado del pecado. Pero olvidáis que todos los espíritus primordiales tienen su origen en Mí y en el portador de la luz.... que este último usó Mi poder para crear a todos los seres mentales.... Que vosotros sois de Mí y de él o, expresado de otra manera, que su voluntad hizo uso de Mi fuerza, que fluyo hacia él sin restricciones. Y así entenderéis que el portador de luz tenía una posición excepcional, porque él fue el único quien fue creado por Mí Mismo.
Ahora ha perdido su fuerza y poder a través de su apostasía y por lo que perdió su reconocimiento y cayó en lo más profundo, pero como ser, sigue siendo el mismo espíritu primordial, que ahora actúa como un polo opuesto, aunque antes estaba dedicado a Mí en el amor más caliente y disfruto de la dicha más alta.
Todos los demás seres caído fueron disueltos en su sustancia primordial, la fuerza una vez irradiada como ser, fue transformado en creaciones de varios tipos. Pero el portador de la luz, quien había perdido toda la luz, permaneció en su esencia, que había sido desde el principio, pero se convirtió completamente en lo opuesto, de modo que se convirtió en Mí polo opuesto, y ahora Me sirve a Mí como anti polo /adversario en el regreso de los espíritus caídos. Pero una vez este espiritual fue puesta a prueba para confesarse hacia a Mí o a él y lo siguió a él y se volvió desafortunado.
Y ahora lo espiritual se pone a prueba repetidamente, porque Mi adversario actual persiste en su reclamo de los seres caídos, ya que salieron de su voluntad, así como Yo tampoco los abandono ya que han surgido de Mi poder de amor, pero el ser mismo toma la decisión. Mi oponente hace valer sus derechos y afecta a los seres en un sentido negativo, mientras que Yo busco ganar los seres para Mí a través de la acción positiva.
Innumerables seres, también creados por él, están a Mi lado, ya que Me reconocieron como la única fuente de poder, de la que él también había tomado su salida. Y estos han permanecido en su bienaventuranza, porque reciben continuamente Mi fuerza de amor, y, por lo tanto, son activos creando y creativos. Pero los seres conscientes del yo han sido sacados de Mí y del portador de la luz juntos, y estos seres conscientes del yo permanecen en existencia por toda la eternidad.
Solo los seres caídos perdieron su consciencia del yo durante un cierto tiempo para poder cubrir nuevamente el ascenso desde la profundidad en estado disuelto. Pero vuelven a recibir la conciencia del yo tan pronto como tienen que tomar la última prueba de voluntad como humano. Pero siempre hay que tener en cuenta a un adversario esencial de Mí, porque ha permanecido como era.... y seguirá siendo quien es, aún tiempos eternos, pero una vez vuelve a cambiar su naturaleza de ser y volver a transformarse en amor. Entonces Mi amor volverá a irradiar a través de él como lo fue al principio.
Amen
Vertaler