Vergelijk Kundgabe met vertaling

Meer vertalingen:

De schepping is het werk van God

Al mijn scheppingswerken bewijzen mijn eindeloze liefde voor u, en mijn onovertrefbare wijsheid en almacht, want ze ontstonden enkel en alleen voor de redding en terugvoering van het eens gevallen geestelijke. Daarom is het gehele scheppingswerk een uitdrukking van mijn overgrote liefde, want het betrof rechtstreeks de geestelijke wezens die zich tegen Mij verzetten, mijn liefde afwezen en daardoor mijn liefde niet meer waardig waren. En nochtans bewoog Mij juist dat weerspannige geestelijke ertoe scheppingswerken te laten ontstaan die als doel hadden dat dat geestelijke zijn weerstand op zou geven en weer tot Mij terug zou keren.

De liefde lette dus niet op de weerstand maar nam deze gevallen wezens gevangen, dat wil zeggen: mijn wijsheid en macht loste het wezen op in ontelbare deeltjes. Mijn liefdekracht omhulde hen en vormde de eens als wezens uitgestraalde kracht om tot scheppingswerken, welke mijn wijsheid weer hun bestemming toewees. Liefde, wijsheid en macht waren onophoudelijk bezig scheppingswerken te laten ontstaan, zodoende was en is de schepping in de ware zin van het woord een goddelijk werk dat van Mij en mijn wezen getuigt. En dat op u mensen als het grootste wonder moest overkomen wanneer u daar ernstig over nadenkt. En deze schepping zal ook steeds een wonder blijven, want de dingen zijn niet zonder leven maar zijn in voortdurende verandering. De functies van de afzonderlijke scheppingswerken bewijzen voor elk nadenkend mens een levende God, vol van wijsheid en energie, wiens liefde onuitputtelijk en wiens macht onbegrensd is. En die zonder ophouden vormen laat onstaan, die de eens gevallen deeltjes die in een toestand van dwang in de scheppingswerken dienen, in zich dragen. Want Ik onttrok het gevallen geestelijke aan de macht van mijn tegenstander, de macht die het eens ten val had gebracht en die het vrijwillig gevolgd was. Het was weliswaar van hem, juist omdat het hem vrijwillig volgde, en toch was hem iedere macht over het geestelijke, dat mijn liefdekracht tot materie liet worden, ontnomen. Het geestelijke was zodoende aan de invloed van mijn tegenstander onttrokken en stond nu onder mijn wet. Het was niet meer vrij, want het had voor zichzelf zijn vrijheid verspeeld. Maar voor zijn bestwil stelde Ik het nu onder mijn wet, zodat het dienen moest in een gekluisterde toestand.

De gehele schepping is dus een werk van mijn liefde voor het gevallen ongelukkige geestelijke dat de weg door de materie af moet leggen in grote ellende. Heeft het eens gevallen geestelijke echter de weg door de schepping afgelegd en gaat dan als mens over de aarde, dan is hem ook het scheppingswerk begrijpelijk. Hij kan er zich over verheugen omdat de toestand van ellende achter hem ligt. Hij ziet de schepping in al haar heerlijkheid voor zich, zij getuigt ook van de liefde, wijsheid en macht van de Schepper, wanneer hij de laatste weerstand tegen Mij opgeeft. De mens is dan in zekere zin wel al vrij maar toch nog blootgesteld aan de invloed van mijn tegenstander, die tevoren geen macht over het geestelijke had. De mens is dus steeds nog zolang zijn aandeel, totdat hij zich in vrije wil van hem heeft losgemaakt.

En aldus moet u goed begrijpen: De schepping kan en zal u mensen gelukkig maken omdat ze mijn werk is, alleen dat Ik voor haar ontstaan gebruik maakte van de eens door Mij als wezens uitgestraalde kracht die Ik omvormde tot de meest verschillende werken van mijn oneindige liefde en wijsheid. Dat zij evenwel in haar substantie het gevallen geestelijke is, en zodoende tot mijn tegenstander behoort tot het geheel verlost weer tot Mij is teruggekeerd. U mensen ziet niet het gevallene in de scheppingen, u ziet alleen de uitwerking van mijn liefde en mag uzelf over deze verheugen. U mag mijzelf daarin herkennen en u mag uzelf gelukkig prijzen dat u de weg terug door de schepping weer hebt afgelegd en kort voor uw voleinding staat. U moet er echter ook aan denken dat de werkelijke wereld een geestelijke wereld is die alleen zichtbaar is voor hem die met geestelijke ogen kijkt en dat alles wat voor u mensen zichtbaar is slechts een weerglans is van deze werkelijke geestelijke wereld. U moet eraan denken dat elke materie bestaat uit verharde geestelijke substantie en dat deze verharding weer alleen het gevolg was van de weerstand tegen Mij en de afwijzing van mijn liefdekracht. Want dan zal het voor u ook begrijpelijk zijn dat de aardse materie het Mij weerstrevende geestelijke is dat mijn liefde en wijsheid alleen tot een dienende functie aanspoort om zijn weerstand te breken en eenmaal weer tot zijn oertoestand terug te voeren.

De afval der wezens van Mij bracht dus de verharding van geestelijke substantie teweeg. Dus behoort dit verharde geestelijke zolang nog tot mijn tegenstander tot deze substantie weer vergeestelijkt is, wat Mij echter niet hindert hem de macht over dat geestelijke te ontrukken en dit tot scheppingen van allerlei aard om te vormen met het doel het geestelijke definitief tot een vrijwillig afkeren van hem en een vrijwillig terugkeren tot Mij te bewegen. En zo blijft de schepping ook steeds een goddelijk werk van mijn eindeloze liefde en wijsheid dat alleen Ik zelf kon laten ontstaan, Ik die alle macht en kracht bezit en die alles tot uitvoering kan brengen wat mijn liefde en wijsheid wil en als succesvol inziet.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Gerard F. Kotte

La création est l’œuvre de Dieu....

Toutes Mes œuvres de création vous prouvent Mon amour infini pour vous, Ma sagesse inégalable et Ma toute-puissance.... Car elles ont surgies purement et simplement pour sauver et pour reconduire le spirituel jadis déchu ; donc, toute l’œuvre de création est l’expression de Mon amour suprême, étant donné qu’il visait justement ces êtres spirituels qui s’étaient opposés à Moi, qui donc avaient refusé Mon amour et n’étaient quasiment plus dignes de Mon amour.... Malgré cela, ça a été seulement ce spirituel indocile qui M’a poussé à faire surgir des créations destinées à le faire renoncer à sa résistance pour retourner vers Moi.

Ainsi l’Amour n’a pas tenu compte de la résistance, mais a enlacé l’être primordial déchu, c'est-à-dire que Ma sagesse et Mon pouvoir ont dissous les êtres en particules innombrables, et Ma force aimante les a enveloppés ; elle a transformé l’énergie jadis irradiée en êtres pour en faire des œuvres de création auxquelles alors Ma sagesse a assigné leurs destinations. Amour, Sagesse et Puissance ont agi sans relâche pour faire surgir cette œuvre de création ; donc, au sens le plus véridique du mot, la création était, et est, une œuvre divine qui témoigne de Moi dans Mon essence, et qui – si vous y réfléchissiez sérieusement – devrait vous paraître à vous autres hommes comme la plus grande merveille. Et cette création restera une merveille par le fait qu’il n’y a pas d’objets inanimés, mais seulement en mutation continuelle. A tout être humain qui réfléchit, les fonctions de toutes les œuvres de la création prouvent un Dieu vivant, plein de sagesse, dont la force de volonté et l’amour sont inépuisables, dont le pouvoir est illimité,.... et qui crée continuellement des formes pour héberger chacune des particules qui servent dans les œuvres de création sous la « loi d’il faut ».... Car Je retirais le spirituel déchu à la force de Mon adversaire, à la force de celui qui l’avait jadis fait déchoir, adversaire qu’il avait jadis suivi de bon gré.... Certes il lui appartenait parce qu’il l’avait suivi de son propre gré ; mais sur le spirituel que Ma force aimante avait fait devenir matière, tout pouvoir lui était retiré.... Ces êtres primordiaux spirituels avaient été arrachés à l’influence de l’adversaire ; maintenant ils vivaient sous Ma loi à Moi.... Ils n’étaient plus libres car ils avaient gâchés eux-mêmes leur liberté ; mais dans leur propre intérêt, Je les ai soumis à Ma loi, de sorte qu’il leur fallait servir dans un état lié….

Toute la création n’est qu’une œuvre de Mon amour pour ces malheureux êtres primordiaux déchus qui cheminent par la création sous de grands supplices.... Mais, une fois que l’être jadis déchu a fait son parcours au travers de la création, et fait son chemin sur la terre en tant qu’homme, il peut dans certaines limites percevoir l’œuvre de création, et s’en réjouir, car l’état de tourment est passé, il voit devant lui dans toute leur splendeur les œuvres de la création, et à partir du moment où il commence à abandonner sa dernière résistance contre Moi, il lui est témoigné l’amour, la sagesse et la puissance du créateur. Mais bien qu’à un certain égard, lui-même soit libre dès à présent, il est maintenant exposé à l’influence de Mon adversaire qui n’avait aucune puissance sur l’être auparavant. L’homme reste toujours sa propriété jusqu’à ce qu’il se détache de lui par son propre libre arbitre….

Il vous faut donc bien comprendre ceci : en tant qu’hommes, la création peut et va vous ravir, puisqu’elle est Mon œuvre, J’ai seulement utilisée la Force que J’avais un jour irradiée de Moi pour faire surgir des êtres.... et Je les ai seulement transformés en œuvres très diverses de Mon amour et de Ma sagesse…. toutefois la création est, dans sa substance, le spirituel déchu, donc la propriété de Mon adversaire, et restera sa part jusqu’à ce que, complètement rachetée, elle soit retournée à Moi. En tant qu’êtres humains, vous n’apercevrez pas dans la création son caractère déchu ; vous ne verrez que les ouvrages de Mon amour, et vous avez le droit de vous en réjouir, vous M’y reconnaîtrez Moi-même, et vous pouvez vous considérer vous-mêmes comme bienheureux parce que vous avez déjà passé par la création, et que vous vous trouvez juste avant votre accomplissement. Mais tenez compte aussi du fait que le vrai monde est un monde spirituel qui n’est visible qu’au regard spirituel… que tout ce qui vous est visible en tant qu’homme n’est qu’un reflet du monde réel spirituel…. Tenez compte du fait que toute matière est de la substance spirituelle durcie, et que ce durcissement n’est que la conséquence de la résistance contre Moi, du refus de Ma force aimante. Comprenez donc bien que dans sa substance, le monde terrestre est du spirituel récalcitrant auquel Mon amour et Ma sagesse ont seulement attribué une fonction de service pour briser sa résistance et pour le reconduire enfin à sa condition originelle.

C’est donc la défection des êtres de Moi qui a provoqué un durcissement de cette substance spirituelle, et par conséquent, le spirituel durci appartient encore à Mon adversaire jusqu’à ce que sa substance soit de nouveau spiritualisée, ce qui ne M’empêche pourtant pas de lui arracher le pouvoir sur ce spirituel et de le transformer en créations de toutes sortes dans le but que finalement elles se détournent volontairement de lui, et reviennent à Moi. Et ainsi la création reste toujours une œuvre divine, une œuvre de Mon amour infini et de Ma sagesse que Moi Seul, ai pu faire surgir de Moi-même, en Qui réside tout pouvoir et toute énergie, et Qui peut exécuter tout ce que Mon amour et Ma sagesse veulent et ont reconnu comme couronné de succès....

Amen

Vertaler
Vertaald door: Jean-Marc Grillet