Vergelijk Kundgabe met vertaling

Meer vertalingen:

Wat was de mens en wat is zijn taak op aarde?

Wel treedt u als mens weer het stadium van het zelfbewuste wezen binnen, u herkent uzelf als iets wezenlijks, maar u bent zich niet bewust in welke hoge volmaaktheid u eens stond en dat uw bestaan als mens bij het begin van uw belichaming slechts een zeer zwakke afstraling is van uw vroegere zijn. U bent wel weer hetzelfde wezen dat zichzelf als een zelfbewust wezen herkent, dat verstand heeft en een vrije wil, maar er ontbreekt u een bepaalde graad van rijpheid die u pas als goddelijk wezen kenmerkt. U bent onvolmaakt geworden door uw vroegere afval van God en zult nu eerst weer deze volmaaktheid moeten bereiken die u oorspronkelijk bezat. Toch bent u zelfbewuste wezens die denken kunnen en een vrije wil hebben en die nu de wil en hun verstand moeten gebruiken voor het laatste rijp worden op deze aarde. En om met dit rijp worden heel bewust een begin te maken, zult u kennis moeten verkrijgen in welke verhouding u staat tot Hem Die u heeft geschapen. U zult moeten weten dat u eertijds in nauwste samenhang stond met deze, uw God en Schepper en dat u zich vrijwillig van Hem verwijderde, maar dat u, om weer volmaakt te worden, om uw oorspronkelijke gesteldheid weer aan te nemen, u ook weer bij Hem zult moeten aansluiten daar u anders zonder kracht en licht zult blijven, omdat Hij alleen de Kracht- en Lichtbron is van eeuwigheid, van Wie ook alle geschapen wezens kracht en licht moeten ontvangen om weer te worden wat ze waren in het allereerste begin. Hoogst volmaakte wezens, evenbeelden van God, echte kinderen van de Vader Die hun het leven gaf.

Dit rijp worden tot volmaakte wezens is de opgave van de mens op aarde, die daarom ook het vermogen heeft een weten op te nemen en in zich te verwerken, zich door middel van gedachten met dit weten bezig te houden en het te gebruiken, steeds in de zin van zijn volmaaktheid. Want deze mogelijkheid is hem gegeven gedurende zijn bestaan als mens, dat hij verstandelijk zijn standpunt bepaalt tegenover het weten dat hem van de kant van God wordt toegezonden, dat hem zowel van buitenaf door boden alsook rechtstreeks door de stem van het geweten kan worden overgebracht. Want hij kan en moet de gave van zijn verstand gebruiken en hij zal dan ook, van goede wil, binnendringen in dieper weten, wanneer hij aan het innerlijk dringen van zijn geweten toegeeft en in liefde werkzaam wordt. Dan aanvaardt hij de weg van de terugkeer naar God, dan begint hij weer de aansluiting te zoeken bij Hem Die zijn Vader is van eeuwigheid. Dan zal hij ook langzaam rijp worden en de hoogte kunnen bereiken waarop hij eens heeft gestaan en die ook weer moet worden bereikt, wil het wezen weer in het bezit komen van licht en kracht en vrijheid die het in het allereerste begin onuitsprekelijk gelukkig maakten.

Denk eraan, u mensen, wat voor een taak u in het aardse bestaan zult moeten vervullen, dat u zich uit een toestand van zwakheid en duisternis zult moeten oprichten en u opwerken naar helder licht en sterkste kracht. Dat u dat wel zult kunnen wanneer u van goede wil bent en u de goddelijke wil nakomt doordat u een levenswandel in liefde leidt. Wat God van u verlangt, dat u volmaakt zult worden, zult u wel kunnen vervullen, want Hij voorziet u rijkelijk van kracht en genade. Hij is steeds bereid u bij te staan met Zijn hulp en Hij legt u ook Zijn wil in het hart zodat u alleen maar oplettend zult hoeven te zijn en aan uw gevoel zult moeten toegeven, dat u tot goede daden, goed spreken en goed denken aanleiding zal geven zodra u maar bereid bent uw taak op aarde te vervullen. Want in de toestand van het zelfbewustzijn als mens wordt u mensen ook steeds het woord van God voorgehouden, op welke manier dan ook. U zult kennis verkrijgen van een God en Schepper en u zult dan ook zelf kunnen nadenken en dan uit het geestelijke rijk opheldering verkrijgen door middel van gedachten.

De mogelijkheid u te vervolmaken op aarde is ieder van u mensen gegeven. Want u bent niet meer gebonden in de vorm, u doorloopt uw laatste belichaming op deze aarde en u bezit al die vermogens die u een vooruitgang verzekeren. Maar u bezit ook een vrije wil, die alleen bepalend is hoe u uw capaciteiten gebruikt. En deze wil zult u zelf juist moeten richten en daarom wordt u steeds weer kennis gegeven over de betekenis van uw leven op aarde. Uw verstand kan daar een standpunt tegenover innemen en de wil bepalen. U behoudt echter steeds de vrije beslissing en dat is uw verantwoordelijkheid, want dienovereenkomstig zal eens het lot zijn in de eeuwigheid. Want al zult u ook niet voor eeuwig verloren gaan, dan kan toch de toestand van krachteloosheid en duisternis van uw ik nog eindeloos lange tijd duren en voor u weer kwellingen brengen in plaats van gelukzaligheid. Maar in alle wilsvrijheid zult u zelf in het leven op aarde de laatste beslissing moeten nemen. En gelukkig hij die op God aanstuurt en zich met Hem herenigt op aarde.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Gerard F. Kotte

Was war der Mensch und was ist seine Erdenaufgabe?....

Wohl tretet ihr als Mensch wieder in das Stadium des ichbewußten Wesens ein, ihr erkennet euch selbst als etwas Wesenhaftes, doch ihr seid euch nicht bewußt, in welch hoher Vollendung ihr einstens standet.... und daß euer Dasein als Mensch zu Beginn eurer Verkörperung nur ein ganz schwacher Abglanz ist eures einstigen Seins.... Ihr seid wohl wieder das gleiche Wesen, das sich selbst als ein ichbewußtes Wesen erkennt, das Verstand hat und freien Willen, aber es fehlt euch ein bestimmter Reifegrad, der euch erst als göttliches Wesen kennzeichnet; ihr seid unvollkommen geworden durch euren einstigen Abfall von Gott und müsset nun erst wieder zu dieser Vollkommenheit gelangen, die uranfänglich euch eigen war. Dennoch seid ihr ichbewußte Wesen, die denken können und einen freien Willen haben und die nun den Willen und ihren Verstand nützen sollen zum letzten Ausreifen auf dieser Erde. Und um dieses Ausreifen vollbewußt in Angriff zu nehmen, müsset ihr zur Kenntnis gelangen, in welchem Verhältnis ihr stehet zu Dem, Der euch erschaffen hat.... ihr müsset wissen, daß ihr einstens in engstem Verband standet mit diesem eurem Gott und Schöpfer und daß ihr euch freiwillig entferntet von Ihm.... daß ihr aber, um wieder vollkommen zu werden, um eure Urbeschaffenheit wieder anzunehmen, euch auch wieder Ihm anschließen müsset, ansonsten ihr ohne Kraft und Licht bleibet, weil Er allein der Kraft- und Lichtquell ist von Ewigkeit, von Dem auch alle geschaffenen Wesen Kraft und Licht entgegennehmen müssen, um wieder zu werden, was sie waren im Anbeginn.... Höchst vollkommene Wesen, Ebenbilder Gottes.... rechte Kinder des Vaters, Der ihnen das Leben gab.... Dieses Heranreifen zu vollkommenen Wesen ist die Erdenaufgabe des Menschen, der darum auch die Fähigkeit hat, ein Wissen aufzunehmen und in sich zu verarbeiten, gedanklich sich mit diesem Wissen auseinanderzusetzen und es zu verwerten immer im Sinne seiner Vollendung.... Denn diese Möglichkeit ist ihm gegeben während seines Daseins als Mensch, daß er verstandlich (verständlich) Stellung nimmt zu dem Wissen, das ihm von seiten Gottes zugeführt wird, das ihm sowohl von außen durch Boten als auch direkt durch die Stimme des Gewissens zugetragen werden kann, denn er kann und soll die Gabe seines Verstandes gebrauchen, und er wird dann auch bei gutem Willen eindringen in tieferes Wissen.... wenn er dem inneren Drängen seines Gewissens nachgibt und in Liebe tätig wird.... Dann tritt er den Weg der Rückkehr zu Gott an, dann beginnt er wieder, den Anschluß zu suchen an Den, Der sein Vater ist von Ewigkeit.... Dann wird er auch langsam ausreifen und die Höhe erreichen können, in der er einstens gestanden hat und die auch wiedererreicht werden muß, will das Wesen wieder in den Besitz von Licht und Kraft und Freiheit gelangen, die uranfänglich es unaussprechlich beseligten.... Bedenket, ihr Menschen, welch eine Aufgabe ihr im Erdenleben erfüllen sollet, daß ihr euch aus einem Zustand der Schwäche und Finsternis erheben sollet und heraufarbeiten zu hellem Licht und stärkster Kraft.... daß ihr das wohl könnet, wenn nur euer Wille gut ist und ihr dem göttlichen Willen nachkommet, indem ihr einen Lebenswandel in Liebe führet.... Was Gott von euch verlangt, daß ihr vollkommen werdet, könnet ihr wohl erfüllen, denn Er versieht euch reichlich mit Kraft und Gnade, Er ist stets mit Seiner Hilfe bereit, euch beizustehen, und Er legt euch auch Seinen Willen ins Herz, so daß ihr nur achtsam zu sein brauchet und eurem Empfinden nachgeben sollet, das euch zu guten Taten, guten Reden und gutem Denken veranlassen wird, sowie ihr nur bereit seid, eure Erdenaufgabe zu erfüllen.... Denn im Zustand des Ichbewußtseins als Mensch wird euch Menschen auch immer das Wort Gottes unterbreitet, in welcher Weise es auch sei.... Ihr werdet Kenntnis erlangen von einem Gott und Schöpfer, und ihr werdet dann auch selbst nachdenken können und dann aus dem geistigen Reich Aufschluß erlangen auf gedanklichem Wege.... Die Möglichkeit, euch zu vollenden auf Erden, ist einem jeden von euch Menschen gegeben.... Denn ihr seid nicht mehr gebunden in der Form, ihr geht durch eure letzte Verkörperung auf dieser Erde hindurch, und ihr besitzet alle jene Fähigkeiten, die euch einen Aufstieg sichern.... nur besitzet ihr auch einen freien Willen, der allein bestimmend ist, wie ihr eure Fähigkeiten nützet. Und diesen Willen müsset ihr selbst recht richten, und darum wird euch immer wieder Kenntnis gegeben über die Bedeutung eures Erdenlebens. Es kann euer Verstand dazu Stellung nehmen und den Willen bestimmen.... Ihr behaltet aber immer die freie Entscheidung, und das ist eure Verantwortung, denn entsprechend wird einmal das Los sein in der Ewigkeit.... Denn ob ihr auch nicht ewig verlorengehet, so kann doch der Zustand der Kraftlosigkeit und Finsternis eures Ichs noch endlos lange Zeiten währen und für euch wieder Qualen bringen anstatt Seligkeit.... Doch in aller Willensfreiheit müsset ihr selbst im Erdenleben die letzte Entscheidung treffen, und wohl dem, der zu Gott hindrängt und mit Ihm sich wieder vereinigt auf Erden....

Amen

Vertaler
This is an original publication by Bertha Dudde