• Terug

Meer vertalingen:

De toedracht van het scheppen der wezens De afval van GOD

Geloof dat IK u graag wil onderrichten, wanneer IK een verlangen in u bemerk naar de zuivere waarheid. Van MIJ gaat alleen "licht" uit, en dat licht doorstraalt de duisternis. U bent echter nog in een gebied zonder licht, waar dat licht u moet worden gebracht, tot u er zo mee vervuld bent dat u zelf dat licht weer kunt laten uitstralen. U bent echter bereid Mijn lichtstralen te ontvangen wanneer u opheldering wenst over gebieden die nog donker voor u zijn. Want dan kan IK u ook opheldering geven en IK kan u weer langzaam in een toestand van inzicht verplaatsen, en u kennis schenken die u zalig zal maken. Het moet helder in u worden en u moet weten vanwaar u komt en wat uw einddoel is. Maar deze kennis kan alleen IKZelf u geven, want IK heb u tot Mijn Eigen Vreugde geschapen.

U bent uit MIJZelf voortgekomen, want Mijn Liefdekracht plaatste schepselen buiten MIJ volgens Mijn evenbeeld die als wezens zelfstandig waren, d.w.z. IK schiep hen als miniatuur van MIJZelf. IK gaf deze schepselen leven, d.w.z. zij konden scheppen en werken net als IK. Zij konden ook Mijn Stem vernemen en kenden MIJ dus ook als hun GOD en Schepper en waren MIJ toegewijd en bovenmatig zalig. Maar van het voormalige rijk der zalige geesten weet u mensen weinig of niets. Dit rijk was echter op de eerste plaats geschapen omdat IK MIJZelf in evenbeelden terug wilde kennen, aangezien IK MIJ vaten schiep waarin IK Mijn Liefde kon uitgieten. Want dit was de aanleiding tot het scheppen van de geestelijke wezens, dat Mijn eindeloze Liefde zich wilde wegschenken en zich wou uitstorten in gelijk gezinde wezens - die in hun volmaaktheid MIJ onvoorstelbare zaligheid zouden bereiden.

IK schiep tot Mijn Vreugde een geestelijke wereld met geestelijke wezens als bewoners - en IK verlevendigde haar met scheppingen van de wonderbaarlijkste soort, en IK verheugde MIJ in de zaligheid van deze wezens.

IK bereidde hun zulk een zaligheid, omdat de Liefde die Mijn oerelement was en is, MIJ daartoe drong. En eindeloos lange tijden bestond deze geestelijke wereld in harmonie en in innige verbinding van alle wezens met MIJ, hun Schepper en Behouder.

Eindeloze tijden waren deze wezens door hun wil en in hun liefde met MIJ verbonden, want ook het eerst geschapen wezen dat IKZelf in alle volmaaktheid uit MIJ had voortgebracht, was MIJ in diepe liefde toegedaan. En het vond onbegrensde zaligheid in het scheppen van steeds nieuwe wezens, die weliswaar door zijn wil, maar door het gebruiken van Mijn Kracht ontstonden, wat ook volgens Mijn Wil was. Want de liefde die dat wezen voor MIJ voelde had ook een gelijk gerichte wil als gevolg, en zodoende was er dus in de geestelijke wereld niets onharmonisch. Er was niets wat tegenstrijdig was aan Mijn Wil, het was een geestelijke wereld van onbegrensde zaligheid omdat alle wezens vervuld waren van licht en kracht, en scheppen konden naar eigen wil. En dat was ook volgens Mijn Wil, zolang Mijn Liefdekracht al Mijn schepselen doorstraalde.

Maar deze volmaakte toestand bleef niet bestaan, want IK kluisterde deze wezens niet door Mijn Wil. IK gaf integendeel ieder wezen een vrije wil als een teken van hun goddelijkheid, en die vrije wil had ook het eerst geschapen wezen Lucifer, en hij heeft deze vrije wil misbruikt. Hij kon dus in vrije wil hetzelfde willen als IKZelf, en hij zou onbegrensd zalig geweest en ook eeuwig zo gebleven zijn. Maar hij misbruikte die vrijheid van wil en richtte hem verkeerd, wat een geestelijke revolutie ten gevolge had van een draagwijdte waar u, mensen u geen begrip van kunt maken.

En u, mensen op aarde bent de producten van deze eertijdse geestelijke revolutie. Het eerst geschapen wezen Lucifer, met wie IK door het Woord gedurig contact had, bezat evenals alle geschapen wezens het vermogen te denken en was dus ook in staat Mijn Woord een verkeerde betekenis te geven. Hij bezat een vrije wil en kon dus ook zijn denken en gevoelen veranderen. Hij kon uit de wet van de eeuwige ordening treden en geheel verkeerde opvattingen opstellen, en daardoor zowel in zichzelf als ook in de wezens die bij hem aangesloten waren een gedachtenverwarring aanrichten, die bovenmate zware gevolgen had.

Hij bracht dus zijn verkeerd denken over op de wezens die door zijn wil, maar met het gebruiken van Mijn Kracht waren voortgebracht. Er ontstond een algemeen verzet tegen MIJ en de wezens kwamen in opstand tegen MIJ. Zij namen Mijn Liefdestraling niet meer zonder weerstand aan en werden daardoor verzwakt en lichteloos. Zij verzetten zich tegen de wet van de eeuwige ordening en hun gedachten gingen eigen wegen. En er ontstond een ongelooflijke chaos in het leger der oergeschapen geesten, die nu ook beslissen moesten wie zij wilden toebehoren, wat een afval van talloze wezens van MIJ tengevolge had. Maar IK verhinderde dit alles niet, want IK zag daarin de weg tot een nog grotere zaligheid die IK de geschapen wezens bereiden kon. Zij kwamen wel in alle volmaaktheid van MIJ voort, waren echter toch nog steeds slechts Mijn werk.

Nu echter, na hun afval van MIJ, hebben zij de mogelijkheid als "kinderen" tot MIJ terug te keren waardoor zij een zaligheid verkrijgen die hun oorspronkelijke zaligheid nog overtreft. Maar de vrije wil moet deze terugkeer tot stand brengen, want pas dan is het wezen geheel onafhankelijk van MIJ, van Mijn Macht en Mijn Wil geworden. En toch kan het zich aan Mijn Wil overgeven, omdat het nu door de bereikte volmaaktheid geheel in Mijn Wil opgegaan is. Op deze weg terug tot MIJ bevindt u, mensen zich nu, wanneer u over deze aarde gaat. En wanneer u van goede wil bent kan Mijn Liefdelicht u weer doorstralen. U kunt dan het inzicht weer terugwinnen dat u eens bezat, maar evenwel vrijwillig opgegeven had.

Ik ken geen grotere zaligheid dan u deze kennis te doen toekomen, dan u steeds weer Mijn grote Liefde aan te bieden en uw toestand, zonder licht en kennis, te veranderen, opdat u weer tot onbegrensde zaligheid kunt komen. Opdat u uw doel bereikt en terugkeert als kinderen tot MIJ, uw VADER van eeuwigheid, Wien's Liefde u geldt en voor eeuwig gelden zal omdat u uit Zijn Liefde eens bent voortgekomen.

Amen

Vertaler

Vorgang der Erschaffung und des Abfalls der Wesen....

Glaubet Mir, daß Ich euch überaus gern unterweise, wenn Ich euer Verlangen nach einem wahrheitsgemäßen Wissen erkenne, denn von Mir geht nur Licht aus, und dieses Licht durchstrahlet die Finsternis.... Ihr aber seid noch in einem lichtlosen Gebiet, wo euch das Licht zugeführt werden muß so lange, bis ihr so erfüllt seid davon, daß ihr selbst es auch wieder ausstrahlen könnet.... Ihr seid aber aufnahmebereit für den Lichtstrahl aus Mir, sowie ihr Aufklärung wünschet über euch noch lichtlose Gebiete.... Und dann kann Ich euch auch anstrahlen, Ich kann euch wieder langsam in den Zustand der Erkenntnis versetzen und euch in ein Wissen einführen, das euch beseligt. Und es soll in euch Licht werden, ihr sollet wissen, woher ihr gekommen seid und was euer letztes Ziel ist.... Dieses Wissen kann euch nur Ich Selbst geben, Der Ich euch erschuf Mir zur Freude.... Ihr ginget aus Mir Selbst hervor.... Meine Liebekraft stellte Geschöpfe aus Mir heraus, die Mir Selbst entsprachen, die selbständige Wesen waren.... die Ich schuf als Miniaturen Meiner Selbst. Ich gab diesen Schöpfungen Leben, d.h., sie konnten schaffen und Wirken gleich Mir, sie konnten auch Meine Stimme vernehmen und wußten sonach auch um Mich Selbst als ihren Gott und Schöpfer, und sie waren Mir treu ergeben und überaus selig.... Von dem Reiche der einstmals seligen Geister aber wisset ihr Menschen wenig oder nichts.... Es war aber dieses Reich vorerst geschaffen, als Ich Selbst Mich in Ebenbildern erkennen wollte, als Ich Mir Gefäße schuf, in die Ich Meine Liebe ergießen konnte.... Denn das war der Anlaß der Erschaffung geistiger Wesen, daß Meine endlose Liebe sich verschenken wollte, daß sie sich verströmen wollte in gleichgeartete Wesen, die in ihrer Vollkommenheit Mir unvorstellbare Seligkeit bereiteten.... Ich schuf Mir zur Freude eine geistige Welt mit wesenhaften Bewohnern, Ich belebte sie mit Schöpfungen wunderbarster Art und freute Mich an der Seligkeit jener Wesen, denen Ich eine solche Seligkeit bereitete, weil die Liebe Mich dazu drängte, die Mein Urelement war und ist.... Endlose Zeiten bestand diese geistige Welt in Harmonie und innigster Verbindung aller Wesen mit Mir, ihrem Schöpfer und Erhalter.... Endlose Zeiten waren diese Wesen in ihrem Willen und in ihrer Liebe gleichgerichtet mit Mir.... Denn das erst-geschaffene Wesen, das Ich Selbst in aller Vollkommenheit aus Mir herausgestellt hatte, war Mir in tiefer Liebe ergeben, und es fand unbegrenzte Seligkeit im Erschaffen immer neuer Wesen, die sein Wille unter Nützung der Kraft aus Mir ins Leben rief.... wie es auch Mein Wille war, denn die Liebe, die jenes Wesen für Mich empfand, hatte auch den gleichgerichteten Willen zur Folge, und es war sonach in der geistigen Welt nichts Unharmonisches, es gab nichts, was Meinem Willen widersprach, es war eine Welt unbegrenzter Seligkeit, denn alles Wesenhafte war erfüllt von Licht und Kraft und konnte schaffen nach eigenem Willen.... der auch Mein Wille war, solange Meine Liebekraft alle Meine Geschöpfe durchstrahlte.... Dieser vollkommene Zustand aber blieb nicht bestehen.... Denn Ich fesselte das Wesenhafte nicht durch Meinen Willen, Ich gab jedem einzelnen Wesen den freien Willen als Zeichen seiner Göttlichkeit.... Und diesen freien Willen hatte auch das erst-geschaffene Wesen.... Luzifer.... und er hat ihn mißbraucht.... Luzifer konnte im freien Willen dennoch das gleiche wollen wie Ich Selbst, und er wäre unbegrenzt selig gewesen und geblieben auf ewig.... Doch er mißbrauchte die Freiheit seines Willens und richtete ihn verkehrt, was eine geistige Revolution zur Folge hatte von einer Tragweite, für die ihr Menschen kein Verständnis aufbringen könnet.... Doch ihr Menschen seid die Produkte dieser einstigen geistigen Revolution.... Das erstgeschaffene Wesen, Luzifer, mit dem Ich durch das Wort ständigen Kontakt hatte, besaß wie auch alle geschaffenen Wesen die Denkfähigkeit und war sonach auch imstande, Meinem Wort einen verkehrten Sinn zu unterlegen.... es besaß einen freien Willen und konnte sonach auch seine Sinnesrichtung ändern. Es konnte aus dem Gesetz ewiger Ordnung heraustreten und völlig verkehrte Begriffe aufstellen und dadurch sowohl in sich selbst als auch in den Wesen, die sich ihm anschlossen, eine gedankliche Verwirrung anrichten, die überaus folgenschwer sich auswirkte.... Und er übertrug sein verkehrtes Denken auch auf die Wesen, die aus seinem Willen unter Nützung Meiner Kraft hervorgegangen waren.... Es entstand eine allgemeine Auflehnung wider Mich, die Wesen setzten Mir Widerstand entgegen, sie nahmen Meine Liebeanstrahlung nicht mehr widerstandslos an und wurden dadurch geschwächt und auch lichtlos.... Sie lehnten sich auf wider das Gesetz ewiger Ordnung, ihre Gedanken gingen eigene Wege.... Es entstand ein unglaubliches Chaos in dem Heer urgeschaffener Geister, die sich nun entscheiden sollten, wem sie angehören wollten.... was dann den Abfall zahlloser Wesen von Mir zur Folge hatte. Doch Ich hinderte dies alles nicht, ersah Ich doch darin nur einen Weg, der zu noch größerer Seligkeit führte, als Ich den "erschaffenen" Wesen bereiten konnte.... die wohl in aller Vollkommenheit von Mir ausgingen, aber dennoch immer nur Meine "Werke" waren.... Jetzt nach dem Abfall von Mir hatten sie die Möglichkeit, als "Kinder" wieder zurückzukehren, was ihre Seligkeit noch weit übertraf, weil der freie Wille allein die Rückkehr zu Mir als "Kind" zustande bringen muß, dann aber das Wesen völlig unabhängig ist von Mir, Meiner Macht und Meinem Willen, doch sich ganz in Meinem Willen bewegen wird, weil es durch seine Vollkommenheit gänzlich in Meinen Willen eingegangen ist.... Auf diesem Rückführungsweg zu Mir befindet ihr Menschen euch, wenn ihr über die Erde geht, und wenn ihr guten Willens seid, kann euch Mein Liebelicht von Ewigkeit wieder durchstrahlen, und ihr könnet alle diese Erkenntnisse wiedergewinnen, die ihr einstens besaßet, jedoch freiwillig dahingegeben hattet.... Und Ich kenne keine größere Seligkeit, als euch dieses Wissen zu übermitteln, als euch immer wieder Meine große Liebe anzutragen und euren Zustand der Licht- und Erkenntnislosigkeit zu wandeln, auf daß ihr wieder wie in eurem Urzustand beschaffen seid, auf daß ihr wieder zu unbegrenzter Seligkeit gelanget, auf daß ihr euer Ziel erreichet und zurückkehret als rechte Kinder zu Mir, eurem Vater von Ewigkeit, Dessen Liebe euch gilt und ewiglich gelten wird, weil ihr aus Seiner Liebe einst hervorgegangen seid....

Amen

Vertaler