Voor de wereld bent u verloren zodra u onder de invloed van het geestelijke rijk bent gekomen. Maar u wordt niet tegen uw wil door dit laatste in de ban gehouden, veeleer moet het vrijwillig opgeven van de wereld vooraf zijn gegaan. Maar dan bent u ook vrij van elke binding met uw heer tot nu toe, wat echter niet wil zeggen dat hij zijn inspanningen opgeeft om u weer terug te winnen.
Maar u bent dan sterker, omdat u niet meer bereid bent datgene op te geven wat u nu in bezit hebt genomen: geestelijke goederen die de eerder genoemde u nooit kan bieden. Maar zolang de goederen der wereld u nog bekoren, heeft hij ook nog een zekere invloed op u. U bent nog niet geheel vrij van hem, maar u bezit ook nog niet mijn rijk dat niet van deze wereld is. En zo zult u zelf ook kunnen beoordelen welk geestelijk succes of welke graad van rijpheid uw ziel heeft te boeken, wanneer u ernstig onderzoekt hoever uw verlangen nog op de aardse wereld is gericht. Bekoort ze u nog, dan zult u hard aan uzelf moeten werken om elk verlangen daarnaar te smoren, wilt u mijn rijk verwerven, dat u waarlijk goederen zal schenken die heel wat begerenswaardiger zijn dan de schatten van de aardse wereld dat zijn. Toch zijn u nog vele aardse vreugden toegekend en u hoeft niet bang te zijn dat elke vreugde een zonde is tegen Mij of een mindere liefde voor Mij bewijst.
Ik wil dat u vrolijk door het leven op aarde gaat, dat u zich verheugt in mijn scheppingswerken, dat u de goederen die Ik zelf u aanbied blij en dankbaar in ontvangst neemt.
En u zult alleen het onderscheid moeten maken wat u door Mij en wat u door mijn tegenstander wordt aangeboden. En dat zult u gemakkelijk kunnen, als u erover nadenkt in welke graad van rijpheid het geestelijke ervan staat dat u begeert.
Talloze scheppingen liet Ik ontstaan om mijn tegenstander het aan hem gebondene te ontwringen en het in deze scheppingen te helpen zich langzaam positief te ontwikkelen. En de tegenstander heeft daarom geen macht meer over dit gebonden geestelijke. En zodra u dit nu de juiste liefde toedraagt, zal ook alles u gelukkig maken, wat u mijn overgrote liefde voor het eens gevallene bewijst. Dus zult u mogen genieten van de veelvuldige scheppingen der natuur, want deze zijn een zichtbaar bewijs van mijn liefde voor mijn schepselen.
En zo zullen ook de sterrenhemel, de zon met haar weldoende stralen, de regen met zijn alles verkwikkende uitwerking, u blij maken. En ook deze vreugden zijn geschenken aan u van uw God en Schepper van eeuwigheid, zoals ook heldere lucht en fris water u altijd de liefde bewijzen van Diegene die alles in het leven riep. Al deze vreugden zijn geëigend uw ziel te verkwikken en u dankbaar aan de eeuwige Schepper te laten denken, dus uw blikken en gedachten te richten op Mij, die uw ziel moet vinden op aarde. Wat dus de ziel verheft, wat haar naar Mij toe drijft, daarvan zult u mensen zonder bezwaar kunnen genieten.
Maar ontelbare verleidingen worden u van de kant van mijn tegenstander voorgehouden, die al uw gedachten omlaag trekken. Gedachten die u steeds vaster verbinden met degene die u banden laat aanknopen met nog zeer onrijp geestelijks, die u als het ware terug zetten in een al lang geleden overwonnen toestand. Dit zijn aards materiële goederen waarvan uw lichaam het bezit nastreeft, die dan ook de ziel aan zijn verlangen onderwerpt en die daarom niet de weg vindt naar Mij, Die niet daar gezocht moet worden waar mijn tegenstander zijn rijk heeft. En de mens kan gemakkelijk voor zichzelf rekenschap afleggen of zijn lichaam of zijn ziel bevrediging zoekt.
En hij zal moeten toegeven dat zijn denken voornamelijk de verbetering of het verschaffen van lichamelijk welbehagen betreft, wat het ook is wat hij nastreeft.
En hij zal ook weten waar en wanneer ook een ware vreugde kan afdwalen en verandert in een lage vreugde die de ziel vergiftigt.
Want mijn tegenstander zal steeds trachten te bereiken, dat hij ook het zuivere verontreinigt, dat hij de genoegens in de natuur probeert te verbinden met zuiver lichamelijke begeerten en de mensen in zijn gebied trekt. En daarom moet het lichaam geweld worden aangedaan, wil de ziel mijn rijk verwerven. Er moet afstand worden gedaan van dingen die het lichaam begeert.
Want pas wanneer elke begeerte verstikt is, zullen ook aards materiële goederen de ziel niet meer schaden.
Dan zal de mens deze slechts in passende mate waarderen en benutten. En dan pas heeft hij zich vrijgemaakt van de tegenstander, ofschoon hij nog op aarde wandelt, te midden van de aards materiële wereld. Maar ze is niet meer in staat hem omlaag te trekken. Hij beheerst de materie. Hij heeft zichzelf bevrijd van de heerschappij van datgene wat de materiële wereld toebehoort en hij heeft al bezit genomen van het rijk dat niet van deze wereld is.
Amen
VertalerVous êtes perdus pour le monde dès que le Règne spirituel vous a attiré dans ses charmes. Vous n'êtes pas capturés par ce dernier contre votre volonté, mais il doit être précédé du libre renoncement au monde, alors vous êtes libres de tout lien avec le seigneur qui a été le vôtre jusqu'à présent, chose qui cependant ne signifie pas qu'il renonce à son effort pour vous reconquérir de nouveau. Mais alors vous êtes plus fort, parce que vous n'êtes plus disposés à renoncer à ce que vous avez pris maintenant en possession : des biens spirituels que l'autre ne peut jamais vous offrir. Mais tant que les biens du monde vous fascinent encore, il a encore une certaine influence sur vous, vous n'êtes pas encore entièrement libre de lui, mais vous ne possédez pas encore Mon Règne qui n'est pas de ce monde. Et ainsi vous pouvez vous juger vous-mêmes quant au succès spirituel ou bien au degré de maturité qu’a enregistré votre âme en examinant sérieusement jusqu’où votre désir est encore tourné vers le monde terrestre. S'il vous fascine encore, alors vous devez travailler beaucoup sur vous pour éliminer tout désir pour lui, si vous voulez atteindre Mon Règne, lequel vous offrira des biens vraiment beaucoup plus désirables que ceux qui sont les trésors du monde terrestre. Malgré cela il vous sera encore concédé beaucoup de joies terrestres, et vous ne devez pas craindre que chaque joie soit une infraction contre Moi ou bien qu'elle montre un amour diminué pour Moi. Je veux que vous passiez ravis à travers la vie terrestre, que vous vous réjouissiez de Mes Œuvres de Création, que vous accueilliez joyeux et reconnaissants les biens que Je vous offre Moi-même. Vous devez faire seulement la différence entre ce qui vous est offert par Moi ou bien par Mon adversaire. Et vous le pouvez facilement, si vous réfléchissez à quel degré de maturité se trouve le spirituel de ce que vous désirez. J’ai laissé se lever d’innombrables Créations pour libérer de Mon adversaire ce qui lui est soumis et pour l'aider au travers de ces Créations à un lent développement vers le Haut. Donc l'adversaire n'a plus aucun pouvoir sur ce spirituel lié. Et dès que vous allez à la rencontre de ce vrai amour, tout ce que Mon très grand Amour fait pour le spirituel autrefois tombé vous rendra heureux. Donc vous pourrez vous réjouir dans les multiples Créations de la nature, parce que cela est une preuve visible de Mon Amour pour Mes créatures. Et ainsi même le Ciel étoilé, le Soleil avec ses bénéfiques rayons, la pluie avec son effet rafraichissant, et même ces joies sont des cadeaux à vous de la part de votre Dieu et Créateur de l'Éternité, comme aussi l'air limpide et l'eau fraiche qui montrent à chaque instant l'Amour de Celui Qui a tout appelé à la vie. Toutes ces joies sont appropriées pour revigorer vos âmes et penser avec reconnaissance à l’éternel Créateur, donc tournez vos regards vers Moi et pensez à Moi que votre âme doit trouver sur la Terre. Ce à quoi l'âme aspire, ce qui la pousse vers Moi, de cela vous les hommes vous pouvez vous réjouir sans préoccupation. Mais d’innombrables séductions de la part de Mon adversaire vous sont tenues devant les yeux, et elles attirent en bas toutes vos pensées et celles-ci vous lient toujours plus solidement avec celui qui vous pousse à vous lier avec du spirituel totalement non mûr, qui vous fait reculer en même temps dans un état déjà depuis longtemps dépassé. Ce sont des biens terrestres-matériels que votre corps cherche à posséder, et ce désir rend ensuite l’âme soumise et donc elle ne Me trouve pas, car Je ne dois pas être cherché là où Mon adversaire a son royaume. L'homme peut se rendre facilement compte tout seul par lui-même s'il cherche la satisfaction de son corps ou bien de son âme. Et il devra admettre que ses pensées sont tournées principalement vers l'amélioration ou la création du bien-être corporel, quelle que soit la chose vers laquelle il tend. Il saura même où et quand sa vraie joie peut s'égarer et se changer dans une faible joie qui empoisonne l'âme. Parce que Mon adversaire cherchera toujours à faire en sorte que même le pur se rende impur, il cherchera à coupler la joie dans la nature avec des avidités purement corporelles et il attirera les hommes dans son camp. Donc au corps il doit être imposé la contrainte, si l'âme veut conquérir Mon Règne, il doit être prêté renoncement aux choses que le corps désire. Parce que seulement lorsqu’est étouffé tout désir des biens terrestres-matériels ils n'endommageront plus l'âme. Alors l'homme évaluera et réévaluera ceux-ci seulement dans la juste mesure, et seulement alors il se sera libéré de l'adversaire, bien qu’il marche encore sur la Terre, au milieu du monde terrestre-matériel. Mais il ne pourra plus l'attirer en bas, c’est lui qui domine la matière, lui-même s'est libéré de la domination de celui auquel appartient le monde matériel, et il a pris en possession le Royaume qui n'est pas de ce monde.
Amen
Vertaler