Vergelijk Kundgabe met vertaling

Meer vertalingen:

De toestand na de dood

Na uw sterven betreedt u een rijk dat lijkt op het rijk dat u verlaten hebt, dat wil zeggen: ook nu is uw omgeving in overeenstemming met de toestand van uw ziel. Heeft alleen de materie uw denken volledig in beslag genomen, dan komt ook de wereld die u nu betreedt, u materieel voor. Ze zal alle dingen voor uw ogen plaatsen naar welke uw zintuigen nog uitgaan, alleen is het een schijnwereld die vergaat zodra u ze in bezit zou willen nemen. Maar voor een duistere ziel duurt het lang voordat ze begrijpt dat ze de materiële wereld niet meer bewoont, om welke reden zulke zielen ook vaak niet weten, dat ze naar hun lichaam gestorven zijn. Toch worden die schijnscheppingen van hun nieuwe omgeving voor hen steeds onduidelijker, steeds waziger, zodat ze dan een vreselijke leegte voelen, omdat hun geestelijke ogen nog gesloten zijn en hun voorstellingsvermogen van aardse zaken steeds geringer wordt. En dan houden ze zich dus op in verlaten, eindeloze streken, wanneer ze niet heel diep wegzinken en met wezens die hun gelijke zijn, gevechten voeren in bitterste vijandschap.

Een gang door uitgestrektheden, geheel zonder voorwerpen, kan de zielen tot zelfreflectie brengen en hun de waardeloosheid van aardse, materiële goederen laten inzien. En ze kunnen dan ook tot het bewustzijn van hun dode toestand komen. En zodra dat maar is bereikt, dat de zielen beginnen na te denken over hun troosteloze toestand, is nu ook de tijd gekomen waarin deze zielen hulp wordt geboden, doordat ze plotseling met wezens samenkomen en ze nu gezamenlijk naar een uitweg zoeken. Die andere wezens komen uit het rijk van het licht, maar verhullen zich en komen in gelijke gestalte, om de zielen volledige wilsvrijheid te laten. En dan kan met goede wil hun omgeving merkbaar opklaren en er kan hun nu een bezigheid worden toegewezen, passend bij hun eigen wil om te helpen. De aard van hun werk is voor u mensen onvoorstelbaar, omdat de verschillende toepassingsgebieden van geestelijk werkzaam zijn ook heel verschillende voorwaarden vooropstellen en vaak voor mensen onbekende sferen, ook onbekende arbeid verlangen. Want God heeft onvermoede scheppingen laten ontstaan voor het rijp worden van nog onvolmaakte zielen, maar de toestand van de zielen bepaalt ook de schepping naar welke ze nu worden toe geleid voor verdere ontwikkeling.

Maar heeft de mens zich op aarde al kunnen losmaken van de materie, is zijn denken en streven op het geestelijke rijk gericht geweest, dan kan de ziel bij het verlaten van het aardse omhulsel worden teruggevonden in sferen van licht, dat wil zeggen: ze is in staat haar omgeving te herkennen. Ze ziet prachtige scheppingen, die echter niets met aardse zaken gemeen hebben, die eveneens niet te beschrijven zijn, maar door de ziel vanwege haar toestand van rijpheid dadelijk begrepen kunnen worden. Bij de ziel komt dus als het ware bliksemsnel het inzicht en zij bezit een weten dat haar nooit tevoren werd overgebracht. Het wordt licht in en rondom haar zelf. En dit licht maakt haar buitengewoon gelukkig en wekt in haar het verlangen zich te uiten, hulp te bieden, en eveneens gelukkig te maken. Ook zij zal zich in streken voelen geplaatst die onbeschrijflijk mooi zijn om aan te zien en ze zal niet alleen zijn, maar met even rijpe wezens samenkomen en samen met hen werkzaam willen zijn.

En ze zal ook bliksemsnel haar nieuwe werkzaamheid begrijpen. Ze zal niet het gevoel hebben dat ze in een vreemd gebied komt. Veeleer zal ze zich in haar vaderland verplaatst voelen, dat ze toch verlaten had in vrije wil. Ze zal ook weten dat dit haar ongeluk opleverde en dat nog veel wezens zich in een armzalige toestand bevinden, die ze nu wil helpen terug te keren in het vaderhuis.

Zulke zielen die op aarde hun wilsproef hebben doorstaan en zich bewust naar God wendden in vrije wil, wacht een onbeschrijflijk mooi lot. En deze zielen zullen onbeschrijflijk mooie scheppingen te zien krijgen. Ook zullen ze zich scheppend bezig kunnen houden in volheid van licht en kracht, al naar gelang de graad van rijpheid die de ziel heeft bereikt. Maar hun zorg zal in het bijzonder uitgaan naar de armzalige zielen die in het leven op aarde nauwe banden met hen hadden en een heel andere weg zijn gegaan dan die eerstgenoemde zielen, maar die ze niet vergeten. En in het geestelijke rijk werken ze dus op hen in, ofschoon zonder herkend te worden, om hen op de eerste plaats aan de diepte te ontrukken en hun ook de weg omhoog mogelijk te maken. Want elke arbeid in het geestelijke rijk betreft de verlossing van het gevallene. En ieder wezen dat het licht kan binnengaan, biedt zich aan vrijwillig mee te werken, omdat het vervuld is van liefde en ze het liefdeslicht dat haar zelf doorstraalt, nu ook de duisternis zou willen indragen, om daardoor God te danken en Hem eeuwig te dienen.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Gerard F. Kotte

La condizione dopo la morte

Al vostro decesso entrate in un Regno che somiglia a quello che avete abbandonato, cioè secondo lo stato della vostra anima è anche il vostro ambiente. Se soltanto la materia ha colmato il vostro pensare, così vi sembra anche il mondo in cui entrate ora, materiale; questo mondo metterà davanti ai vostri occhi tutte le cose alle quale sono rivolti ancora i vostri sensi, soltanto che è un mondo d’apparenza che scompare, appena vorreste prenderne possesso. Ma per un’anima oscura dura molto tempo, prima che comprenda che non abita più nel mondo materiale, perciò tali anime sovente non sanno nemmeno che sono morte nel corpo. Ma le immagini d’apparenza del loro nuovo ambiente diventano per loro sempre più confuse, sempre più offuscate, che poi sentono un orribile vuoto, perché i loro occhi spirituali sono ancora chiusi e la loro forza d’immaginazione per cose terrene diventa sempre meno. Solo allora si muovono in una regione deserta, infinitamente ampia, se non sprofondano del tutto e conducono con degli esseri simili a loro la più disperata animosità. Un cammino attraverso delle ampiezze totalmente senza oggetti può portare le anime all’auto riflessione e farle comprendere l’inutilità di beni terreni, ed allora possono arrivare anche alla consapevolezza del loro stato morto, ed appena è stato raggiunto questo, che le anime comincino a riflettere sulla loro situazione senza speranza, è ora anche venuto il momento, in cui viene loro prestato l’aiuto, mentre incontrano all’improvviso degli esseri ed insieme cercano una via d’uscita. Quegli esseri provengono dal Regno di Luce, ma si avvolgono ed arrivano nella stessa figura per lasciare alle anime la totale libertà della volontà. Ed allora con buona volontà il loro ambiente può rischiararsi notevolmente, ed a loro può essere assegnata solo un’attività rispetto alla loro propria volontà d’aiutare. A voi uomini non può essere presentato il genere della loro attività, perché le diverse regioni dell’agire spirituale premettono anche delle condizioni del tutto diverse ed esigono anche un lavoro sconosciuto in sfere sovente sconosciute per voi uomini. Perché Dio ha fatto sorgere insospettate Creazioni per la maturazione delle anime ancora imperfette, ma la condizione delle anime determina anche la Creazione, a cui ora vengono guidate per l’ulteriore sviluppo. Ma se l’uomo si è potuto staccare dalla materia già sulla Terra, se il suo pensare e tendere era rivolto al Regno spirituale, allora l’anima abbandonando l’involucro terreno si può ritrovare in sfere di Luce, cioè può riconoscere il suo ambiente, vedere delle magnifiche Creazioni, che però non hanno nulla in comune con cose terrene, che sono pure indescrivibili, ma per via della condizione di maturità di quelle anime possono essere subito afferrate, quindi all’anima giunge per così dire fulmineamente la conoscenza e possiede un sapere, che prima non ha mai avuto. In ed intorno a lei stessa si fa Luce e questa la rende immensamente felice e risveglia in lei il desiderio di comunicarsi, di aiutare e di rendere pure felice. Anche lei si sentirà trasportata in regioni che sono indescrivibilmente belle da vedere, e non sarà sola, ma incontrerà altri esseri maturi e vorrà agire insieme a loro. Ed afferrerà anche fulmineamente la sua nuova attività, non avrà la sensazione di arrivare in una regione estranea, ma si sentirà trasportata nella sua patria, che ha solo abbandonata nella libera volontà. Saprà anche, che questa le ha procurata l’infelicità e che molti esseri, i quali vuole aiutare per il ritorno nella Casa del Padre, si trovano ancora nella condizione di infelicità. Una sorte indescrivibilmente bella attende tali anime che sulla Terra hanno superato la loro prova di volontà. E queste anime vedranno delle Creazioni indescrivibilmente belle, potranno anche essere attive creativamente nella pienezza di Luce e Forza, secondo il grado di maturità che l’anima ha raggiunta. La loro preoccupazione sarà particolarmente rivolta alle anime infelici, che sulla Terra stavano loro vicine e che hanno percorso una via del tutta diversa che quelle anime, che però non dimenticano e quindi nel Regno spirituale agiscono su di loro, anche se in modo sconosciuto, per strapparle dapprima dall’abisso e rendere possibile la risalita anche a loro. Ed ogni essere che può entrare nella Luce, si offre come libero collaboratore, perché è colmo d’amore e vorrebbe portare la Luce d’Amore che compenetra lui stesse, anche nell’oscurità, per ringraziare così Dio e di servirLo eternamente.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Ingrid Wunderlich