Wie zich ten doel heeft gesteld, zijn weg over de aarde naar Gods wil af te leggen, kan ook voortdurend zeker zijn van de ondersteuning van Gods zijde, omdat God hem alleen met dit doel zich liet belichamen, dat zijn wil zich aanpast aan de goddelijke wil. En daar in deze tijd op aarde alleen de wil van de mens beslist, heeft juist deze wil de proef al doorstaan en kan God zich nu op elke manier bekommeren om de mens, zonder dus een dwang op de wil uit te oefenen. Zolang de mens zelf besluiteloos is of nog geheel toebehoort aan de tegenstander van God, wordt er wel van de zijde van God en de lichtwezens gestreden om de wil van de mens, dat wil zeggen: hij wordt precies zo door Hem beïnvloed als van de kant van de tegenstander, opdat hij vrijelijk een besluit zal nemen.
Maar heeft de mens eenmaal vrij besloten zich aan de wil van God te onderwerpen doordat hij bereid is een levenswandel te leiden in de goddelijke ordening, dan is hij ook bewust in Zijn gebied gekomen en dan zal God hem niet meer het slachtoffer van Zijn tegenstander laten worden. Maar de wil moet serieus zijn. De schijnbare vervulling van Gods wil als resultaat van een kerkelijke opvoeding volstaat niet. Ook is het niet voldoende liefdewerken te verrichten die weer alleen kerkelijke verplichtingen zijn en als het ware in gehoorzaamheid tegenover deze eisen verricht worden.
Het moet het diepste streven zijn, aan God te willen toebehoren. De innerlijke volledig bewuste overgave aan Hem moet hebben plaatsgevonden in vrije wil, hij moet dus zijn wil zelf op Hem hebben gericht, die hij als God en Vader van eeuwigheid heeft herkend. En hieruit vloeit voort dat de terugkeer naar God geen massa-gebeuren is, dat ieder afzonderlijk uit zichzelf de terugweg moet hebben aanvaard en hij dus ook alles moet doen wat daarvoor nodig is: God herkennen en erkennen en vragen om de kracht, de terugkeer naar Hem te kunnen volbrengen. Maar hij zal dit verzoek niet tevergeefs tot God richten, want Hij kent zijn wil, zijn ernst en ook zijn zwakheid. Hij weet dat het hem alleen niet mogelijk is, dat hij hulp nodig heeft, maar die krijgt hij zeker. Hij verloor de kracht op het ogenblik dat hij zijn Wil van God afkeerde en hij ontvangt ze weer terug met het zich toekeren naar Hem.
En daarom kan ook geen uiterlijke vorm alleen voldoende zijn. Woorden alleen kunnen niet de juiste, op God gerichte wil garanderen en het toebehoren aan een geloofsgemeenschap kan de verandering van wil niet aantonen, integendeel: de daad moet het bewijs leveren en deze bestaat in het werken in liefde in onbaatzuchtigheid, zonder dwang en zonder gebod. Weliswaar gaf God de mensen de geboden van de liefde, toch moet de liefde vrij worden beoefend, want ook dat wat gedaan wordt om een gebod te vervullen, kan zonder de diepste wil worden volbracht en verliest dan ook aan waarde.
Daarom is het zalig worden, de terugkeer naar God, de meest eigen aangelegenheid van ieder mens, die hij niet van zich af kan schuiven op anderen en die ook geen ander plaatsvervangend voor hem kan verrichten. En ook de daad alleen is niet bepalend, maar de meest innerlijke wil die voor God waarlijk duidelijk is, die echter ook elke ondersteuning ondervindt. En wat er u mensen nu ook in het leven overkomt, het is allemaal alleen de invloed van God of van de lichtwereld die zorg voor u draagt opdat uw wil de juiste richting inslaat, dat hij zich vrijwillig aan God overgeeft en hij de terugkeer naar God als zijn enige doel beschouwt.
Maar is deze daad eenmaal voltrokken, is het meest innerlijke denken van de mens op God gericht en doet hij zijn best op aarde te leven naar Gods wil, dan is ook het aardse leven niet tevergeefs geleefd en brengt het de ziel van de mens met zekerheid de vrijheid. Ze kan zich losmaken van haar kwelgeest, ze kan de ketenen afschudden die haar eindeloze tijden gevangen hielden. Ze bevindt zich nu op de weg omhoog en hoeft de tegenstander van God niet meer te vrezen, die geen macht over haar heeft omdat God zelf haar nu vastpakt, die haar zeker omhoog leidt, want de wil van de mens keerde zich naar Hem toe, van wie hij eens als geschapen oergeest is uitgegaan.
Amen
VertalerWer es sich zum Ziel gesetzt hat, seinen Erdenweg im Willen Gottes zurückzulegen, der kann auch ständig der Unterstützung von seiten Gottes gewiß sein, weil Gott ihn nur zu diesem Zweck sich verkörpern ließ, daß sein Wille sich dem göttlichen Willen angleiche. Und da in dieser Erdenzeit nur der Wille des Menschen entscheidet, hat ebendieser Wille schon die Probe bestanden, und Gott kann nun Sich des Menschen annehmen in jeder Weise, ohne also einen Willenszwang auf ihn auszuüben. Solange der Mensch selbst noch unentschieden oder gar dem Gegner Gottes noch angehörig ist, wird wohl von seiten Gottes und der Lichtwesen um den Willen des Menschen gekämpft, d.h., er wird ebenso von Ihm beeinflußt wie von seiten des Gegners, auf daß er sich frei entschließe.... Hat sich aber der Mensch einmal frei entschlossen, sich dem Willen Gottes unterzuordnen, indem er bereit ist, einen Lebenswandel zu führen in göttlicher Ordnung, dann ist er auch bewußt in Sein Bereich getreten, und dann lässet Gott ihn nicht mehr Seinem Gegner zum Opfer fallen. Aber es muß der Wille ernst sein.... Es genügt nicht die scheinbare Erfüllung von Gottes Willen als Resultat einer kirchlichen Erziehung, es genügt auch nicht das Verrichten von Liebewerken, die wieder nur kirchliche Anforderungen sind und gleichsam im Gehorsam diesen Forderungen gegenüber verrichtet werden.... Es muß das innerste Bestreben sein, Gott angehören zu wollen, es muß die innere vollbewußte Hingabe an Ihn erfolgt sein im freien Willen.... er muß also seinen Willen selbst gerichtet haben zu Dem, Den er als Gott und Vater von Ewigkeit erkannt hat. Und es geht daraus hervor, daß die Rückkehr zu Gott keine Massen-Aktion ist, daß jeder einzelne von sich aus sie angetreten haben muß und er also auch alles selbst tun muß, was dazu nötig ist: Gott erkennen und Ihn anerkennen und bitten um die Kraft, die Rückkehr zu Ihm bewältigen zu können. Aber er wird die Bitte nicht vergeblich zu Gott richten, denn Er weiß um seinen Willen, um seinen Ernst und auch um seine Schwäche, Er weiß es, daß es ihm allein nicht möglich ist, daß er der Hilfe bedarf.... Aber sie ist ihm sicher. Er verlor die Kraft mit dem Moment der Abkehr seines Willens von Gott, und er empfängt sie wieder mit der Zuwendung zu Ihm. Und darum kann auch keine äußere Form allein genügen, es können nicht Worte allein den rechten, Gott-zugewandten Willen garantieren, und es kann nicht die Zugehörigkeit zu einer Konfession jene Willenswandlung beweisen, sondern die Tat muß den Beweis erbringen, und diese besteht im Liebewirken in Uneigennützigkeit, ohne Zwang und ohne Gebot.... Zwar gab Gott den Menschen die Liebegebote, dennoch muß die Liebe frei geübt werden, denn auch das, was als Erfüllung eines Gebotes getan wird, kann ohne den innersten Willen vollbracht werden und verliert dann auch an Wert. Darum ist die Seligwerdung, die Rückkehr zu Gott, eines jeden Menschen eigenste Angelegenheit, die er nicht von sich abwälzen kann auf andere und die auch kein anderer in Vertretung für ihn leisten kann. Und auch die Tat allein ist nicht bestimmend, sondern der innerste Wille.... der Gott wahrlich ersichtlich ist, der aber auch jegliche Unterstützung erfährt. Und was nun euch Menschen auch widerfährt im Leben, es ist alles nur Einfluß Gottes oder der Lichtwelt, die euch betreut, damit euer Wille die rechte Richtung einschlägt, daß er sich freiwillig Gott hingibt und er die Rückkehr zu Gott als sein einzigstes Ziel ansieht. Ist aber einmal dieser Akt vollzogen worden, ist des Menschen innerstes Denken Gott zugewandt und er bemüht, dem Willen Gottes gemäß zu leben auf Erden, dann ist auch das Erdenleben nicht vergeblich gelebt worden, und es bringt mit Sicherheit der Seele des Menschen die Freiheit. Sie kann sich lösen von ihrem Peiniger, sie kann die Fesseln abstreifen, die sie endlose Zeiten gefangenhielt, sie befindet sich nun auf dem Wege zur Höhe und braucht den Gegner Gottes nicht mehr zu fürchten, der keine Gewalt mehr über sie hat, weil Gott Selbst sie nun ergreift, Der sie sicher zur Höhe leitet, denn der Wille des Menschen wandte sich Ihm zu, von Dem er einst als geschaffener Urgeist ausgegangen ist....
Amen
Vertaler