Ieder mens heeft de opdracht zijn medemensen bij te staan, want daarom heb Ik de mensen verschillend bedeeld, hun verschillende vermogens verleend, kracht aan hen ongelijk uitgedeeld en ook hun levensomstandigheden zo uiteenlopend vorm gegeven dat een echt samenleven van mensen ook een onderlinge uitwisseling van de ieder ter beschikking staande gaven vereist.
En ieder mens moet dus de ander geven wat hij bezit en die ander ontbreekt. De een moet de ander dienen omdat dit de opdracht van de mens in het aardse leven is: zich door dienende naastenliefde te verlossen. Enerzijds vraag Ik wel onbaatzuchtige naastenliefde, maar deze liefde moet ook gewaardeerd worden en op een passende manier vergolden. En zo kan ook elke beroepsuitoefening bijdragen de zielerijpheid te verkrijgen wanneer de mens zich maar steeds beijvert de medemens naar vermogen te dienen, wanneer hij zijn arbeid in liefde verricht en hij daarmee vreugde zou willen bereiden, wanneer hij niet alleen zijn beroep uitoefent omwille van de vergoeding.
Een samenleven van mensen op deze manier zal steeds zegenrijk zijn en ook een toestand van rust en vrede en een zekere zorgeloosheid garanderen zodra daarbij ook aan Mij wordt gedacht, dus de liefde tot Mij en tot de naaste duidelijk beoefend wordt. Want dan regelt zich ook alles vanzelf omdat de mensen een leven leiden in goddelijke ordening. Maar de mensen zijn nu volledig uit de ordening getreden, want hun denken en streven geldt alleen nog het vermeerderen van aardse goederen en bij wat ze doen ontbreekt meestal de liefde voor de naaste en het laat daarentegen het materiële verlangen sterk naar voren komen. Het is geen onderling dienen meer, maar veel eerder een zichzelf willen verrijken op kosten van de buren. En bijna elk beroep heeft op zichzelf beschouwd dit kenmerk dat het alleen maar als kostwinning wordt beschouwd en niet als een helpend gelijktrekken daar waar het de medemens ontbreekt. Elke arbeid van de mens is meer tot een product om mee te sjacheren geworden en zelfs bij de arbeid voor Mij en mijn rijk zal vaak de onbaatzuchtige liefde ontbreken, zelfs deze arbeid wordt vaak alleen als "beroep" beschouwd dat omwille van de verdienste wordt verricht.
En waar het materiële denken en streven de overhand heeft, daar zal geen geestelijke zegen, geen geestelijke vooruitgang te zien zijn en ook daaruit laat het geestelijk dieptepunt zich duidelijk verklaren waarin de mensheid zich in de laatste tijd bevindt. De materie neemt het denken van de mensen in beslag en dus oefent mijn tegenstander zijn hele invloed op hen uit, want de materiële wereld is zijn wereld en elke materie is het ver beneden de mensen staande geestelijke en hier streven de mensen naar. Als ze zich konden losmaken van de materie, dan zou ook de dienende liefde zich uiten. En ook zou er een vredevolle harmonie op de aarde te zien zijn en zouden de mensen hun eigenlijke opdracht op aarde uitvoeren. Maar de liefde onder de mensen is bekoeld en daarom heeft mijn tegenstander grote invloed en de hebzucht naar materieel bezit wordt steeds groter, hoe dichterbij het einde is. Maar dubbel gezegend zijn de mensen die in onbaatzuchtigheid aan de naaste denken en hem hun kracht ter beschikking stellen. Weliswaar verwerven zij zich geen aardse goederen, maar hun geestelijke rijkdom zal groot zijn en blijven bestaan wanneer al het aardse is vergaan. Want geen mens zal zich nog lang kunnen verheugen op zijn bezit en wee degenen die geen andere dan aardse rijkdom kunnen laten zien. Want hun verlangen naar de materie zal vervuld worden. Ze zullen zelf tot materie worden en eindeloos lange tijd zal vergaan tot ze weer uit hun harde keten worden verlost, waarnaar ze toch in vrije wil streefden en daarom ook volgens hun wil worden bedacht.
Amen
VertalerCada pessoa tem a tarefa de ajudar o seu semelhante, por isso pensei nas pessoas de forma diferente, dei-lhes capacidades diferentes, distribuí-lhes forças de forma diferente e também moldei as suas situações na vida de forma tão diferente que uma convivência correcta das pessoas exige também uma troca mútua dos dons disponíveis a todos. E cada um deve dar ao outro o que ele possui e o que lhe falta..... Um deve servir ao outro.... porque esta é a tarefa do ser humano na vida terrena, para se redimir através do serviço do amor ao próximo.... Por um lado, eu certamente exijo o amor altruísta ao próximo, mas esse amor também deve ser reconhecido e recompensado de forma justa. E assim toda atividade profissional também pode contribuir para a maturidade da alma, se o ser humano só se esforça para servir ao próximo o melhor possível, se ele realiza o seu trabalho com amor e assim quer dar prazer.... se ele não só exerce a sua profissão por uma questão de remuneração. As pessoas que vivem juntas desta forma serão sempre benéficas e também garantirão um estado de paz e tranquilidade e um certo cuidado, desde que o Meu amor por Mim e pelo próximo também seja lembrado.... Assim o amor por Mim e pelo próximo é obviamente cultivado. Pois então tudo também cuidará de si porque as pessoas viverão uma vida em ordem divina. Mas agora as pessoas deixaram completamente esta ordem, pois seus pensamentos e aspirações são apenas direcionados para o aumento dos bens terrenos, e o que elas fazem normalmente carece de amor pelo próximo, por outro lado, os desejos materiais tornam-se muito proeminentes.... Não é mais um serviço mútuo, mas sim um desejo de enriquecer-se à custa do próximo. E quase todas as ocupações têm esta característica, que é considerada apenas como um meio de ganhar a vida e não como um meio de ajudar a compensar a falta do próximo. O trabalho de cada ser humano tornou-se mais um produto de regateio, e mesmo o trabalho para Mim e Meu reino muitas vezes carece de amor altruísta.... Mesmo este trabalho é muitas vezes considerado apenas como uma "profissão" que é realizada por uma questão de lucro. E onde predominam pensamentos e aspirações materiais não haverá bênção espiritual, não haverá progresso espiritual, e isso também explica o baixo espiritual da humanidade neste último tempo. A matéria preenche o pensamento das pessoas, e assim Meu adversário exerce toda sua influência sobre elas, pois o mundo material é seu mundo, e toda matéria é o espiritual que está muito abaixo do ser humano.... e é para isso que as pessoas se esforçam. Se eles fossem capazes de se desligar da matéria, o amor servil também se expressaria e uma harmonia pacífica seria reconhecível na Terra, e as pessoas cumpririam a sua verdadeira tarefa na Terra. Mas o amor tem crescido frio entre as pessoas e por isso Meu adversário tem grande influência, e a ganância por bens materiais sempre aumentará quanto mais próximo estiver o fim. Mas duplamente abençoadas são as pessoas que, altruisticamente, pensam no próximo e colocam a sua força à sua disposição.... Eles não adquirirão bens terrenos, mas a sua riqueza espiritual será grande e permanecerá quando todas as coisas terrenas tiverem falecido. Pois a nenhum ser humano será permitido desfrutar por muito tempo dos seus bens, e ai daqueles que não têm outra coisa senão riqueza terrena para mostrar.... Pois o seu desejo de matéria será cumprido.... Eles mesmos se tornarão matéria, e um tempo infinitamente longo passará até que sejam libertados de sua dura escravidão novamente, a qual, no entanto, eles aspiravam em livre arbítrio e, portanto, também serão considerados de acordo com sua vontade...._>Amém
Vertaler