Licht is overal waar Ik mijn geest kan uitgieten. Want daar is de duisternis doorbroken en zal ze ook nooit meer terrein kunnen winnen. Licht is waar Ik zelf de mensen kan onderrichten, waar mijn woord in acht wordt genomen, waar de mensen vurig verlangen naar de verbinding met Mij en mijn woord als tot hen zelf gesproken aanhoren. Licht is waar de mensen het mogelijk maken dat Ik mijn geest over hen kan uitstralen. Maar ook alleen daar is het licht, want anders dan door het werkzaam zijn van mijn geest kan het u mensen niet worden geschonken. En daarom is er veel meer duisternis over de aarde verspreid, want mijn geest kan maar zelden werkzaam zijn. Het helderste licht zou uitgestraald kunnen worden en aan de mensen zou het diepste weten kunnen worden overgebracht. En ze zouden zich goed voelen in het licht van het inzicht.
Maar wie wetend wil zijn, die tracht het langs andere wegen te bereiken. Hij denkt door middel van zijn verstand door te kunnen dringen in gebieden die alleen geestelijk doorgrond kunnen worden. De ware weg is de mensen meestal onbekend. Ze weten er niets van dat Ik zelf Me openbaar door mijn geest. Het "uitgieten van de geest" is voor hen een volledig onbekend begrip. Alles wat zij daarover weten is de Pinksterbelevenis van de eerste discipelen, die ze als eenmalig beschouwen, en ze willen niet geloven dat dit gebeuren zich steeds weer en bij alle mensen kan herhalen wanneer dezen aan dezelfde randvoorwaarden voldoen als mijn eerste leerlingen. Ik sta steeds in zeer nauwe verbinding met mijn schepselen, maar Ik uit Me alleen wanneer ook dezen de verbinding met Mij tot stand brengen door werken van liefde of door innige gedachten. Voor de meeste mensen ben Ik slechts een verre God en dezen kunnen nooit door Mij zelf worden toegesproken zodat ze mijn stem vernemen. Want ze hebben niet het verlangen Mij te horen en slaan daarom geen acht op wat hun door hun geest wordt overgebracht.
Het uitgieten van de geest is het vermogen om gedachten te ontwikkelen die als het ware een voor hem vreemd gebied raken zodat het inzicht van de mens wordt vergroot, zodat hij duidelijkheid verkrijgt over problemen die tevoren onopgehelderd bleven. Hij ontvangt dus een weten dat mijn geest aan hem overbrengt. Het uitgieten van de geest is een overdracht van kracht die hij zelf niet bezat en die Ik hem nu doe toekomen. "Mijn geest zal zich uitgieten over alle vlees." Licht en kracht stromen vanuit Mij over in een mens wanneer hij zich openstelt, wanneer hij zich zelf toebereidt als een vat dat waardig is Mij zelf - mijn licht en mijn kracht - in zich op te nemen.
En over dit gebeuren zijn de mensen niet onderricht. Zij kunnen dat ook niet zijn, omdat ze het alleen kunnen begrijpen onder bepaalde voorwaarden en zij niet kunnen aantonen hieraan te voldoen. Want zich gereed te maken tot opnamevat van de goddelijke geest betekent zoveel als zich tot liefde te vormen. En alle mensen bij wie de liefde ontbreekt, die dit eerste en voornaamste gebod niet vervullen, kunnen ook niet geloven dat Ik Me zelf kenbaar maak. Het werkzaam zijn van mijn geest betekent: rechtstreeks met Mij in verbinding te staan en Mij te horen. Er kan wederom alleen over het uitgieten van de geest worden gesproken door de mensen wier geest gewekt is. De verbinding met Mij die het toelaat dat mijn geest nu werkzaam is, moet al tot stand zijn gebracht. En daarom kan het uitgieten van de geest niet als leerstelling worden verdedigd, omdat er geen begrip voor zou zijn, zolang het ordenen van de gedachten door de geest niet heeft plaatsgevonden. Maar de mensen zouden het wel kunnen geloven en ze zouden kunnen proberen zich door werken van liefde zo te vormen dat mijn geest zich over hen kan uitgieten. Maar ook dit geloof is er niet, omdat de mensen zonder enige liefde leven. Daarom zijn ze geestelijk blind. Ze wandelen in de duisternis en ze zien niet waar er een licht opvlamt. En als het dicht bij hen wordt gebracht, dan keren ze zich af.
Maar ze kunnen alleen gelukzalig zijn wanneer ze in het licht staan. En al zien ze op aarde hun duisternis ook niet in als een gebrek, in het hiernamaals echter zal het donker hen onuitsprekelijk kwellen. En zalig zijn zij die daar dan aansturen op de lichtvonken die soms voor hen opflitsen. Zalig zijn zij, want ook daar zullen ze het licht nog kunnen bereiken.
Amen
VertalerLicht ist überall, wo Ich Meinen Geist ausgießen kann, denn dort ist die Dunkelheit durchbrochen, und dort wird sie auch nimmermehr Platz greifen können. Licht ist, wo Ich Selbst die Menschen belehren kann, wo Meines Wortes geachtet wird, wo die Menschen die Verbindung mit Mir ersehnen und Mein Wort als an sie selbst gesprochen anhören.... Licht ist, wo die Menschen es möglich machen, daß Ich Meinen Geist über sie ausstrahlen kann.... Aber auch nur dort ist das Licht, denn anders als durch Meines Geistes Wirken kann es euch Menschen nicht geschenkt werden. Und darum ist weit mehr Finsternis verbreitet über der Erde, denn Mein Geist kann nur selten wirken.... Hellstes Licht könnte ausgestrahlt werden, und den Menschen könnte tiefstes Wissen vermittelt werden, und sie würden sich wohl fühlen in dem Licht der Erkenntnis.... Doch wer wissend sein will, der sucht es auf anderem Wege zu gewinnen; er glaubt, verstandesmäßig eindringen zu können in Gebiete, die nur geistig ergründet werden können. Den Menschen ist zumeist der rechte Weg unbekannt, sie wissen nichts davon, daß Ich Selbst Mich offenbare durch Meinen Geist. Die "Ausgießung des Geistes" ist ihnen ein völlig unbekannter Begriff.... Alles, was sie darüber wissen, ist das Pfingsterlebnis der ersten Jünger, das sie als einmalig betrachten und nicht glauben wollen, daß sich dieser Vorgang immer wieder und bei allen Menschen wiederholen kann, wenn diese die gleichen Voraussetzungen aufweisen können wie Meine ersten Jünger. Ich stehe mit Meinen Geschöpfen immer in engster Verbindung, äußere Mich aber nur, wenn auch diese die Verbindung mit Mir herstellen durch Liebeswirken oder innige Gedanken. Den meisten Menschen bin Ich nur ein ferner Gott, und diese können niemals von Mir Selbst angesprochen werden, daß sie Meine Stimme vernehmen, weil sie nicht das Verlangen haben, Mich zu hören, und darum auch nicht achten, was ihnen durch ihren Geist vermittelt wird.
Die Ausgießung des Geistes ist die Fähigkeit, Gedanken zu entfalten, die gleichsam ihm fremdes Gebiet berühren, so daß die Erkenntnis des Menschen vermehrt wird, daß in ihm Klarheit wird über zuvor ungeklärte Probleme.... daß er also ein Wissen empfängt, das ihm Mein Geist vermittelt. Ausgießung des Geistes ist eine Kraft-Vermittlung, die er selbst nicht besaß und die ihm nun von Mir zugeht.... "Mein Geist wird sich ergießen über alles Fleisch...." Licht und Kraft strömen aus Mir in einen Menschen über, wenn er sich öffnet, wenn er sich selbst zu einem Gefäß herrichtet, das würdig ist, Mich Selbst.... Mein Licht und Meine Kraft.... in sich aufzunehmen. Und über diesen Vorgang sind die Menschen nicht unterrichtet, können es auch nicht sein, weil sie es nur verstehen können unter gewissen Voraussetzungen und sie diese nicht aufweisen können. Denn sich-herrichten zum Gefäß des göttlichen Geistes heißt soviel, als sich zur Liebe zu gestalten, und alle Menschen, denen die Liebe mangelt, die nicht dieses erste und wichtigste Gebot erfüllen, können auch nicht glauben, daß Ich Selbst Mich kundgebe. Meines Geistes Wirken bedeutet, unmittelbar mit Mir in Verbindung zu stehen und Mich zu hören.... Es kann wiederum nur von Geist-erweckten Menschen über die Ausgießung des Geistes gesprochen werden.... es muß schon die Verbindung mit Mir hergestellt worden sein, die es zuläßt, daß Mein Geist nun wirksam ist. Und darum kann die Ausgießung des Geistes nicht als Lehrsatz vertreten werden, weil so lange kein Verständnis dafür vorhanden wäre, wie nicht das Ordnen der Gedanken durch den Geist erfolgt ist.... Aber glauben könnten es die Menschen und versuchen, sich durch Liebewirken so zu gestalten, daß sich Mein Geist über sie ergießen kann. Doch auch dieser Glaube ist nicht vorhanden, weil die Menschen bar jeder Liebe leben.... Darum sind sie geistig blind, sie wandeln in der Finsternis, und sie sehen nicht, wo ein Licht aufleuchtet, und wird es ihnen nahegebracht, dann wenden sie sich ab. (22.9.1954) Sie können aber nur selig sein, wenn sie im Licht stehen. Und so sie auf Erden ihre Finsternis auch nicht als Mangel erkennen, im Jenseits aber wird die Dunkelheit sie unsäglich quälen, und wohl denen, die dort dann den Lichtfunken zustreben, die ihnen zuweilen aufblitzen.... wohl ihnen, denn sie können auch dort noch zum Licht gelangen....
Amen
Vertaler