Vergelijk Kundgabe met vertaling

Meer vertalingen:

Oerwet: liefde

De oerwet is de liefde. De oerkracht is liefde en al het stoffelijke is in zijn oersubstantie liefde. Dus moet ook het hoogste Wezen, de eeuwige Godheid, Liefde zijn, evenals al het wezenlijke dat uit haar is voortgekomen. De liefde is een kracht en dus steeds effectief zolang ze met de Oerbron van alle kracht in verbinding blijft. Want God, als de Oerbron van kracht, straalt deze uit volgens Zijn eeuwige ordening, om werkzaam te zijn in liefde volgens Zijn wet. Daarom zal al het door Hem in het leven geroepen wezenlijke onbeperkt de liefdeskracht kunnen benutten, omdat deze in hem rust als teken van goddelijke oorsprong, echter alleen zo lang als het wezen zich binnen de wet van de eeuwige ordening beweegt, zolang het de liefdeskracht wil gebruiken volgens de goddelijke wil. Want de wil van God is in Zijn liefde gegrondvest. De wil van God is steeds in overeenstemming met de eeuwige ordening en is eveneens oerwet.

Treedt het wezen uit de goddelijke ordening, dan treedt het ook buiten de liefdesstroom van God. Het verspeelt dus zijn kracht omdat deze buiten de wet niet werkzaam is, omdat de liefde niet uit de ordening kan treden daar ze de oerkracht is van God. Daarom zal het ook begrijpelijk zijn dat alleen dan van de kracht Gods kan worden gesproken wanneer een werkzaam zijn in liefde herkenbaar is en dat niets on-goddelijks zich van de kracht uit God kan bedienen, omdat Gods kracht liefde is, maar de liefde niet buiten God kan zijn. Hieruit volgt dus dat de eeuwige ordening onvoorwaardelijk in acht moet worden genomen, waar de liefdeskracht zich wil uiten. Dat dus het wezen pas weer als goddelijk wezen kan worden bestempeld wanneer het in Gods eeuwige ordening leeft, omdat het dan weer door de goddelijke liefdeskracht wordt doorstraald en dus ook zelf vol kracht en licht is, omdat ook de liefdeskracht weer haar volle uitwerking heeft. Dan zal het wezen in de gelijke wil met God kunnen scheppen en vormen omdat de liefdeskracht voortdurend tot werkzaamheid aandringt, omdat de goddelijke kracht nooit rust maar voortdurend tot leven wekt. De toestand buiten de goddelijke ordening is een toestand van de dood, van krachteloosheid, van verstarring. Maar leven is alleen in goddelijke ordening denkbaar, en goddelijke ordening is liefde.

Het wezenlijke dat zich buiten de goddelijke ordening ophoudt, zou volledig moeten vergaan wanneer het geen van God uitgegane kracht zou zijn die in haar oersubstantie liefde is. En deze kracht is onvergankelijk, ofwel: wat van God uitgaat, kan nooit vergaan. Maar het kan al het positieve in zich in het negatieve veranderen en dit wil dus zeggen: een aan het goddelijke licht- en krachtvolle tegengestelde toestand. Duisternis en machteloosheid dus, een niet goddelijk en daarom ongelukkig lot. Maar God, als eeuwige Liefde, keert zich niet af van deze van God losgeraakte wezens. Hij tracht hen terug te leiden naar Zijn wettelijke ordening. Hij straalt het bekoelde en verharde wezenlijke aan met Zijn liefdeskracht en als het zich openstelt, dus zonder weerstand zich aan de inwerking van de liefdesstraling overgeeft, keert het langzaam terug naar de goddelijke ordening. Het brengt de liefde in zichzelf weer tot ontplooiing en benut de hem nu weer toestromende liefdeskracht om in liefde werkzaam te zijn. Het wordt zelf vol van kracht en licht en keert terug naar de oerbron van de Liefde. Het sluit zich weer aaneen met God, van wie het eens is weggegaan.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Gerard F. Kotte

Primal law: love....

The primordial law is love, the primordial power is love, and all material substance is love in its primordial substance.... Accordingly, the highest being, the eternal deity, must also be love, as well as all beings which have emerged from it. Love is a strength and therefore always effective as long as it remains in contact with the original source of all strength.... For God, as the original source of strength, emanates it according to His eternal order, to work in love according to His law.... Therefore, all beings called into life by Him will be able to use the strength of love without restriction, because it rests in them as a sign of divine origin, however, only as long as the being moves within the law of eternal order, as long as it wants to use the strength of love according to divine will. For God's will is founded in His love, God's will always corresponds to the eternal order and is likewise original law. If the being steps out of divine order then it also steps out of God's flow of love; thus it relinquishes its strength because this does not work extralegally, because love cannot step out of order because it is God's elementary strength. Therefore it will also be understandable that one can only speak of God's power when an effect of love is recognizable, and that nothing ungodly can make use of the power out of God, because God's power is love, but love cannot be outside of God. (5.6.1953) And thus it emerges from this that the eternal order must absolutely be observed where the strength of love wants to express itself, that therefore the being can only then be addressed as a divine being again when it lives in God's eternal order, because then it is again permeated by the divine strength of love and thus is also powerful and full of light itself, because the strength of love also has its full effect again.... Then the being will be able to create and shape in the same will as God, because the strength of love constantly urges it into activity, because divine strength never rests but generates constant life. The state outside of divine order is a state of death, of powerlessness, of torpor; but life is only conceivable in divine order, and divine order is love.... The beingness which moves outside of divine order would have to completely perish if it were not strength emanating from God, which is love in its fundamental substance.... And this strength is imperishable, or.... what emanates from God can never pass away.... But everything positive in itself can turn into a negative, and this therefore means a state opposite to the divine light and power.... Darkness and powerlessness, therefore, an ungodly and therefore unhappy fate. But God, as eternal love, does not turn away from these de-divinized beings.... He seeks to lead them back into His lawful order, He illuminates the cold and hardened being with His strength of love, and if it opens itself, thus surrenders itself without resistance to the influence of this radiation of love, it slowly returns to divine order.... it brings the love within itself to unfold again and uses the strength of love which now flows towards it again to work in love.... it itself becomes full of strength and light and returns to the original source of love.... it reunites with God, from Whom it once took its origin....

Amen

Vertaler
Vertaald door: Doris Boekers