Het is een onvergelijkelijk zalig moment wanneer de ziel van de aarde scheidt en het lichtrijk binnengaat in sferen waarin er niets slechts meer is, waar de ziel door een golf van zalig makend licht omvangen wordt. Waar uiterst schone wezens haar benaderen en haar een mate van liefde betonen die haar bijna overweldigt. De lichtuitstralingen zijn aan haar graad van rijpheid aangepast, dus steeds in die mate dat ze wel onvoorstelbaar gelukkig stemmen maar de ziel niet verteren, wat een overmaat aan licht die de ziel nog niet in staat is op te nemen, wel zou kunnen. In oneindige uitgestrektheid ziet zij de wonderbaarlijkste scheppingen, want haar geestelijk oog is nu geschikt geestelijke scheppingen te kunnen aanschouwen, die niet stoffelijk meer zijn maar zich toch net zo werkelijk aan haar vertonen en dus geen zelfbedrog zijn.
En te midden van deze schoonheid die haar oog aanschouwt, treft zij haar geliefden aan die haar vooraf zijn gegaan in die graad van rijpheid dat het lichtrijk hen kon opnemen. Voor mensen is de zaligheid van zo'n weerzien niet in te denken, maar in het geestelijke rijk is de ziel in staat diepere indrukken op te doen zonder te vergaan. En zij ervaart bewust de zaligheid die God haar bereidt en zingt Hem in haar hart lof en dank toe, net als ze, wanneer het lichtrijk haar vaderland is geworden, helemaal in liefde ontbrandt tot de Vader die haar al deze zaligheden heeft bereid.
Het samenwerken met zielen met dezelfde graad van rijpheid, verhoogt haar kracht en haar wil tot werkzaam zijn. En deze richt zij nu op de zielen die nog ver onder haar staan, om hen te helpen dezelfde zaligheid te bereiken. En zij bekommert zich nu in barmhartige liefde om degenen die haar na stonden op aarde en die nog in lagere sferen vertoeven. Die op aarde door ongeloof en liefdeloosheid in hun geestelijke ontwikkeling zijn achtergebleven - en daarom in het hiernamaals nog ongelukkig in duisternis of in schemerlicht vertoeven. Zij herkent weliswaar deze zielen en zij kan hen ook naderen en hun haar hulp aanbieden, maar zijzelf wordt door deze zielen niet herkend en daarom wordt haar hulp ook vaak afgewezen.
Maar de liefde en het geduld van een lichtziel doen onophoudelijk moeite voor deze zielen en bereiken ook eens dat zij invloed krijgt. Haar eigen zaligheid die zij vanuit de voortdurende liefdesuitstraling van God ontvangt, de onvergelijkelijke scheppingswerken in het lichtrijk en het samenwerken met wezens met wie zij in gelukkig makende liefde verbonden is, geven haar voortdurend nieuwe kracht om verlossend werkzaam te zijn. Zelf vindt zij haar geluk daarin, te geven wat zijzelf ontvangt. Steeds wordt haar verlangen naar God vervuld en zij kan niet anders dan eveneens gelukkig willen maken.
Het is onmogelijk de mensen op deze aarde de heerlijkheid van het lichtrijk te beschrijven, omdat alleen een voltooide ziel de volheid van licht kan verdragen en daardoor ook de zaligheid kan begrijpen waarvan de nog onvolkomen mens geen begrip heeft. Doch één ding moet en kan hij geloven: dat er een weerzien is in het rijk hierna. Dat de dood niet een einde maakt aan het eigenlijke leven van de ziel en dat deze zielen elkaar herkennen, als een bepaalde graad van rijpheid bereikt is die echter veel zielen nog niet bezitten. En daarom kan het voor veel zielen ook lang duren voordat zij het geluk van de vereniging met hun geliefden ervaren. Maar het verlangen ernaar is vaak een reden om opwaarts te streven. De liefdeskracht van de zielen is voortdurend bezig zielen uit de diepte te verlossen en hen te helpen zalig te worden, hen te helpen het rijk binnen te gaan waar stralend licht hen omringt, waar zij God kunnen aanschouwen en waar alle nood ten einde is.
Amen
VertalerÉ um momento incomparavelmente feliz quando a alma sai da terra e entra no reino da luz, em esferas onde já nada é pouco atraente, onde a alma é abraçada por uma onda de luz feliz, onde seres de beleza suprema se aproximam dela e lhe mostram uma medida de amor que quase a ultrapassa. Os raios de luz são adaptados ao seu estado de maturação, sempre na medida em que a tornam certamente inconcebivelmente feliz, mas não consomem a alma, o que um excesso de luz poderia certamente fazer para o qual a alma ainda não está receptiva.... Em infinita vastidão vê as criações mais maravilhosas, pois o seu olho espiritual tem agora a capacidade de contemplar criações espirituais que já não são matéria e que, no entanto, se levantam perante ela da mesma forma, pelo que não são auto-enganosas.
E no meio desta beleza, que os seus olhos contemplam, encontra os seus entes queridos que a precederam no grau de maturidade que o reino da luz poderia recebê-los..... Para as pessoas a felicidade de tal reunião é inconcebível, mas no reino espiritual a alma é capaz de receber impressões mais profundas sem passar, e conscientemente sente a felicidade que Deus preparou para ela e canta louvores e graças a Ele no seu coração, tal como geralmente, se o reino da luz se tornou a sua casa, brilha com amor para o Pai que preparou todas estas bênçãos para ela.... Trabalhar em conjunto com almas no mesmo grau de maturidade aumenta a sua força e a sua vontade de trabalhar, e ela agora volta-se para as almas que ainda estão muito abaixo dela, a fim de as ajudar a alcançar a mesma beatitude. E com amor misericordioso ela toma conta daqueles que estavam perto dela na terra e ainda vivem em esferas inferiores, que ficaram para trás no seu desenvolvimento espiritual na terra devido à incredulidade e à indelicadeza e, por isso, ainda vivem em bênção na escuridão ou crepúsculo no além.... Ela certamente reconhece estas almas e pode também aproximar-se delas e oferecer-lhes a sua ajuda, mas ela própria não é reconhecida por estas almas e por isso a sua ajuda é frequentemente rejeitada.... Contudo, o amor e a paciência de uma alma de luz esforça-se constantemente por estas almas e, de vez em quando, também alcança que ganha influência. A sua felicidade, que recebe na constante emanação do amor de Deus, nas criações incomparáveis do reino da luz e na interacção com os seres com os quais está unida no amor feliz, dá-lhe constantemente o ímpeto para a actividade redentora, encontra a sua própria felicidade ao dar aquilo que recebe; encontra sempre a realização do seu anseio por Deus e não pode deixar de querer também fazer feliz. É impossível descrever a glória do reino da luz aos povos da terra, precisamente porque uma alma madura só pode suportar a abundância da luz e, portanto, também compreender a bem-aventurança, e o ser humano ainda imperfeito não tem compreensão para isso. Mas uma coisa que ele deve e pode acreditar é que haverá uma reunião no reino do além, que a morte não põe fim à vida real da alma e que estas almas se reconhecem umas às outras quando se atinge um certo grau de maturidade, mas que muitas almas ainda não possuem. E, portanto, também pode levar muito tempo para muitas almas até que experimentem a felicidade da união com os seus entes queridos; no entanto, o seu desejo é muitas vezes a razão para se esforçarem para cima. A força do amor das almas é constantemente activa para resgatar as almas do abismo e ajudá-las a tornarem-se felizes, a entrar no reino onde a luz radiante as rodeia, onde podem contemplar Deus e toda a adversidade chega ao fim...._>Ámen
Vertaler