Mijn kind (B.D.), dat MIJ in trouw en volharding dient, (hier is) nog een teken van Mijn Liefde en genade: er is u verder het gebod gegeven:"Gij zult niet stelen". U overtreedt dit gebod van de naastenliefde heel duidelijk, als u zich dus vergrijpt aan alles wat het zijne is. U moet het eigendom van uw naaste eerbiedigen, ja, het zelfs beschermen tegen zijn vijanden, daar u anders geen liefde voor hem voelt zoals IK ze u gebied. U moet uw naaste beminnen als uzelf en u zult diegene dankbaar zijn die uw eigendom eerbiedigt, dus moet u hetzelfde doen om ook de liefde van uw naaste te verwerven. Wat u wederrechtelijk in bezit neemt, zal u geen zegen opleveren, veelmeer zal het u bezwaren en uw ziel teneer drukken, die er naar streven wil opwaarts te gaan. "U zult niet stelen". Het zijn niet alleen aardse goederen die u van uw naaste niet zult mogen ontvreemden. Ook geestelijk zult u hem schade kunnen berokkenen, doordat u hem onthoudt wat voor zijn ziel bevordelijk is, en wat Mijn genade alle mensen doet toekomen en door ieder naar zijn medemensen kan worden overgedragen.
Wie dus in het bezit is van geestelijke goederen, heeft deze van MIJ ontvangen. Maar ook de medemens komt hetzelfde recht toe zijn honger eraan te stillen, en dit recht mag u hem niet beknotten, doordat u hem onthoudt wat ook voor hem bestemd is. U neemt hem dan in zekere zin af wat ook hem toebehoort, zelfs wanneer hij het nog niet in bezit heeft genomen. Uit uw handelwijze blijkt dan geen liefde voor uw naaste en nog minder liefde voor MIJ, uw GOD en Schepper van eeuwigheid. Elk verkleinen van geestelijke of aardse goederen valt onder dit gebod en elk veronachtzamen van de liefde tot de naaste valt op uzelf terug, u zult ontvangen met de maat waarmee u meet en u zal ontnomen worden wat u de mensen ontneemt en daarom zult u naar ziel en lichaam het loon ontvangen dat u verdient.
En op dezelfde manier is ook het volgende gebod te verstaan: "U zult geen valse getuigenis afleggen tegen uw naaste". Steeds moet er zuivere waarheid uit uw mond vloeien en nooit mag u door een leugen uw naaste schade berokkenen in zijn aanzien, in zijn positie onder de medemensen. Elke laster is een zonde tegen dit gebod, door elke onware uitlating over hem schaadt de mens de naaste en handelt liefdeloos en onrechtvaardig, waarvoor hij zich moet verantwoorden. Als er van u een getuigenis verlangd wordt over uw naaste, wees waarheidsgetrouw en vol liefde jegens hem. Probeer zijn fout te begrijpen en hem vol liefde erop te wijzen, maar misbruik zijn zwakheid niet ten voordele van uzelf, doordat u hem tracht te kleineren tot uw eigen voordeel. Door een onbedachtzaam woord kunt u de naaste schaden en de gedachte om te vergelden wordt wakker in hem, en deze verstikt elke liefde en maakt de mens zondig. U moet wel waarheidsgetrouw blijven, dus niet tegen dat wat u weet en uw geweten in, een mens loven die het niet verdient, maar elke daad van liefdeloosheid zij verre van u, verre van u zij elke daad tot eigen voordeel die de naaste benadeelt.
Elk oordeel over uw naaste dat niet volgens de waarheid is, is een grove schending van dit gebod, want het ontbeert elke liefde en strekt u, mensen niet tot eer. Elke leugen is te veroordelen, maar als ze duidelijk tot schade van de naaste is, is het een dubbele zonde, een zonde tegen de naaste en een zonde tegen MIJ Zelf, DIE de eeuwige WAARHEID ben. Het is een schending van de liefde jegens MIJ en jegens uw medemens.
Amen
VertalerAo Meu filho que Me serve com fidelidade e perseverança, outro sinal do Meu amor e graça: Além disso, o mandamento é-vos dado: "Não roubareis". Transgredis abertamente contra este mandamento do amor de vizinhança, se transgredis assim contra tudo o que é seu. Deve respeitar os bens do seu vizinho e até protegê-lo contra os seus inimigos, caso contrário, não sentirá amor por ele como eu lhe ordeno. Deveríeis amar o vosso próximo como a vós próprios e ficareis gratos a quem respeita os vossos bens; assim, deveríeis fazer o mesmo para adquirir também o amor do vosso próximo. Aquilo que se toma ilegalmente não lhe trará uma bênção, irá antes sobrecarregá-lo e deprimir a sua alma, que quer lutar para cima. Não roubarás.... Não é só os bens terrenos que não deve roubar ao seu vizinho. Também podeis prejudicá-lo espiritualmente privando-o do que é benéfico para a sua alma e do que a Minha graça concede a todas as pessoas e pode ser transmitido por todos aos seus semelhantes. Portanto, qualquer pessoa que esteja na posse do bem espiritual recebeu-o de Me.... Mas os seus semelhantes também têm o mesmo direito de se encherem com ela.... e não se deve cercear este direito negando-lhe o que também lhe é destinado. Está então, por assim dizer, a tirar-lhe o que também lhe pertence, mesmo que ele ainda não tenha tomado posse dele. Então a tua conduta não trai o amor pelo teu próximo e muito menos o amor por Mim, teu Deus e Criador desde a eternidade. Toda a redução do bem espiritual ou terreno recai então sob este mandamento, e toda a negligência do amor ao próximo recai sobre vós próprios, que recebereis à medida que medis, e sereis privados daquilo de que privais as pessoas e, portanto, recebereis a recompensa que mereceis espiritual e terrena....
E o próximo mandamento deve ser compreendido da mesma forma: "Não dareis falso testemunho contra o vosso vizinho". A verdade deve sempre fluir da sua boca, e nunca deve prejudicar a reputação ou posição do seu vizinho entre os seus semelhantes, ao dizer uma mentira. Cada calúnia é um pecado contra este mandamento, por cada declaração falsa a seu respeito uma pessoa prejudica o seu próximo e age de forma grosseira e injusta, pela qual deve responder. Se lhe for exigido um testemunho sobre o seu próximo, seja verdadeiro e cheio de amor por ele. Procure compreender as suas falhas e apontá-las amorosamente para ele, mas não abuse da sua fraqueza em seu proveito, procurando menosprezá-lo a fim de ganhar a si próprio no processo. Através de uma palavra irreflectida pode prejudicar o seu próximo, e o pensamento de retaliação desperta nele, e isto abafa todo o amor e torna a pessoa pecadora. Deve certamente permanecer verdadeiro, por isso não elogie uma pessoa que não o merece contra o seu conhecimento e consciência, mas longe de si esteja cada acto de indelicadeza, longe de si esteja cada acto de degradar o seu vizinho em seu próprio benefício. Cada julgamento do vosso próximo que não corresponde à verdade é uma violação grosseira deste mandamento, pois falta-lhe todo o amor e não vos traz honra, humanos. Qualquer mentira deve ser condenada, mas se é obviamente em detrimento do seu vizinho é um duplo pecado, um pecado contra o seu vizinho e um pecado contra Mim Mesmo, Quem Sou a Verdade eterna.... É uma violação do mandamento de amor contra Mim e contra o teu próximo...._>Ámen
Vertaler