De genade van GOD mag niet worden afgewezen: Overweeg deze woorden en dan zult u het begrijpen dat de mensen door leed en ellende heen moeten gaan om over een andere weg bij het doel te komen, dat ze zonder moeite zouden kunnen bereiken door gebruik te maken van Mijn genade; IK worstel om elke ziel, IK wil niet dat ze verloren gaat en daarom kom IK haar met Mijn genade steeds weer tegemoet. IK wil haar helpen haar doel te bereiken, omdat IK weet dat ze alleen te zwak is serieus haar doel na te streven, zich te verlossen: Waar haar dus daartoe de kracht ontbreekt, geeft Mijn Liefde haar bovenmate veel genade en ze hoeft alleen zich zonder weerstand aan de werking van Mijn genade over te geven, ze hoeft alleen zich maar aan te laten trekken door Mijn Liefde en dus de genadegave te gebruiken En ze zal gered zijn voor eeuwig. Doch in hun blindheid zien de mensen Mijn Liefde niet en wijzen daarom ook Mijn genade af.
Toch heb IK nog erbarming met hen en houd rekening met hun staat van duisternis, want IK verwerp de mensen niet, alleen bevrijden ze zichzelf niet uit de boeien van de satan, die hetzelfde zijn als de verdoemenis, omdat ze een totale verwijdering van GOD betekenen. IK heb erbarming met de blinde en onwetende mensen en zet hen steeds weer de voet dwars: Ze wijzen MIJ en Mijn genadegave wel af, maar het mankeert hen aan het inzicht in datgene wat ze doen, en daarom verstoot IK hen niet, integendeel tracht ze aanhoudend te winnen. Maar wie Mijn genade afslaat, haar echter heeft ingezien als genade, die zondigt tegen Mijn Liefde en heeft geen erbarming te verwachten. Ook aan hen laat IK ME steeds weer kennen, maar veel moeilijker te herkennen dan eerst, omdat IK met smartelijke middelen zijn hart tracht te verzachten en hij MIJ in zulke middelen slechts moeilijk kan herkennen. Ook het leed is een genadegave, omdat het de mens naar MIJ moet leiden, als hij de weg alleen niet vindt of geen lust heeft hem te gaan. En zo zult u ook begrijpen dat een kostbare gave van MIJ uit de mens die haar afwijst niet tweemaal wordt aangeboden en die toch het inzicht had, dus haar waarde heel goed weet te schatten. Hij zal zich moeten verantwoorden, beantwoordend aan de genade die hij heeft afgeslagen. Hij zal echter ook in duisternis verkeren, omdat het licht dat IK hem aanbood, is gedoofd door eigen schuld en nu de duisternis veel dieper is dan voorheen.
IK stuur het Licht van de hemel omlaag naar de aarde en wie door zijn straal wordt aangeraakt, kan zijn innerlijk verlichten en de geestelijke duisternis verjagen. Het is een onmetelijk genadegeschenk dat IK uitdeel op aarde en Mijn Wijsheid kan het waarlijk zien wie de hoeder van dit Licht kan zijn. Maar nooit is Mijn Wil bepalend dat de mens dit goddelijke Licht in zich opneemt en zichzelf daardoor helderheid verschaft. Maar dat hij het als Licht uit de hemel kan herkennen, wanneer hij het zien wil, is de uitwerking van deze genadegave die zich bij ieder mens openbaart die er serieus naar streeft naar MIJ te komen en dus alle middelen gebruikt die Mijn Liefde hem aanbiedt.
En zo kan dus de onwetendheid niet als excuus naar voren worden gebracht, wanneer de mens zich moet verantwoorden voor zijn goed of verkeerd gebruikte wil. Veeleer zal de weerstand van de wil tegen Mijn Liefde en Erbarming duidelijk aan het licht komen en dus ook zijn toebehoren aan Mijn tegenstander, die van beneden net zo op de mensen inwerkt en hen aanzet Mijn genadegave af te wijzen. De mens is vrij, hij wordt noch van boven, noch van beneden, gedwongen waar het om de geestelijke ontwikkeling van de ziel gaat. En zo wordt hem ook een genadegave nooit opgedrongen waarnaar hij zijn handen niet verlangend uitstrekt, maar of ze hem ooit op aarde opnieuw wordt aangeboden is onzeker, want alleen een berouwvolle ziel die er MIJ innig om vraagt, kan weer door de straling van licht worden aangeraakt. Maar wie eenmaal Mijn genade afwijst, komt in de diepste duisternis terecht en zal elk licht schuwen, omdat de vorst der duisternis hem naar beneden trekt en hij zich zonder weerstand te bieden, overgeeft aan diens macht en kracht.
Amen
VertalerA graça de Deus não deve ser rejeitada.... Considere estas Palavras e então compreenderá que as pessoas têm de passar por sofrimento e miséria para alcançarem o objectivo por outro caminho, que poderiam alcançar sem esforço, usando a Minha graça. Luto por cada alma, não quero que se perca e é por isso que a encontro vezes sem conta com a Minha graça; quero ajudá-la a alcançar o objectivo porque sei que é demasiado fraca por si só para lutar seriamente pelo objectivo de se redimir. Assim, onde lhe falta a força para o fazer, o Meu amor concede-lhe graça sem medida, e só precisa de se render ao efeito da Minha graça sem resistência, só precisa de se deixar atrair pelo Meu amor e assim fazer uso do dom da graça.... E será salvo para toda a eternidade. No entanto, na sua cegueira, as pessoas não reconhecem o Meu amor e por isso rejeitam também a Minha graça. Mas tenho piedade deles e levo em conta o seu estado de escuridão, pois não condeno as pessoas, só que elas não se libertam dos grilhões de Satanás, que são iguais à condenação, porque significam um completo afastamento de Deus. Tenho piedade de pessoas cegas e ignorantes e, por isso, entro no seu caminho repetidamente. Eles certamente rejeitam-Me e o Meu dom da graça, mas falta-lhes o conhecimento do que estão a fazer, e por isso não os rejeito, mas cortejo-os continuamente. Mas quem rejeitar a Minha graça mas a tiver reconhecido como graça peca contra o Meu amor e não pode esperar misericórdia. Irei de facto aproximar-me dele vezes sem conta, mas será muito mais difícil para ele reconhecer-Me do que antes, porque tentarei amolecer-lhe o coração com meios dolorosos e ele só conseguirá reconhecer-Me com dificuldade em tais meios. O sofrimento também é um dom de graça, porque se destina a conduzir o ser humano até Mim se ele não conseguir encontrar o caminho sozinho ou não o quiser tomar. E assim também compreenderá que um presente precioso não será oferecido duas vezes por Mim à pessoa que o rejeita e que, no entanto, teve o conhecimento, pelo que conhece muito bem o seu valor. Ele terá de responder pelo dom da graça que rejeitou. Mas ele também caminhará na escuridão porque a luz que lhe ofereci foi extinta por sua própria culpa e agora a escuridão é muito mais profunda do que antes. Eu guio a luz do céu até à terra, e quem for tocado pelo seu raio pode iluminar o seu ser interior e afugentar a escuridão espiritual. É um dom imensurável de graça que distribuo na terra, e a Minha sabedoria pode verdadeiramente reconhecê-lo quem pode ser o guardião desta luz. No entanto, nunca é Minha vontade que o ser humano absorva esta luz divina e assim crie brilho para si próprio.... No entanto, o facto de poder reconhecê-lo como luz do céu se o quiser reconhecer é o efeito deste dom de graça que aparece em cada pessoa que se esforça seriamente por Mim e, assim, usa todos os meios que o Meu amor lhe oferece. E assim a ignorância não pode ser usada como desculpa quando o ser humano tem de responder pela sua vontade, correcta ou incorrectamente utilizada. Em vez disso, a resistência da alma ao Meu amor e misericórdia tornar-se-á óbvia e assim também a sua filiação ao Meu adversário, que também influencia o ser humano de baixo e o impele a rejeitar a Minha dádiva de graça. O ser humano é livre, não é forçado de cima nem de baixo no que diz respeito ao desenvolvimento espiritual da alma. E assim um presente de graça nunca mais lhe será forçado se ele não estender as mãos ansiosamente por ele, no entanto é duvidoso que lhe seja oferecido novamente na terra, pois só uma alma arrependida que me pede sinceramente pode ser tocada pela radiação da luz novamente. No entanto, quem uma vez rejeitar a Minha graça cairá nas trevas mais profundas e afastará toda a luz, porque o príncipe das trevas o puxará para baixo e ele se renderá ao seu poder e força sem resistência...._>Ámen
Vertaler