Vergelijk Kundgabe met vertaling

Meer vertalingen:

Het kwijtschelden of laten behouden van zonden - Volgelingen van Jezus

Aan wie u de zonden zult vergeven, hun zijn ze vergeven, en wie u de zonden zult laten behouden, hun blijven ze behouden. Dit zijn ook mijn woorden, die vaak een andere uitleg hebben gekregen dan er door Mij is ingelegd. En om dit recht te zetten is een mens met een gewekte geest nodig, die mijn stem verneemt en u mensen mijn opheldering overbrengt, opdat u vrij wordt van dwaling en wandelt in de waarheid.

Mijn discipelen waren begiftigd met de kracht in mijn naam wonderen te verrichten, te genezen, doden tot leven te wekken en daardoor de mensen de kracht van hun totale geloof in Mij te bewijzen. Ze waren in een geestelijke toestand die al dat bovennatuurlijk werkzaam zijn toeliet, want toen mijn geest over hen kwam, waren ze vervuld van kracht en licht, van macht en wijsheid. Dus konden ze de waarheid verbreiden, omdat ze zich daar zelf in bevonden en ze konden alleen al door hun woord dingen volbrengen die buiten elk menselijk vermogen lagen. Want ze waren mijn leerlingen, door Mij onderwezen gedurende de tijd van mijn leven op aarde door het innerlijke woord, ze stonden vast in de liefde en geloofden in Mij, daardoor konden ze ook mijn geest in zich opnemen en door hem werken. Die buitengewone daden waren tekenen van de rijpheid van hun ziel, die voor de mensen weer bewijs moesten zijn, welke buitengewone gaven de mens bereiken kan als hij volgens mijn wil leeft, dat wil zeggen: zich vormt naar mijn evenbeeld, tot liefde.

Want liefde is kracht en als de mens leeft in de liefde, is hij ook doorstraald van kracht en licht, want de geest Gods, de uitstraling van Zijn kracht, kan hem vervullen. En Ik leefde de mensen een leven in liefde voor.

Ik toonde hun tot welk een kracht de mens kan komen en liet na mijn dood levende voorbeelden na, die opnieuw mijn leer van de liefde verkondigden en ook een voorbeeld moesten geven van de kracht ervan, opdat het de mensen gemakkelijk kon vallen in Mij te geloven.

Maar Ik zelf was te midden van mijn leerlingen, hoewel niet meer zichtbaar, maar wel in de geest.

Ik leidde hen omdat alles wat door mijn geest is doorstraald, onderworpen is aan mijn goddelijke leiding, omdat Ik nu zelf door diegenen kon werken die in mijn naam werkzaam waren. Dus hadden de leerlingen nu dezelfde macht en hetzelfde recht, omdat alles wat ze nu deden mijn wil was, ze waren verlicht door mijn geest, die uitstraling is van Mij zelf. Bijgevolg hadden ze ook de macht in mijn naam zonden te vergeven, in het bijzonder dan, wanneer een ziekte het gevolg van hun zonden was en ze, om deze ziekte te genezen, ook de zonde zelf aan de mensen moesten kwijtschelden. Zagen ze echter de onwaardigheid van een mens in, hun ongeloof en hun van God afgewende wil, dan waren ze evenzo bevoegd, hen in hun zondige toestand te laten, want niet hun menselijk inzicht bepaalde dit, maar de goddelijke geest in hen, mijn geest, die alles weet en dus ook op de hoogte is van de onwaardigheid van een mens en daarom ook van de nutteloosheid van een genadevol werkzaam zijn bij hen. Ik gaf dus mijn leerlingen het recht de mensen te bedelen naar hun inzicht, omdat mijn geest in hen werkzaam was en deze voor het juiste denken van mijn leerlingen instond.

Nu echter hebben de mensen in wie mijn geest nog niet werkzaam is, zich hetzelfde recht aangematigd.

Ze hebben de bevoegdheid zonden te vergeven of te laten behouden op de persoon zelf betrokken, maar niet op de goddelijke geest in deze persoon, en dus alle "opvolgers" van de leerlingen naar het woord, niet naar hun geest, deze bevoegdheid toegekend en bijgevolg de zin van mijn woord verkeerd begrepen, ofschoon ze nu ook juist zouden denken, wanneer ze duidelijk inzagen, wie in waarheid mijn volgeling is.

Zij die zichzelf aanstelden zijn het niet, integendeel, hen die Ik heb aangesteld voor hun taak om op aarde te onderrichten.

Want Ik gaf mijn leerlingen de opdracht: "Ga heen en onderricht alle volkeren". Maar om te kunnen onderrichten moet mijn geest in hen werkzaam zijn, opdat ze de zuivere waarheid aan de mensen uitdelen en zij in de wereld mijn leer van de liefde kunnen verbreiden. Maar de waarheid kan niet anders dan door het werkzaam zijn van de geest in bezit worden genomen. En dus moeten mijn discipelen beslist door Gods geest verlicht zijn voordat ze zich tot mijn discipelen kunnen rekenen. Maar dan worden ook zij doorstraald met licht en kracht en kunnen ze buitengewone daden volbrengen. De kracht van de geest zal hen in staat stellen zieken te genezen, dus de mensen te bevrijden van de zonden en de gevolgen ervan, zodat dezen in Mij en mijn naam geloven.

Degenen die door mijn geest verlicht zijn, heb Ik de macht gegeven zonden te vergeven, omdat ze door hun rijpe geestestoestand ook inzien, wanneer de mens waardig is dat hem de zonden worden vergeven, want ze handelen dan in mijn plaats en Ik ben het die in werkelijkheid hun de zonden vergeeft. Wanneer echter mensen zich beroepen voelen de daad van zondenvergeving te verrichten, die geen enkele aanstelling door Mij zelf kunnen aantonen, die noch door mijn geest verlicht zijn, noch mijn woord in zich vernemen, dan kan hun wel met recht de aanstelling worden ontzegd, wat al daaruit blijkt, dat ze niet in staat zijn de medemens te doorzien om nu te oordelen of hem de zonden zijn kwijt te schelden of ze hem te laten behouden. De beoordeling ervan vereist het werkzaam zijn van de geest, dat echter bij de meesten die geloven als dienaar Gods beroepen te zijn, moet worden betwist, zolang ze het innerlijke woord niet hebben. Pas door mijn woord zijn ze bevoegd om voor Mij te werken, want alleen mijn woord maakt hen wetend, dat wil zeggen: het brengt hun de zuivere waarheid over en die is absoluut noodzakelijk om als mijn volgeling voor Mij werkzaam te kunnen zijn. Wie zelf de waarheid bezit, kan ze ook doorgeven en hij helpt daardoor de medemens vrij te worden. Wie mijn woord bezit, zal ook het vermogen hebben om te oordelen wanneer de mens een wil heeft die op God is gericht. Want het gesproken woord van de mens is vaak bedrieglijk, het hart hoeft geen deel te hebben aan datgene wat de mond uitspreekt. De ware volgeling heeft echter ook de gave van het doorzien van de medemensen, en dus weet hij ook, welke mens de vergeving van zijn zonden serieus neemt, en hij laat zich niet misleiden door veel woorden waaraan de innerlijke overtuiging ontbreekt. En daarom kan de vergeving der zonden ook geen algemene daad zijn, omdat ze alleen daar plaats kan hebben, waar diepst berouw aan vooraf is gegaan en waar zoiets door mijn volgelingen wordt herkend. Maar dan zal het oordeel van hem geldig zijn voor Mij, want hij handelt alleen in mijn opdracht en zijn werkzaam zijn staat onder mijn wil. En dit heb Ik mijn leerlingen met die woorden te verstaan gegeven, dat ze volledig in hun handelen en denken met Mij overeenstemmen, als ze in mijn naam werkzaam zijn voor Mij, dat ze niet anders kunnen denken en willen dan het mijn wil is, als de goddelijke geest in hen werkzaam is, die hen echter pas tot mijn discipelen bestempelt. Want Ik zelf stel voor Mij mijn dienaren op aarde aan, omdat Ik waarlijk weet wie tot dit ambt in staat is en wie Ik met de gaven kan voorzien die vereist zijn voor hun taak op aarde om te onderrichten.

En Ik geef hun dan ook de macht, want ze voeren dan alleen maar uit wat volgens mijn wil is.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Gerard F. Kotte

Remitting or retaining sins.... Jesus’ disciples....

‘Whose soever sins ye remit, they are remitted unto them; and whose soever sins ye retain, they are retained....’ These, too, are Words of Mine which were frequently interpreted differently than I had intended them. Only a person with an awakened spirit who hears My voice and conveys My explanation to you is able to correct this, so that you can liberate yourselves from error and know the truth.... My disciples were endowed with the power of working miracles in My name, of healing, of reviving the dead and thereby proving to people the strength of their undivided belief in Me. Their spiritual state allowed for all supernatural activity, for when My spirit poured into them it filled them with strength and light, with power and wisdom. Hence they were able to spread the truth because they knew it themselves, and by the mere voicing of words they were able to achieve things which exceeded all human ability. For they had been My disciples.... I had instructed them through the inner Word while I lived on earth, they lived in love and believed in Me, therefore they were also able to accept My spirit within themselves and work through it. These extraordinary acts were signs of their souls’ maturity which, in turn, were intended to prove to people what extraordinary abilities a person can achieve if he lives according to My will, that is, if he shapes himself after My image.... into love.... For love is strength, consequently, a person who loves is also permeated by strength and light, because he can be permeated by the spirit of God, His emanation of strength. And I exemplified to people a life of love.... I demonstrated to them how much strength the human being can attain and after My death I left living examples behind which were meant to proclaim My teaching of love again to demonstrate their strength and thus make it easier for people to believe in Me.... Even if I was no longer visible, I Myself was in the midst of My disciples in spirit.... I guided them, since everything that is permeated by My spirit is subject to My divine guidance.... because I Myself was subsequently able to take effect through those who were working in My name. Hence the disciples had the same power and the same right, because everything they accomplished was My will; they were enlightened by My spirit, which is the emanation of Myself. Consequently, they also had the power to forgive sins in My name, especially if illness was the result of sins and, in order to cure this illness, they had to remit the human being’s sins as well. However, if they recognised a person’s unworthiness, his unbelief and God-opposing will, they were just as entitled to leave him in his sinful state, for they were not governed by human understanding but by the divine spirit within them, My spirit, which knows everything and thus also a person’s unworthiness and the futility of a merciful action on him. Thus I gave My disciples the right to grant to people according to their realisation, because My spirit was active in them and guaranteed that My disciples thought correctly....

But now people assume the same right even though My spirit is not effective in them as yet.... They associated the right to forgive or retain sins with the person itself and not with the divine spirit in this person and thus conferred this right to all followers of the disciples according to the word and not according to the spirit and therefore misunderstood the meaning of My Word, although they would also think correctly if they realised who is really My disciple.... Not those who appoint themselves but those who I have appointed for their teaching ministry on earth.... For I gave My disciples the instruction ‘Go ye therefore, and teach all nations....’ But in order to teach, My spirit must be effective in them so that they will be able to distribute the pure truth to people and to spread My commandment of love in the world. Yet the truth can only be taken possession of through the working of the spirit. Therefore, it is imperative that My disciples must be enlightened by the spirit of God before they can count themselves as My disciples. In that case they will also be permeated by light and strength and able to accomplish extraordinary feats , the power of the spirit will enable them to heal the sick, thus to release people from sin and its consequences as soon as they believe in Me and My name.... To these spiritually enlightened people I gave the power of forgiving sins, since they also recognise in their spiritually mature state when a person deserves to have his sins forgiven, for then they will act on My behalf and it is I Who really forgives their sins. But if people feel themselves appointed to carry out the act of forgiveness of sin even though they have never been called by Me Myself, who are neither enlightened by My spirit nor hear My Word within themselves, their calling can rightfully be disputed, since this is already demonstrated by the fact that they are incapable of recognising their fellow human being in order to judge whether to remit his sins or to let him keep them. The assessment of this already presupposes the working of the spirit which, however, has to be denied to most of those who deem themselves called as servants of God as long as they do not possess the inner Word. Only through My Word are they called to work for Me, for only My Word gives them knowledge, that is, it conveys the pure truth to them, and this is absolutely necessary in order to be able to work for Me. Anyone who knows the truth can also pass it on and thereby helps his fellow human being to achieve liberation. Anyone who has My Word will also have the competence of judgment when a person’s will is inclined towards God. For the human being’s spoken word is often deceptive, the heart need not be involved in what is voiced by the mouth. But a true disciple has the gift of recognising his fellow human being and therefore also knows which person is serious about the forgiveness of his sin and does not allow himself to be misled by many words which lack inner conviction. Therefore, the remission of sin cannot be a general act since it can only take place if it was preceded by profound repentance and recognised as such by My disciples. But in that case the judgment of the latter will be valid before Me, for he only acts on My instructions and his deed is according to My will. With those Words I gave My disciples the understanding that their activity and thinking will be in complete concordance with Me if they work for Me in My name, that they cannot think and want anything else but what is My will if the divine spirit is working in them which, however, characterises them as My disciples in the first place. For I Myself appoint My servants on earth because I truly know who is qualified for this ministry and upon whom I can endow those gifts which are required by a teaching ministry on earth.... And to them I will also give the authority, for then they will only carry out My will....

Amen

Vertaler
Vertaald door: Heidi Hanna