Door middel van onderzoek zal het geestelijke rijk nooit kunnen worden beschreden en net zo min zal het weten over geestelijke zaken door middel van scholing in ontvangst kunnen worden genomen. En de reden hiervoor is, dat voor het doorgronden van het weten en de waarheid het hart werkzaam moet zijn, daar ze anders beide niet kunnen worden overgedragen. Het geestelijk weten heeft niets met werelds weten te maken. Ja, de mens met weinig werelds weten zal zelfs in staat zijn het geestelijke weten veel beter op te nemen, omdat hem dit bekend wordt gemaakt door de stem van de geest, die alleen in het hart klinkt en des te makkelijker wordt vernomen, hoe minder weerstand tegen haar wordt ingebracht door verstandelijk weten, dat zich meestal tegen het geestelijke weten verzet. Het verstand is aan alle invloeden blootgesteld, zowel goede als ook slechte krachten trachten terrein te winnen, en daarom is het vol van wijsheid, die echter niet steeds waarheid hoeft te zijn. Het is mensenwijsheid die het denken vult van de mens die alleen door middel van het verstand zulks heeft verkregen.
Garantie voor zuivere waarheid biedt echter alleen het werkzaam zijn van de geest in de mens. Bijgevolg komt dus de goddelijke wijsheid niet van buiten, maar van binnen uit het hart en kan daarom ook alleen worden vernomen wanneer de mens zich in zichzelf keert. Maar nooit komt de waarheid van buiten af bij hem binnen, tenzij de overbrenger van de waarheid door God zelf is onderricht, dus de geest Gods is in deze levend geworden.
Het zou nu een onrechtvaardigheid zijn iedere onderzoeker van het wereldse het weten van de waarheid te willen betwisten, evenals omgekeerd een door de geest Gods onderrichte mens ook een groot wereldweten kan hebben, voor zover eerst het geestelijke weten werd nagestreefd en God hem daarom bedenkt met geestelijk en met aards weten. Hij verleent dan alleen de wetende wezens toegankelijkheid en dezen bedenken hem ook volgens de waarheid, zowel geestelijk als ook aards. Maar hij moet het geestelijke weten ook tegenover zijn medemensen benutten, daar het zich anders niet kan uitbreiden dan wanneer het geestelijke weten een gevolg van onbaatzuchtige werkzaamheid in naastenliefde is. Dus moet iedere verstandelijke onderzoeker tegelijkertijd het gebod van de naastenliefde nakomen om in een weten binnen te dringen dat zuiver verstandelijk niet kan worden verkregen.
De mensen willen dit niet accepteren, omdat het hun onbegrijpelijk is dat de gedachten in het hart worden geboren, dat dus het denken, voelen en willen doorslaggevend is voor zover de gedachten zich in geestelijke gebieden ophouden. Juist denken, dat wil zeggen overeenkomstig de waarheid denken, kan alleen de mens wiens voelen en willen goed en edel is, die dus in staat is en bereid liefde te geven. Want diens gedachten worden gestuurd door de geest in hem, die echter weer alleen kan werken in een mens die de liefde beoefent. De geest in de mens ontvangt echter de waarheid van de geest buiten zich, die de liefdesuitstraling van God is. Die daarom alles weet, omdat Hij goddelijk is, terwijl de mens die zonder liefde leeft deze liefdesuitstraling van God niet deelachtig kan worden en zijn gedachten alleen de overdrachten van onwetende krachten zijn zodra ze geestelijke gebieden aandoen, of de functie van de denkorganen waar alleen aardse vragen worden opgelost. En zulke resultaten kunnen en zullen steeds omstreden worden omdat de mens als zodanig steeds kan dwalen.
Liefde en waarheid kunnen niet van elkaar worden gescheiden, want beide zijn goddelijk en daarom zonder elkaar ondenkbaar. Maar de liefde is aandeel van het hart, bijgevolg kan ook de waarheid alleen in het hart worden geboren. Ze moet gevoeld worden en door het hart ook als waarheid ingezien, dan door het verstand opgenomen en doordacht en zo als gedachtegoed bij de mens blijven.
Maar de verstandsmens piekert en onderzoekt en tracht alles te ontleden. Zijn hart blijft daar stom bij en gevoelloos zolang hij niet werkzaam is in liefde en dan komt hij tot gevolgtrekkingen die geheel onjuist zijn, maar hij probeert ze te bewijzen, weer met verkeerde resultaten van het denken. Hij is overtuigd van de juistheid van zijn gevolgtrekkingen, om er toch weer aan te twijfelen als een andere onderzoeker door middel van zijn verstand tot andere resultaten is gekomen en deze weer als alleen juist verdedigt.
Maar de geest uit God geeft ronduit begrijpelijke verklaringen die voor de mens volkomen duidelijk zijn als hij in de liefde leeft. Hij kent geen twijfel, omdat zijn hart, zijn wezen dat in staat is tot liefde, hem ook de kracht van het inzicht oplevert en hem de uiteenzettingen van de goddelijke geest begrijpelijk en daarom geloofwaardig zijn. Hij weet dat hij in de waarheid wandelt, hij weet ook dat deze waarheid nooit kan worden weerlegd, dat ze voortdurend dezelfde blijft, omdat de waarheid uit God eeuwig onveranderlijk is, zoals ook God, als de Gever van de waarheid, onveranderlijk blijft in eeuwigheid.
Amen
VertalerNikada se ne može pristupiti duhovnom Kraljevstvu putem istraživanja, a još manje može biti znanje o duhovnim stvarima stečeno učenjem. I ovo je utemeljeno na činjenici da u ispitivanju duhovnog znanja i Istine srce mora biti aktivno, jer mu inače obje stvari ne mogu biti prenesene. Duhovno znanje nema nikakve veze sa svjetovnim znanjem, naprotiv, osoba s malo svjetovnog znanja bit će više prijemčiva za duhovno znanje, jer mu je ono objavljeno kroz glas Duha koji odzvanja samo u srcu i biva jednostavnije zamijećen, manje otpora mu se suprotstavlja kroz razumsko znanje koje se često protivi duhovnom znanju.
Razum je podložan svim utjecajima; kako dobronamjernim silama, tako i onim zlima što mu se nastoje nametnuti i radi toga je prepun znanja, koje ipak nije uvijek nužno istinito. Ljudsko znanje je ono što ispunjava njegove misli, koje je zadobio samo razumom. Međutim, jamstvo za Čistu Istinu nudi samo djelovanje Duha u čovjeku. Posljedično, Božanska mudrost ne dolazi izvana, već iznutra, iz srca, i zbog toga može biti samo pojmljiva kada čovjek zađe u samoga sebe.
Stoga, Istina mu se nikada ne primiče izvana, osim ako nositelj Istine nije bio podučen od Boga Osobno, tj. Duh Božji je postao živ u njemu. Bilo bi sada nepravedno htjeti negirati svakome svjetovnom istraživaču znanje o Istini, kao i obratno.... čovjek podučen od Duha Božjega može biti također u velikom svjetovnom znanju, ukoliko je prije svega težio duhovnom znanju i zbog toga ga Bog nagrađuje s duhovnim i sa zemaljskim znanjem. On [[(Bog)]] dakle dozvoljava pristup samo mudrim bićima, kako duhovno tako također i zemaljski. No, on mora vrednovati duhovno znanje u odnosu na svoje bližnje, jer inače se ono ne može povećati, ako je duhovno znanje posljedica nezainteresirane ljubavi prema bližnjemu. Stoga, razumski istražitelj mora ujedno ispunjavati zapovijedi Ljubavi prema bližnjemu da bi prodro do spoznaje koja ne može biti stečena čistim razumom. Ljudi ovo ne žele prihvatiti, jer im je neshvatljivo da bi se misli rađale u srcu, da je onda razmišljanje, osjećanje i htjenje odlučujuće onoliko koliko se misli kreću u duhovnim predjelima.
Samo osoba čiji su osjećaji i volja dobri i plemeniti, onaj koji je sposoban ljubiti i želi ljubiti, može razmišljati u skladu sa Istinom, tj. slijedit će istinito razmišljanje. Jer njegove su misli vođene Duhom koji pak može djelovati samo u čovjeku koji je aktivan u Ljubavi. Duh čovjeka prima Istinu od Duha van sebe koji je zračenje Ljubavi Božje, Koji zna sve jer je Božanski, dok čovjek koji živi bez Ljubavi ne može biti dio toga zračenja od Boga i njegove misli su jednostavno samo prijenosi nepoznatih sila, jedva dotiču duhovne predjele, ili funkcioniranje misaonog organa mozga, gdje se razjašnjavaju samo zemaljska pitanja. I takvi rezultati mogu i bit će uvijek pobijeni, jer takav čovjek može uvijek pogriješiti. Ljubav i Istina ne mogu biti razdvojeni, jer su oboje Božanski i zbog toga nezamislivi jedan bez drugoga. Ljubav čini dio srca, posljedično Istina se može izroditi samo u srcu, mora biti shvaćena i također prepoznata od srca kao Istina, zatim prihvaćena i razumski razmatrana da bi tako ostala misaono vlasništvo čovjeka.
Međutim, razumski čovjek se zaluđuje, traži i istražuje ne bi li sve razložio, u tome njegovo srce ostaje nijemo i bezosjećajno, dokle god nije aktivan u Ljubavi.... i onda dođe do zaključaka koji su potpuno pogrešni; ali ih nastoji razumski prikazati rješenjima koja su lažna. Uvjeren je u ispravnost svojih zaključivanja, da bi u njih ponovno sumnjao kada je neki drugi razumski istraživač došao do drugih rezultata i smatra iznova samo ove točnima.
Duh Božji međutim, pruža jednostavna objašnjenja i jasno shvatljiva, koja su za čovjeka toliko prosvjetljujuća kada je on u Ljubavi. Ne poznaje dvojbe, jer njegovo srce, njegovo biće koje je sposobno ljubiti, osigurava mu moć spoznavanja i zbog toga su mu tumačenja Božanskog Duha razumljiva i ujedno vjerodostojna. On zna da hoda u Istini, zna također da ta Istina nikada ne može biti opovrgnuta, da ostaje uvijek i zauvijek ista, jer Istina od Boga je vječno nepromjenjiva, baš kao i Bog kao Davatelj Istine, Koji ostaje nepromjenjiv u vječnosti.
AMEN
Vertaler