Al het geestelijke, dat zich met God heeft verenigd, heeft ook dezelfde wil als Hij. De kracht van God doorstroomt het en dus zal nu worden gerealiseerd wat overeenstemt met de wil van God. Want het nu volmaakte geestelijke brengt weliswaar uit zichzelf tot stand, echter in samenhang met God, doordat het zich van de kracht bedient die het vanuit God toestroomt. Het wezen kan niets anders verwezenlijken dan wat God wil. En het zal ook geen andere wil hebben, want zijn wil heeft zich geheel aan de goddelijke wil aangepast, of ook: zijn wil gaat volledig op in de wil van God.
Deze overeenstemming van denken en willen is onuitsprekelijk gelukkig makend. Het beleeft zijn bekroning daarin dat het wezen niets onmogelijk is wat het denkt en wil en het nu door de kracht van God kan scheppen en vormen naar eigen goeddunken, zonder ooit tegen de goddelijke wil in te handelen, terwijl de wil van het wezen dat ver van God verwijderd is eigenmachtig handelt en steeds dat zal willen en denken wat tegen de goddelijke ordening is gericht. Maar volmaakt kan het wezen alleen dan zijn, wanneer het zich in volledige harmonie met de goddelijke ordening bevindt.
God heeft in Zijn wijsheid en volmaaktheid alles in de meest volmaakte ordening geschapen en zal tot in alle eeuwigheid Zijn schepping leiden met Zijn wil. Bijgevolg zal ook al het wezenlijke dat de graad van volmaaktheid heeft bereikt, eveneens de schepping verlevendigen door zijn wil. Dat wil zeggen: er zullen steeds nieuwe scheppingen ontstaan door de wil van het geestelijke, want God laat tot eigen diepe vreugde deze wezens scheppen en vormen in Zijn opdracht, in overeenstemming met Zijn plan en wijsheid. En dit is de oerstaat van het geestelijke, in welke het na ondenkbaar lange tijd weer is binnengegaan.
Het geestelijke komt zijn aanvankelijke bestemming na, doordat het de oerkracht - de liefde - tot vorm laat worden volgens zijn gedachten en zijn wil. En dit betekent voor het wezenlijke een graad van gelukzaligheid die onvoorstelbaar is, maar die ook aan al het wezenlijke ten doel is gesteld. En al gaan er ook eeuwigheden overheen, het volmaakte zal onafgebroken zijn gelukkig makende werkzaamheden uitvoeren en scheppen en vormen, en zo het universum met steeds nieuwe scheppingen vullen, die weer ten doel hebben het nog onvolmaakte wezenlijke naar volmaaktheid te leiden.
De taak van het wezenlijke bestaat dus alleen uit het weer doen opleven van de schepping, met als doel de volmaaktheid van het geestelijke dat de schepping in zich draagt. En deze taak is het voorrecht van de lichtwezens die zich in een hoge graad van volmaaktheid bevinden. Dat wil zeggen: ze zijn door wederzijdse aaneensluiting als het ware grote krachtzenders geworden die dus nu ook dienovereenkomstig kunnen werken. Ook zullen deze vele wezens slechts één wil hebben, omdat zij - met de kracht uit God - ook door Zijn wil worden doorstroomd.
Want het teken van hun gelijkenis met God is, dat hun denken enkel en alleen het verlossen van het nog onrijpe geestelijke betreft, omdat deze lichtwezens met innige liefde voor de onverloste zielen zijn vervuld en hen graag naar God willen leiden. Ze proberen hun dus eveneens de gelukzalige staat te doen toekomen. Dus moeten ze het denken van die wezens eerst veranderen en ontvankelijk maken voor licht en liefde. Dit is wederom het werkzaam zijn van de lichtwezens uit het hiernamaals, waardoor ze een taak vervullen die hun opgedragen is.
De onderrichtende krachten zijn eveneens onafgebroken aan het werk, want hun missie is buitengewoon moeilijk en vergt zo nu en dan lange tijd voor ze succes heeft. Ook deze lichtwezens vervullen alleen maar de wil van God, dat wil zeggen: zoals Gods Wijsheid het geestelijk voedsel de wezens op aarde en in het hiernamaals wil doen toekomen, zo delen de lichtwezens dit uit. Want ze hebben het hoogste inzicht en weten daarom ook in welke vorm en hoeveelheid het nog onvrije geestelijke de gaven Gods kan worden aangeboden en in welke staat van rijpheid de ontvangende zielen zich bevinden.
Elke bezigheid van de lichtwezens betreft alleen de verlossing van het nog onvrije geestelijke, zoals ook de wil van God onophoudelijk de van Hem eens uitgegane kracht weer tot Zich wil doen komen, dus al het geestelijke wil terugwinnen dat zich van Hem heeft verwijderd. Elke activiteit van de lichtwezens heeft als doel de uiteindelijke vereniging van het nog van God gescheiden geestelijke met God en daardoor het grootste geluk, door het werkzaam zijn met God en voor God in overeenstemming met Zijn wil.
Amen
VertalerAll spiritual, which has united itself with God, also stands in the same will with him. The power of God flows through it and therefore it will now come to fulfilment what corresponds to the will of God, because the now perfect spiritual certainly works out of itself, however standing in union with God, by it making use of the power, which flows towards it from God. The being cannot carry out anything else than what God wants, and it will also have no other will, because its will has completely subordinated itself to the divine will, or also its will is completely absorbed in the will of God. This agreement of thinking and wanting is something unspeakably happy, which is crowned by the fact that nothing is impossible for the being what it thinks and wants, and it can now create and form through the power of God according to its own judgement without ever acting contrary to the divine will; while in the state far away from God the will of the being acts arbitrarily and will always want and think what is directed against the divine order. However, the being can only be perfect when it is in complete harmony with the divine order. In His wisdom and perfection, God has created everything in the most perfect order and will preside over His creation with His will for all eternity. Consequently, all beings which have reached the level of perfection will likewise enliven creation through His will, i.e., new creations will constantly arise through its will, for God allows these beings to be created and shaped for His own happiness in accordance with His instructions, His plan and His wisdom. And this is the original state of the spiritual, into which it has returned after an inconceivably long time. The spiritual fulfils its original purpose by letting the original power, love, become form according to its thoughts and its will. And for the beingness this means a degree of happiness which is unimaginable but which has also been set as goal for all beingness. And even if eternities pass over it, the perfect being will constantly carry out its blissful activity and create and shape and thus fill the universe with ever new creations, which again have the purpose of leading the still imperfect being to perfection....
Amen
(14.3.1942) The task of the beingness therefore once consists of enlivening creation for the purpose of the perfection of the spiritual, which creation holds in itself, and this task is the privilege of the light beings, which stand in a high degree of perfection, i.e., they have become great power stations as it were through mutual union, which therefore can now also work accordingly. These many beings will likewise only have one will, because with the power from God they will also be permeated by His will. For that is the sign of their Godlikeness that their thinking is only and solely meant for the redemption of the still unfree spiritual, because these beings of light are filled with heartfelt love for the unredeemed souls and would like to lead them towards God, thus they likewise try to lead them to the blissful state. Thus they first have to change the thinking of these beings and make it receptive to light and love. This is again the work of beings of light in the beyond, through which they fulfil a task incumbent upon them. The teaching forces are likewise continuously at work, for their mission is infinitely laborious and sometimes requires a long time before it is successful. These beings of light also only fulfil God's will, i.e., just as God's wisdom wants to give the spiritual food to the beings on earth and in the beyond, so the beings of light distribute it, for they are in the highest realization and therefore also know in what form and abundance the gift of God can be offered to the still unfree spiritual beings and in what state of maturity the receiving souls are. Every activity of the beings of light only applies to the redemption of the unfree spiritual, just as the divine will also constantly wants to direct the power that once went out from Him to Himself again, thus wants to win back all spiritual that has distanced itself from Him. Every activity of the beings of light has as its goal the final unification of the spiritual substance, which is still separated from God, with God and thereby highest happiness through the working with God and for God in His will....
Amen
Vertaler