Vergelijk Kundgabe met vertaling

Meer vertalingen:

Opvolgers van Petrus - Kerkelijk wereldse macht

Lees in de bijbel en u zult inzien dat de geest der waarheid bij de meeste mensen kennelijk verdrongen is. Het woord van God is u daarom onthouden, opdat u, die de waarheid zoekt, niet ziende wordt. De kerkelijke overlevering wordt getrouw opgevolgd, maar in hoeverre deze overlevering met de leer van Christus overeenstemt, dat wordt niet onderzocht. En hoe vaak is de zin van het goddelijke woord niet veranderd? Hoe vaak werd het woord van God verkeerd uitgelegd en hoe zelden wordt de verkeerde uitleg bekritiseerd? Dit misleiden van de mensheid kan niet genoeg naar voren worden gebracht, het is toch de oorzaak van alle scheuringen en religieuze strijd geweest.

Toen Jezus op aarde leefde sprak Hij van het rijk Gods. Van een rijk dat niet van deze wereld is. Hij sprak niet van wereldlijke macht, Hij sprak ook niet van kerkelijke macht, van een organisatie. Hij had het ook niet over mannen die in de plaats van God zouden heersen over Zijn gemeente. Hij sprak alleen tot Zijn discipelen: "Ga heen en onderwijs alle volkeren". Hij gaf hen de opdracht de mensen te onderwijzen in Zijn leer van liefde, en Hij beloofde hun Zijn medewerking als ze in Zijn geest één bleven. Want zoals zij de liefde onderwezen, moesten zij ook zelf in liefde leven, en dan was God, die de Liefde is, ook zelf met hen.

Waar echter de liefde regeert daar is elke heersende macht overbodig. Waar de liefde regeert dient de één de ander. Waar de liefde regeert daar zijn geboden overbodig, behalve het gebod van de liefde, dat aan de mensen gepredikt moet worden omdat God dat zelf heeft gegeven. Wat de liefde leert is volgens Gods wil. Wat evenwel aan deze geboden werd toegevoegd is niet naar de wil van God, want om te gebieden is een heersende macht vereist.

Maar de mensen moeten als broeders en zusters met elkaar leven, alleen onderdanig aan de wil van God, als zij Gods rijk willen verwerven. Zij moeten zich volstrekt niet tegen de wereldlijke macht verzetten, die God heeft ingesteld voor tucht en orde als die overtreden wordt. Maar toch is Zijn rijk niet van deze wereld. In Zijn rijk is Hij alleen de Heer en machthebber. Hij heeft waarlijk geen mensen op aarde nodig die Hem vervangen en hun macht uitoefenen tegenover de medemensen. Maar waar wijst een woord van de Heer gedurende Zijn leven op aarde op zo'n macht?

Hij leefde in liefde, Hij gaf liefde en onderwees liefde. Ware liefde echter schakelt een willen heersen uit. Het sterkere mag niet beslissen voor het zwakkere, zelfs daar niet waar het vervullen van de goddelijke geboden onderwezen wordt. Want wat onder dwang wordt gedaan heeft niet heel veel waarde, al is het nog zo edel en goed. Pas als de vrije wil in de mens werkzaam is geworden, zijn deze handelingen waard door God gezien te worden. Zodoende verlangt God alleen de vrije wil van de mensen. Nooit echter hebben de mensen op aarde het recht om eigenmachtig bij de goddelijke geboden die van henzelf te voegen. En nog veel minder mag het onderhouden van deze geboden de mensen als een plicht worden opgelegd - dus geëist onder bedreiging van tijdelijke of eeuwige straffen. Want om deze straffen te ontgaan wordt nu een gebod nageleefd, waar anders geen aandacht aan zou worden geschonken. Dus kan het onderhouden van zulke geboden onmogelijk een grote waarde hebben voor God en voor de eeuwigheid.

Toen de discipelen de opdracht van Christus uitvoerden en het evangelie uitdroegen in de hele wereld, was ook het werkzaam zijn van God duidelijk zichtbaar. Want zij genazen zieken in Jezus' naam, zij dreven boze geesten uit en deden wonderen, om te bevestigen wat zij onderwezen. Want Gods geest was met hen en in hen. Alles wat zij volbrachten was het werken van Gods geest. Zij verkondigden de leer van Christus, de goddelijke leer van de liefde, en leefden hun medemensen eveneens deze liefde voor. En dat schakelde de wil tot heersen geheel uit, want zij waren als broeders en zusters onder elkaar en dienden elkaar in liefde. Dit was de taak die Jezus Christus Zijn discipelen opdroeg voor hun verdere werkzaamheden. Maar Hij heeft niet één van Zijn apostelen aangesteld als opperhoofd of als leider, naar wie alle anderen zich voegen moesten.

Maar wat nadien ontstond week geheel af van dat wat de Heer zelf vertegenwoordigde. Er werd een kerkelijk-wereldlijke macht in het leven geroepen die het gebod van de liefde in zo'n vorm goot, dat die niet meer overeen kwam met hetgeen Jezus Christus de mensen zelf heeft geleerd. Het dienen in liefde werd nog wel verlangd, maar het werd niet meer zelf beoefend. En dat was van diepgaande betekenis, want er ontstond weer hetzelfde wat Jezus Christus had gebrandmerkt tijdens Zijn leven op aarde. De mensen werden verplicht tot dat wat zij uit eigen vrije wil moesten doen. En mannen van aanzien, rang en waardigheid betitelden zich als opvolgers van de apostelen, die toch in grote armoede hun ambt bekleed hadden. Evenzo bestempelde een bouwwerk met een enorme ontplooiing van pracht zich als de "alleen zaligmakende kerk" die Jezus Christus zou hebben ingesteld met de woorden: "Jij bent Petrus, de rots".

Deze woorden zijn door mensen die naar macht streefden zo uitgelegd zoals zij ze zelf konden gebruiken. In geen geval hebben deze woorden de betekenis dat Petrus de stichter van een kerkelijke macht is, en dat de machthebbers van deze kerk de opvolgers van de apostelen zijn - van die apostelen, die zonder rang en waardigheid alleen het evangelie van de goddelijke liefdesleer in de wereld verkondigden. Petrus was de gelovigste van hen en Jezus plaatste zijn sterk geloof op de voorgrond met de woorden: "Jij bent Petrus, de rots, op deze rots wil Ik mijn kerk bouwen". Jezus noemt de gemeenschap van gelovigen Zijn kerk, want zij die het rijk Gods willen verwerven moeten zich in diepste gelovigheid aaneensluiten en zo Zijn kerk vormen. Zo is het Zijn wil, en deze wil bracht Hij in de genoemde woorden tot uitdrukking.

Het is echter niet Zijn wil, dat hoge en hoogste waardigheidsbekleders zich als hoofd van zo'n gemeenschap voelen en ook hun macht zodanig gebruiken. En ook niet dat talloze gebruiken en ceremoniën de eigenlijke kern onbelangrijk laten worden, dat wil zeggen dat de goddelijke leer van de liefde onopgemerkt blijft door louter uiterlijkheden waar teveel waarde aan wordt gehecht en zodoende de eigenlijke zending van de apostelen, de wereld in te gaan om het evangelie te verkondigen, niet meer erkend wordt. Wel kunnen er ook onder die machthebbers nog mannen zijn naar Gods hart, en hun zal Hij ook waarlijk Zijn geest en Zijn genade niet onthouden. Maar hun wijsheid is dan niet het gevolg van hun positie of hun hoge ambt dat ze bekleden, maar hun juiste levenswandel voor God. Dezen zijn dan de ware opvolgers van Petrus, want zij zijn sterk in het geloof. En uit de sterkte van het geloof putten zij de wijsheid, want dan zijn zij als een rots waaruit het levende water stroomt. Zij zijn dan de ware vertegenwoordigers van de kerk van Christus, die bestaat uit de gemeenschap van gelovigen.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Gerard F. Kotte

Sucessor de Peter.... Eclesiástico-secular power....

Leia a Bíblia e você verá que o espírito da verdade foi suprimido da maneira mais óbvia. Portanto, a Palavra de Deus foi-vos ocultada, para que vós, que buscais a verdade, não vejais. A tradição é fielmente mantida, mas até que ponto esta tradição corresponde ao ensinamento de Cristo não é examinada. E quantas vezes o significado da Palavra divina foi mudado, quantas vezes a Palavra de Deus foi mal interpretada, e quão raramente a interpretação errada foi objetivada. Esta má orientação da humanidade não pode ser suficientemente enfatizada, pois tem sido a causa de todas as divisões e lutas religiosas. Quando Jesus caminhou na terra, Ele falou do reino de Deus, de um reino que não é deste mundo.... Ele não falou do poder do mundo, nem falou de um poder eclesiástico, de uma organização; nem falou de homens que deveriam governar a Sua igreja no lugar de Deus;.... Ele falou apenas aos seus discípulos: "Ide e ensinai a todas as nações....". Ele lhes deu a comissão para instruir o povo em Seu ensinamento de amor, e prometeu-lhes Sua cooperação se permanecessem em Seu Espírito.... Porque assim que ensinavam o amor tinham que viver no amor próprio, e assim o próprio Senhor, que é amor, estava com eles. Mas onde o amor reina todo poder governante é desnecessário.... onde o amor reina um serve ao outro, e onde o amor reina mandamentos são desnecessários a menos que o mandamento do amor, que o próprio Deus deu, seja pregado às pessoas. O que o amor ensina está de acordo com a vontade divina, mas o que outros mandamentos foram acrescentados não está de acordo com a vontade de Deus, pois uma área pressupõe um poder governante..... Mas as pessoas devem viver como irmãos entre si, sujeitos apenas à vontade de Deus, assim que quiserem adquirir o reino de Deus. Eles não devem de forma alguma se levantar contra o poder mundano que Deus de fato designou para disciplina e ordem onde tal é transgredido, contudo o Seu reino não é deste mundo.... Em Seu reino só Ele é Senhor e governante, e Ele realmente não precisa de pessoas na Terra para representá-Lo e exercer seu poder sobre seus semelhantes. Mas onde uma palavra do Senhor aponta para tal poder durante a Sua caminhada na terra?.... (26.1.1942) Ele viveu uma vida de amor, Ele deu amor e ensinou o amor.... O amor verdadeiro, porém, elimina o desejo de governar.... O mais forte não deve determinar o mais fraco, mesmo onde foi ensinado o cumprimento dos mandamentos divinos. Pois uma ação realizada sob compulsão, por mais nobre e boa que seja, não deve ser muito valorizada. Somente quando o livre arbítrio se tornou ativo no ser humano é que estas ações são respeitadas diante de Deus. E assim Deus só requer o livre arbítrio do ser humano. Mas as pessoas na Terra nunca têm o direito de acrescentar arbitrariamente os seus mandamentos aos mandamentos divinos. E muito menos a observância desses mandamentos pode ser tornada obrigatória para as pessoas, ou seja, exigida sob a ameaça de castigo temporal ou eterno. Pois para escapar a essa punição, cumpre-se agora um mandamento que, de outra forma, permaneceu desatendido. Portanto, o cumprimento de tais mandamentos não pode ter um valor profundo diante de Deus e para a eternidade. Quando os discípulos realizaram a comissão de Cristo e levaram o Evangelho para todo o mundo, a atividade de Deus era claramente visível, pois eles curaram os doentes em nome de Jesus, expulsaram os espíritos maus e fizeram milagres para confirmar o que ensinavam. Porque o Espírito de Deus estava com eles e neles; tudo o que eles realizavam era obra divina do Espírito. Eles proclamaram o ensinamento de Cristo, o ensinamento divino do amor, e do mesmo modo exemplificaram o amor aos seus semelhantes, e assim o desejo de governar foi completamente eliminado, pois eles eram como irmãos entre si e serviram uns aos outros no amor. Este foi o ministério que Jesus Cristo deu aos seus discípulos para o seu trabalho posterior.... mas Ele não nomeou um dos apóstolos como chefe, como líder, ao qual todos se devem submeter. Mas o que emergiu depois desviou-se completamente do que o próprio Senhor representava. Foi trazido à existência um poder eclesiástico-mundiológico, que também trouxe todo mandamento de amor a uma forma que já não correspondia ao que o próprio Jesus Cristo ensinou às pessoas. O serviço no amor ainda era exigido, mas já não se praticava..... E isto teve um significado muito drástico, pois o mesmo surgiu novamente que Jesus Cristo denunciou na época de Sua vida na terra.... as pessoas foram ordenadas o que deveriam fazer de sua livre vontade. E homens de prestígio, posto e dignidade chamavam-se sucessores dos apóstolos que exerciam o seu ofício na extrema pobreza.... e uma estrutura de imenso esplendor se autodenominou a única igreja abençoada, que Jesus Cristo instituiu com as palavras: "Tu és Pedro, a rocha....". (27.1.1942) Estas palavras foram interpretadas como necessárias por homens que procuraram o poder; mas de modo algum as palavras admitem esta interpretação, que Pedro é o fundador de um poder eclesiástico e que os governantes que presidem a esta Igreja são os sucessores dos apóstolos.... os apóstolos que, sem categoria e dignidade, só proclamavam no mundo o Evangelho, a divina doutrina do amor. Pedro foi o mais fiel deles, e Jesus sublinhou a sua fé forte com as palavras: "Tu és Pedro, a rocha; sobre esta rocha edificarei a Minha Igreja". Ele chama a comunidade dos crentes de Sua Igreja, pois aqueles que querem adquirir o Reino de Deus devem unir-se na fé mais profunda e assim formar Sua Igreja. Esta é a Sua vontade, e Ele expressou esta vontade nas Suas palavras. Mas não é de Sua vontade que os altos e mais altos dignitários se sintam os líderes de tal congregação e também usem seu poder como tais.... que inúmeros costumes e cerimônias tornam o verdadeiro núcleo sem importância, ou seja, que o ensinamento divino do amor permaneça despercebido diante de incontáveis externalidades às quais se dá demasiado valor, e consequentemente a missão real dos apóstolos no mundo para proclamar o Evangelho não é mais reconhecida. Claro que, mesmo entre os que estão no poder, pode haver homens atrás do coração de Deus, e Deus realmente não lhes negará o Seu espírito e graça, mas a sua sabedoria não é o resultado da sua posição ou do alto cargo que ocupam, mas da sua conduta correta perante Deus. Estes então são os verdadeiros seguidores de Pedro, pois são fortes na fé, e da força da fé extraem sabedoria, pois são então como uma rocha da qual flui a água viva.... eles são então os verdadeiros representantes da Igreja de Cristo, que é a comunidade dos crentes...._>Amém

Vertaler
Vertaald door: DeepL