Er is geen andere weg omhoog dan door te dienen. Wie dus dient, die ontwikkelt zich tot volmaaktheid. Wat voorheen gebrekkig en onvolmaakt was, wordt door dienen in een toestand van vooruitgang geplaatst. Dat wil zeggen dat het wezen net zo lang omhooggaat, als het dient. De bereidwilligheid tot dienen is bepalend voor de rijpheidsgraad van het wezen. Het wezen zal er nu steeds naar streven om vrij te worden en daarom ook bewust willen dienen, omdat het daardoor volledige vrijheid verwacht te krijgen.
Als het wezen een verbinding met een uiterlijke vorm aangaat, die nauwelijks nuttig is voor de mensheid, dan zal er op de dienende functie niet al te veel een beroep gedaan worden, wat voor het geestelijke in de uiterlijke vorm een groot nadeel is. Want elk verblijf in de vorm moet het wezen een bepaalde rijpheidsgraad opleveren. Zodra de vorm nu nodig is, moet ze ook een taak vervullen. Ze moet dus dienen. De dienende toestand is een overgave van de eigen wil aan de wil van de ander. En wat tot dienen toegelaten wordt, moet ook als het ware zijn bereidwilligheid kenbaar gemaakt hebben om zich nuttig te betonen, omdat hem anders geen dienende werkzaamheid toegewezen kan worden.
Maar er bestaan ook scheppingswerken, die schijnbaar geen missie te vervullen hebben en dan is de mens gauw geneigd om te geloven dat zulke scheppingswerken nooit iets geestelijks bevatten, dat zich opwaarts ontwikkelt, maar dood en zonder geest is, dus onbezield door de goddelijke geest. Als dood voor de grote liefde van God. Maar deze gedachte is helemaal verkeerd. Er bestaat geen scheppingswerk dat zonder geestelijk leven zou zijn, zoals er ook geen scheppingswerk is, dat niet zijn doel zou hebben, ook wanneer deze voor het menselijke oog nog verborgen of voor zijn verstand nog niet te begrijpen zou zijn.
Elk scheppingswerk heeft zijn doel. Elk scheppingswerk is op de één of andere manier nodig. Gods liefde heeft vanuit Zijn wijsheid alle dingen voor een actieve werkzaamheid geschapen. En er is niets zonder zin en doel, anders zou het geen goddelijke schepping zijn. Er is niets zonder plan ontstaan en eveneens is er niets dat nutteloos is. Het kleinste scheppingswerk vervult zijn missie. Het nietigste levende wezen zijn functie en alles betreft de instandhouding van dat, wat God geschapen heeft.
En als de mens dat begrijpt, als hij zich al het geschapene als een noodzakelijkheid kan voorstellen, dan begrijpt hij ook de eeuwige Godheid. Dat wil zeggen dat Diens bestaan hem duidelijk wordt. Zodoende begint hij te geloven. Hij herkent de almacht en wijsheid van God en voelt dan ook de almachtige liefde, omdat elk scheppingswerk daar getuigenis van geeft.
God moet als de oorsprong van het hele scheppingswerk erkend worden. Pas dan kan de mens de kennis binnengeleid worden. Pas dan zal hij een open oor en hart hebben voor de waarheid. Voor de onderrichtingen, die God Zelf aan de mens geeft, die hem moeten informeren over dat, wat buiten het aardse leven ligt. Over de verhouding van de mens tot God, zijn opdracht en zijn doel. Over zijn oorsprong en zijn uiteindelijke terugkeer tot God.
Amen
VertalerNão há outro caminho para a altura que não seja o do serviço. Aquele que serve, portanto, desenvolve-se à perfeição; o que antes era deficiente e imperfeito é levado a um estado progressivo através do serviço, ou seja, o ser progride para cima enquanto serve. A vontade de servir determina o grau de maturidade do ser. Agora o ser sempre se esforçará para se tornar livre e, portanto, também quer servir conscientemente, porque assim promete a si mesmo liberdade total. Se o ser entra em uma união com uma forma externa de pouca utilidade para a humanidade, então a função de servir não será excessivamente ocupada, o que é de grande desvantagem para o ser espiritual na forma externa. Para cada estadia na forma deve ganhar o ser um certo grau de maturidade. Assim que o formulário for necessário, ele também tem uma tarefa a cumprir, deve, portanto, servir. O estado servidor é uma rendição da própria vontade sob a vontade do outro; e o que é admitido para servir deve também ter, por assim dizer, declarado a sua vontade de se provar útil, caso contrário, nenhuma actividade servidor lhe pode ser atribuída. Mas há também obras da criação que aparentemente não têm missão a cumprir, e então o ser humano está facilmente inclinado a acreditar que tais obras da criação nunca abrigam o espiritual que está em desenvolvimento mais elevado, mas estão mortos e sem espírito, assim não vividos pelo espírito divino, não vividos pelo grande amor de Deus. Mas esse pensamento é completamente errado, não há obra de criação que estaria sem vida espiritual, assim como não há obra de criação que não teria o seu propósito, mesmo que ainda estivesse escondida do olho humano ou ainda não fosse compreensível para o seu raciocínio.
b. Toda obra de criação tem o seu propósito, toda obra de criação é necessária de alguma forma. O amor de Deus, por Sua sabedoria, criou todas as coisas para uma atividade de serviço. E nada é sem sentido e propósito, senão não seria criação divina. Nada surgiu sem um plano, e também nada é inútil. A menor obra da criação cumpre a sua missão, sendo o mais ínfimo ser vivo a sua função, e tudo é para a preservação do que Deus criou. E se o ser humano entende isso, se ele pode imaginar tudo criado como uma necessidade, ele também entende a Deidade eterna, ou seja, sua existência se torna clara para ele, assim ele começa a acreditar.... ele reconhece a onipotência e a sabedoria de Deus e depois também sente o amor onipotente, uma vez que cada obra da criação lhe dá provas disso. Deus deve ser reconhecido como a origem de toda a criação, só então o ser humano pode ser guiado à realização, só então ele terá um ouvido e um coração abertos para a verdade, para os ensinamentos que o próprio Deus dá às pessoas, que se destinam a iluminá-lo sobre o que está fora da vida terrena, sobre a relação do ser humano com Deus, sua tarefa e seu objetivo, sobre seu resultado e seu retorno final a Deus....
Amém
Vertaler