Het bewustzijn een nobele daad verricht te hebben, zal de mens steeds het gevoel van innerlijke tevredenheid geven, omdat hij beseft, wat zijn bestemming is en hij zijn opdracht daarmee vervuld heeft. En zo zal alles, wat God welgevallig is, de mens vrij en blij maken, maar wat tegen de goddelijke wil in gaat, zal hem bedrukken, zolang hij het onrecht beseft, dus hij het zelf weet, dat hij onrecht gedaan heeft.
Net zo zal een strijd, die voor recht en rechtvaardigheid gevoerd wordt, die ter wille van een goede zaak gevoerd wordt, niet tegen de goddelijke wil in gaan, want steeds is het dit goede, goddelijke, wat daardoor bevorderd moet worden, zolang hebzucht en onrecht niet de oorzaken van de strijd zijn. Voor een rechtvaardige zaak te strijden, zal steeds de goedkeuring van God krijgen, want de mens moet zich immers inzetten en voor de verspreiding van het juiste en het goede zorg dragen. En dit zal steeds het geval zijn, als er uit onvrede misstanden voortgekomen zijn, die uit de wereld geholpen moeten worden.
De mens moet echter ook voor zijn tegenstander dezelfde rechten laten gelden. Hij moet dat, waar hij zelf naar verlangt, ook aan zijn tegenstander toewijzen. Hij mag niet alleen maar gebruik maken van de macht en het recht van de sterkste. Hij moet mild en wijs, zoals een vader, deze kwestie proberen af te handelen en pas dan met het wapen strijden, wanneer op zijn goed bedoelde vermaningen geen acht geslagen wordt. Dan heeft hij het recht aan zijn zijde.
En dus zal de mens gedwongen zijn om te onderkennen of een strijd vanuit het gevoel van recht en rechtvaardigheid of vanuit haat en hebzucht ontbrandt, als hij de rechtvaardiging hiervan wil doorgronden. Hij zal erop moeten letten, in hoeverre de maatregelen, die de strijd uitlokken, overeenkomen met de goddelijke geboden, want als Gods zegen daarvoor gevraagd wordt, moet het ook de wil van het strijdende mens zijn om voor God en Zijn geboden, Zijn eisen, die Hij aan de mens stelt, te strijden. Gods zegen kan alleen maar gevraagd worden voor een zaak, die door God gewild is, maar nooit voor een eigen onderneming, die duidelijk het stempel van het kwaad draagt. Strijden voor recht en gerechtigheid zal steeds beantwoorden aan de wil van God.
Hoe verschillend is het begrip van recht en rechtvaardigheid? Dat is het, wat opgehelderd moet worden. Het verkeerde denken van de mensen heeft een opvatting ten gevolge gehad, die het rechtsvaardigheidsgevoel dreigt te verstikken. Recht is, wat met het gebod van de liefde overeenkomt. Recht is, wat God door Zijn geboden aan de mensen heeft bekendgemaakt. Recht is, wat niet in strijd handelt met de goddelijke orde en de goddelijke orde is steeds de goddelijke wil. Dus al het rechtvaardige handelen moet overeenkomen met de goddelijke wil. Maar God wil, dat de mensen Hem liefhebben en de naasten als zichzelf. Als dit gebod aan al het handelen ten grondslag ligt, dan zal de mens steeds goed en rechtvaardig zijn.
„Aan Mij is de wraak“, zegt de Heer. Als dus de naaste zich schuldig gemaakt heeft jegens de mens, dan moet deze niet vergelden, maar het aan de Heer overlaten. Maar meestal is de vergeldingsdrang de oorzaak van een strijd, verbonden met de zucht naar bezit en machtshonger. Maar dit kan niet juist zijn voor God. Dan wordt er geen acht geslagen op de goddelijke geboden. Er wordt niet op een rechtvaardige manier tegen een misdadiger gestreden, maar de strijder voegt aan de bestaande misdaad een veel grotere toe, als hij nu van zijn kant wraak uitoefent, vaak op meedogenloze manier.
En God aan te roepen om versterking van zijn kracht is vermetel, want hij vraagt van God om een onrecht goed te keuren en een onderneming te zegenen, die geboren is uit slechte gedachten, die hun oorsprong niet in de liefde hebben, maar in haat tegen de medemensen. Dus moeten jullie mensen onderkennen en er steeds de maatstaf naast leggen in hoeverre er acht geslagen wordt op het gebod van de liefde voor God en de naasten door degenen, die tegen elkaar strijden.
Amen
VertalerA consciência de ter realizado um ato nobre sempre dará ao ser humano um sentimento de satisfação interior, porque ele reconhece qual é o seu propósito e cumpriu assim a sua tarefa. E assim tudo o que é agradável a Deus tornará o ser humano livre e feliz, mas o que vai contra a vontade divina o oprimirá enquanto ele reconhecer a injustiça, assim ele mesmo sabe que fez mal. Do mesmo modo, uma batalha travada pelo direito e pela justiça, travada em nome de uma boa causa, não irá contra a vontade divina, pois é sempre o bem, o divino, que deve ser promovido por ela, desde que a ganância e a injustiça não sejam a causa da batalha. A luta por uma causa justa terá sempre a aprovação de Deus, pois o ser humano deve levantar-se e cuidar da difusão do que é certo e bom. E isso será sempre assim se a discórdia tiver resultado em queixas que devem ser remediadas. No entanto, o ser humano deve sempre permitir que os mesmos direitos se apliquem ao seu adversário..... Ele também deve conceder ao seu oponente o que ele mesmo deseja, ele não deve apenas reivindicar o poder e o direito dos mais fortes, ele deve tentar resolver cada disputa como um pai e só então lutar com a arma se as suas reprovações não forem bem atendidas. Então a direita está do lado dele. E assim o homem será obrigado a distinguir se uma luta surge do sentimento de direito e justiça ou do ódio e da ganância, se ele quiser sondar a justificação dela. Ele terá que considerar até que ponto as ações do desafiador correspondem aos mandamentos divinos, pois se a bênção de Deus é exigida, a vontade do lutador deve ser também lutar por Deus e pelos Seus mandamentos, Suas exigências que Ele faz às pessoas. A bênção de Deus só pode ser pedida por uma causa que é querida por Deus, mas nunca por um começo que ostente visivelmente o selo do mal. Lutar pelo direito e a justiça sempre corresponderá à vontade de Deus. Quão diferente é o conceito de direito e justiça.... isto é o que precisa de ser esclarecido.... O pensamento errado dos homens produziu uma concepção que ameaça asfixiar todo o sentido do direito. Certo é o que corresponde ao mandamento do amor.... Certo é o que Deus fez conhecer às pessoas através dos Seus mandamentos.... Certo é o que não viola a ordem divina, e a ordem divina é sempre a vontade divina.... Portanto, todas as ações justas devem corresponder à vontade divina. Mas Deus quer que as pessoas O amem e ao seu próximo como a si mesmos. Se esse mandamento é a base de toda ação, então o ser humano terá sempre razão e justiça. "A vingança é minha", diz o Senhor.... Portanto, se o próximo pecou contra o ser humano, ele não deve se vingar, mas deixar isso para o Senhor, mas o desejo de vingança é geralmente a causa de uma luta, combinada com a ganância pelos bens e uma fome de poder. Mas isto não pode estar certo diante de Deus. Então todos os mandamentos divinos são desconsiderados, não há luta contra um ofensor de maneira justa, mas o lutador acrescenta uma ofensa muito maior à existente, de modo que ele por sua vez retalia, muitas vezes da maneira mais cruel. E chamar a Deus para fortalecer seu poder é presunçoso, pois ele espera que Deus aprove uma injustiça e abençoe um começo que nasce de maus pensamentos que não têm sua origem no amor, mas no ódio contra os semelhantes. Portanto, vós, humanos, deveis distinguir e medir sempre até que ponto o mandamento do amor a Deus e ao próximo é observado por aqueles que lutam uns contra os outros.
Amém
Vertaler