Het zijn betrekkelijk grote moeilijkheden, waaronder een verbinding van het hiernamaals naar de aarde tot stand komt, als het ontvangende deel de geestelijke stromingen, die een gemakkelijke communicatie bevorderen, niet benut.
Onwelwillend zijn de stromingen dan, wanneer alle geestelijke krachten zich in overgrote liefde naar God toewenden en kracht uit God ontvangen. Wanneer de verbinding met het volmaaktste Wezen plaatsvindt en dus niets onvolmaakts de in het licht staande wezens mag naderen, omdat de krachtschenking uit God al het onvolmaakte uit zou wissen door de onvoorstelbare lichtintensiteit.
Het gebeuren van de overdracht van de goddelijke kracht op de onvolmaakte wezens vereist echter een omhulsel van het lichtwezen, want het is het geestelijk onrijpe in de mens, dat onderwezen wordt en dit kan niet zonder gevaar het stralende licht van de geestelijke onderwijzer verdragen. Maar elk onderwijzend wezen in het hiernamaals staat in het licht. In het hiernamaals wordt de taak van leraar niet aan onvolmaakte wezens gegeven.
Als dus nu de goddelijke lichtdragers het mensenkind onderwijzen, moeten ze hem omhuld naderen. Maar het ontvangen van goddelijke kracht laat het lichtwezen in de hoogste lichtintensiteit stralen. En het licht doordringt elk omhulsel. Bijgevolg moeten de wezens zich ver van het aan aarde gebonden wezen verwijderen. Het begrip ‘ver’ moet niet als een ruimtelijke verwijdering begrepen worden, maar de afstand moet vergroot worden. De geestelijke kracht, die het mensenkind toegestuurd wordt, moet verminderd worden. En dit komt nu in een moeilijke ontvangst van de boodschappen tot uiting, wat nog moeilijker wordt, als de ontvangende mens er niet met alle zinnen naar verlangt.
Maar omgekeerd kunnen de lichtwezens buitengewoon succesvol werken, als ze hun verwijdering mogen verminderen. Een kind, dat hongerig is naar ontvangst, kan in zekere zin dichter bij het licht staan. Het verlangen naar het licht laat een sterkere lichtintensiteit onschadelijk zijn en als de lichtdrager weer een overeenkomstig omhulsel heeft omgedaan, kan hij zich gemakkelijker met het geestelijke in de mens in verbinding stellen en dit wordt merkbaar door een ongehinderde ontvangst van het goddelijke woord.
En zo is de kracht uit God in staat om in verschillende sterkten te werken. Er zijn altijd bepaalde stromingen, die vaak herkenbaar zijn aan een sterkere wil om te ontvangen en het moeiteloos opnemen, waarop gelet moet worden. Maar om nu ook de goddelijke genade in stromen vol licht waardig te worden, moet de mens zijn gehele wil aanwenden om zich te veredelen. Hij moet alles mijden, wat de geest zou kunnen hinderen bij de vlucht omhoog. Hij moet zonder bedenkingen de aarde ontvluchten en zo de kracht uit God in versterkte mate in ontvangst kunnen nemen.
Nu probeert de goddelijke liefde het geestelijke naar de hoogte te leiden en daarom zijn de lichtdragers erop bedacht om de mensen zonder ophouden licht en kracht te geven, opdat het ontvangende mensenkind niet ontmoedigd wordt door een vergeefs ingespannen luisteren naar het woord uit de hoogte. Daarom zijn de wezens in het hiernamaals, die gedienstig zijn en bereidwillig om lief te hebben, aangewezen om de boodschappen te herhalen. Deze wezens kunnen slechts dat, wat hun opdracht is, overbrengen. Ze kunnen dus niet eigenmachtig iets aan de mensen geven, wat tegen de wil van de lichtdragers, dus tegen de goddelijke wil, zou zijn.
En zulke herhalingen worden dan steeds aangeboden, wanneer de goddelijke liefdesgeest zich verenigt met Zijn wezen. Tenzij de wil om te ontvangen of het verlangen naar zendingen van boven niet buitengewoon groot is. Maar een in de diepste liefde staand mensenkind, wiens hart naar goddelijke gaven verlangt, wordt in de lichtkring opgenomen, maar hij wordt tegen de buitengewone lichtintensiteit, die hem schade zou berokkenen, liefdevol beschermd.
Amen
VertalerEs sind verhältnismäßig große Schwierigkeiten, unter denen eine Verbindung vom Jenseits zur Erde zustande kommt, so der empfangende Teil die geistigen Strömungen nicht nützet, die eine leichte Verständigung begünstigen. Ungünstig sind die Strömungen dann, wenn alle geistigen Kräfte sich Gott zuwenden in übergroßer Liebe und Kraft aus Gott empfangen.... wenn die Verbindung mit dem vollkommensten Wesen stattfindet und also nichts Unvollkommenes den im Licht stehenden Wesen sich nahen darf, da die Kraftzuwendung aus Gott alles Unvollkommene auslöschen würde durch die unvorstellbare Lichtfülle. Der Vorgang der Vermittlung göttlicher Kraft auf die unvollkommenen Wesen bedingt jedoch eine Umhüllung des Lichtwesens, denn es ist das noch nicht reife Geistige im Menschen, das belehrt wird, und es kann dieses nicht ungefährdet das strahlende Licht des geistigen Lehrers ertragen. Jedes belehrende Wesen im Jenseits aber steht im Licht.... Unvollkommenen Wesen wird das Amt eines Lehrenden im Jenseits nicht übertragen. So nun also die göttlichen Lichtträger das Erdenkind unterweisen, müssen sie sich demselben verhüllt nahen.... Das Empfangen göttlicher Kraft aber läßt das Lichtwesen in höchster Lichtfülle erstrahlen. Und es durchdringt das Licht jegliche Umhüllung.... Also müssen sich die Wesen unendlich weit von dem erdgebundenen Wesen entfernen. Es ist der Begriff "weit" nicht als räumliche Entfernung zu verstehen, sondern es muß der Abstand vergrößert werden.... es muß die geistige Kraft verringert werden, die dem Erdenkind zugeht.... Und es äußert sich dies nun in schwierigem Empfang der Botschaften, der noch erhöht wird, so der empfangende Mensch nicht mit allen Sinnen danach verlangt. Umgekehrt aber können die Lichtwesen außerordentlich erfolgreich wirken, so sie ihre Entfernung verringern dürfen. Ein empfangshungriges Kind kann gleichsam dem Licht näherstehen, das Verlangen nach dem Licht läßt eine stärkere Lichtfülle unschädlich sein, und so der Lichtträger wieder eine entsprechende geistige Hülle angelegt hat, kann er sich mit dem Geistigen im Menschen leichter in Verbindung setzen, und dies macht sich bemerkbar in ungehindertem Empfang des göttlichen Wortes. Und so vermag die Kraft aus Gott in verschiedener Stärke zu wirken. Es sind immer gewisse Strömungen zu beachten, die auch oft erkenntlich sind an vermehrtem Empfangswillen und mühelosem Aufnehmen. Um nun aber auch in lichtvollen Strömungen der göttlichen Gnade gewürdigt zu werden, muß der Mensch seinen ganzen Willen aufwenden, sich zu veredeln. Er muß alles meiden, was den Geist hindern könnte am Höhenflug.... Er muß ohne Bedenken der Erde entfliehen und also die Kraft aus Gott in verstärktem Maß in Empfang nehmen können.
Nun suchet die göttliche Liebe, das Geistige zur Höhe zu leiten, und es sind daher die Lichtträger darauf bedacht, den Menschen ununterbrochen Licht und Kraft zu vermitteln, auf daß das empfangende Erdenkind nicht entmutigt werde durch vergebliches Horchen auf das Wort aus der Höhe. Es sind daher die jenseitigen Wesen, die dienst- und liebewillig sind, angewiesen, Botschaften zu wiederholen.... Es können diese Wesen nur das vermitteln, was ihnen als Auftrag wird. Sie können also nicht eigenmächtig etwas den Menschen geben, was wider den Willen der Lichtträger, also wider den göttlichen Willen, wäre. Und es werden solche Wiederholungen stets dann geboten, wenn göttlicher Liebegeist mit Seinen Wesen Sich vereint.... oder der Wille zum Empfangen oder das Verlangen nach den Sendungen von oben nicht außergewöhnlich groß ist. Doch ein in innigster Liebe stehendes Erdenkind, dessen Herz nur nach göttlicher Gabe verlangt, wird aufgenommen in den Lichtkreis, doch vor übergroßer Lichtfülle, die ihm schaden würde, liebevoll geschützt....
Amen
Vertaler